Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI4499

Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-05-20
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808153/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 1 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Blaricum (hierna: het college) met toepassing van vrijstelling op grond van de artikelen 15 en 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) aan [vergunninghouder] een reguliere bouwvergunning verleend voor de bouw van een woning met garage/berging (hierna: het bouwplan) op het perceel [locatie], kadastraal bekend gemeente Blaricum, sectie D, nrs. 786 (ged.) en 1040 (ged.) (hierna: het perceel).


Uitspraak

200808153/1. Datum uitspraak: 20 mei 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2008 in zaak nr. 07/4997 in het geding tussen: appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Blaricum. 1. Procesverloop Bij besluit van 1 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Blaricum (hierna: het college) met toepassing van vrijstelling op grond van de artikelen 15 en 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) aan [vergunninghouder] een reguliere bouwvergunning verleend voor de bouw van een woning met garage/berging (hierna: het bouwplan) op het perceel [locatie], kadastraal bekend gemeente Blaricum, sectie D, nrs. 786 (ged.) en 1040 (ged.) (hierna: het perceel). Bij besluit van 30 november 2007 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 25 september 2008, verzonden op 29 september 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 april 2009. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De vergunninghouder heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend. [appellanten] hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2009, waar [een der appellanten], bijgestaan door mr. L.J.H. de Vink en D.R. Jackson, het college, vertegenwoordigd door mr. I. Lelieveld, werkzaam bij de gemeente Blaricum, en [vergunninghouder] zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college een juiste toepassing heeft gegeven aan het in het bestemmingsplan vervatte zogenoemde bouwstippensysteem. Zij voeren aan dat voorbij is gegaan aan de toelichting bij het bestemmingsplan, waaruit volgens hen volgt dat de bouwstippen in verband met het waarborgen van de privacy op nauwkeurig overwogen plaatsen zijn aangebracht. 2.2. Ingevolge artikel 9, derde lid, onder a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Dorp I" mag, voor zover thans van belang, het aantal woningen per bouwvlak, zoals dat aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan, niet meer bedragen dan het op de kaart in dit bouwvlak ingetekende aantal stippen. In de plantoelichting (p. 17) is, voor zover thans van belang, vermeld dat het binnen het bestemmingsvlak mogelijk is een keuze voor de locatie van eventuele bebouwing te maken, doch met het oog op het handhaven van het open karakter van het gebied is het bouwen aan regels gebonden voor wat betreft oppervlakte en afstand tot de perceelsgrens. 2.2.1. Het betoog van [appellanten] faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat uit voormeld planvoorschrift en de plantoelichting volgt dat de stippen op de plankaart uitsluitend aangeven hoeveel woningen er binnen het bouwvlak waarbinnen de stippen liggen mogen worden gebouwd en dat de plaatsing van de stip niet bepalend is voor de locatie van de woning. Het feit dat het perceel privaatrechtelijk is afgesplitst van een groter perceel waarop de bouwstip is geplaatst, is niet relevant nu ingevolge voormeld planvoorschrift niet de ligging van de stip binnen een perceel maar in een bouwvlak bepalend is. Het feit dat twee oorspronkelijk vrijstaande woningen met elkaar zijn verbonden tot één woning, betekent niet dat met het bouwplan het aantal woningen wordt vergroot nu van de zijde van het college en [vergunninghouder] onbetwist is gesteld dat van de met elkaar verbonden woningen zoveel is afgebroken dat het geheel voldoet aan de in het bestemmingsplan gestelde maximale omvang van één woning. 2.3. [appellanten] betogen voorts dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan hun kritiek op het positieve advies van de welstandscommissie over het bouwplan. 2.3.1. Dit betoog faalt evenzeer. De rechtbank heeft in de kritische kanttekeningen die door [appellanten] bij het welstandsadvies zijn geplaatst terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college dat advies niet aan zijn in bezwaar gehandhaafde besluit ten grondslag mocht leggen. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. O. de Savornin Lohman en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Rop voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2009 417.