
Jurisprudentie
BI4491
Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-05-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806636/1/H3
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806636/1/H3
Statusgepubliceerd
Indicatie
Op 8 oktober 2007 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) aan [wederpartij A] medegedeeld dat naar aanleiding van zijn melding een onderzoek door de Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: de VWA) is ingesteld en dat op basis daarvan niet is gebleken dat in de autogaragebox aan de [locatie] te [plaats] in strijd met de wet alcohol wordt verkocht.
Uitspraak
200806636/1/H3.
Datum uitspraak: 20 mei 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 17 juli 2008 in zaak nr. 07/5508 in het geding tussen:
[wederpartij A] en [wederpartij B]
en
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
1. Procesverloop
Op 8 oktober 2007 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) aan [wederpartij A] medegedeeld dat naar aanleiding van zijn melding een onderzoek door de Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: de VWA) is ingesteld en dat op basis daarvan niet is gebleken dat in de autogaragebox aan de [locatie] te [plaats] in strijd met de wet alcohol wordt verkocht.
Bij besluit van 13 november 2007 heeft de minister het door [wederpartij A] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 17 juli 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [wederpartij A] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 november 2007 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 augustus 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 september 2008.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2008, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. F. Drop en R. van Geffen, werkzaam bij de VWA, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De minister heeft zich in het voor de rechtbank bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de reactie van de VWA van 8 oktober 2007 op de melding van [wederpartij A] van algemene informatieve aard is, niet is gericht op rechtsgevolg en derhalve geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Op die grond is [wederpartij A] niet ontvangen in zijn bezwaar.
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat de melding van [wederpartij A] moet worden aangemerkt als een verzoek om een bestuurlijke boete op te leggen en dat de afwijzing daarvan een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft daarom het beroep gegrond verklaard en het besluit op bezwaar vernietigd. Zij heeft echter de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten omdat naar haar oordeel [wederpartij A] geen belanghebbende is bij het besluit en het bezwaar om die reden niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard.
2.3. De minister bestrijdt de overweging van de rechtbank dat [wederpartij A] heeft verzocht om het opleggen van een bestuurlijke boete wegens overtreding van de Drank- en Horecawet. [wederpartij A] heeft, aldus de minister, een klacht ingediend. De reactie op die klacht brengt geen wijziging in de rechtspositie van de klager en kan daarom volgens hem niet als besluit worden aangemerkt.
2.4. [wederpartij A] heeft op 27 september 2007 telefonisch bij de VWA gemeld hinder te ondervinden van een medebewoner die, naar [wederpartij A] stelt, dagelijks vanuit zijn autogaragebox aan de [locatie] te [plaats] alcohol schenkt. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat deze melding niet kan worden aangemerkt als een verzoek om handhaving in de vorm van het opleggen van een bestuurlijke boete. Ook overigens ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de reactie van de VWA van 8 oktober 2007 op de melding van [wederpartij A] moet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen ingevolge die wet bezwaar en beroep openstaat. De minister heeft derhalve terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank ten onrechte het door [wederpartij A] ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 13 november 2007 van de minister vernietigd.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [wederpartij A] tegen het besluit van 13 november 2007 van de minister alsnog ongegrond verklaren.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 17 juli 2008 in zaak nr. 07/5508;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Tuyll van Serooskerken
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2009
290.