
Jurisprudentie
BI4520
Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-05-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807552/1/H2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807552/1/H2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 6 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond (hierna: het college) aan [partij] (lees: [appellante] een vergoeding van € 15.000, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag van uitbetaling, toegekend voor door [appellante] geleden planschade.
Uitspraak
200807552/1/H2.
Datum uitspraak: 20 mei 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 23 september 2008 in zaak nr. 08/762 in het geding tussen voormelde rechtspersoon
en
het college van burgemeester en wethouders van Roermond.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond (hierna: het college) aan [partij] (lees: [appellante] een vergoeding van € 15.000, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag van uitbetaling, toegekend voor door [appellante] geleden planschade.
Bij besluit van 7 april 2008 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 september 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 oktober 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 mei 2009, waar het college, vertegenwoordigd door P.J.J. Lenders en W.V. Drent is verschenen. [appellante] is met kennisgeving niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals deze wet en dit artikel luidden ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een vrijstelling van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. Bij besluit van 16 november 2004 is vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO verleend voor de realisatie van 16 woningen aan de Tramweg te Herten.
Het college heeft bij besluit van 6 februari 2007 aan [appellante] een vergoeding van € 15.000, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag van uitbetaling, toegekend voor door [appellante] ten gevolge van voormelde vrijstelling geleden planschade. De hoogte van de vergoeding heeft het college gebaseerd op een advies van de stichting Stichting Advisering Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ) van november 2006.
Het besluit van 7 april 2008 strekt tot handhaving van dat besluit. Het college heeft daaraan mede een nader advies van de SAOZ naar aanleiding van een taxatierapport van Lenders makelaardij&taxaties (hierna: Lenders) ten grondslag gelegd.
2.3. Het hoger beroep richt zich slechts tegen het oordeel van de rechtbank dat het college het door de SAOZ gegeven advies met betrekking tot de omvang van de geleden schade en de hoogte van de uit te keren vergoeding aan het besluit van 6 februari 2007 ten grondslag heeft mogen leggen. De door SAOZ gemaakte planologische vergelijking is niet in geschil.
2.4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college is uitgegaan van een te geringe zwaarte van de planologische gevolgen voor [appellante]. De SAOZ heeft het planologisch nadeel omschreven als "betrekkelijk zwaar", maar zonder enige nadere motivering het nadeel bepaald op een bedrag aan de onderkant in de bijbehorende categorie 5-10%, te weten € 15.000. Nu de door [appellante] ingeschakelde taxateurs, uitgaande van de planologische vergelijking als gemaakt door de SAOZ, het planologisch nadeel hebben geschat op € 26.000, respectievelijk € 30.000, had het college een hoger bedrag aan planschadevergoeding moeten toekennen.
2.4.1. Naar aanleiding van het conceptadvies van de SAOZ heeft [appellante] een taxatierapport van J.H.J. Franken (hierna: Franken) overgelegd. In bezwaar heeft [appellante] een taxatie van Lenders overgelegd. In beroep heeft [appellante] een taxatie overgelegd van Makelaardij Theo Direks VOF (hierna: Direks).
Bij herzien definitief advies van november 2006 heeft de SAOZ op de taxatie van Franken gereageerd. Daarbij heeft de SAOZ geconcludeerd dat die taxatie niet berust op juiste feiten en grondslagen, omdat er ten onrechte onderscheid is gemaakt tussen woonhuis en (bedrijfs)gronden, een afwijkende peildatum wordt gebezigd en er geen planologische vergelijking aan de taxatie ten grondslag ligt. Naar aanleiding van de taxatie van Lenders in bezwaar heeft de SAOZ desgevraagd een nader advies gegeven. Daarbij heeft de SAOZ geconcludeerd dat uit de taxatie van Lenders niet blijkt dat een planologische vergelijking heeft plaatsgevonden en voorts dat Lenders uitkomt op een schadebedrag dat 10% van de waarde van het object bedraagt, hetgeen zou betekenen dat sprake is van een als zeer zware of bovenmatig aan te merken planologische inbreuk. Daarvan is volgens de SAOZ geen sprake. Naar aanleiding van de taxatie van Direks is geen nader advies gevraagd aan de SAOZ.
De waarde van het object op 15 november 2004 van € 280.000 is niet in geschil. In geschil is de waarde ervan na de verleende vrijstelling en de daaruit volgende waardedaling. De SAOZ heeft die waarde getaxeerd op € 265.000 en Franken en Direks op € 250.000 en Lenders heeft de waardedaling getaxeerd op 10%.
2.4.2. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, mag het college in beginsel op de adviezen van de SAOZ afgaan, tenzij blijkt dat deze adviezen op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inhoudelijk niet concludent of consistent, of niet voldoende kenbaar zijn. De SAOZ heeft op de taxaties van Franken en Lenders gereageerd, zodat geen grond is voor het oordeel dat de adviezen waarop het college de toegekende vergoeding heeft gebaseerd niet zorgvuldig tot stand gekomen zijn. De taxatie van Direks biedt ten opzichte van die twee eerdere taxaties geen nieuwe gezichtspunten, zodat het college niet gehouden was naar aanleiding van die taxatie opnieuw te vragen om daarop te reageren.
2.4.3. De rechtbank heeft in het door [appellante] aangevoerde en de door hem overgelegde taxaties terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college niet mocht afgaan op de adviezen van de SAOZ, nu uit het aldus aangevoerde en uit deze taxaties niet blijkt dat de wijze waarop de SAOZ de waardevermindering heeft vastgesteld onjuist is. Evenmin is in de door [appellante] overgelegde taxaties onderbouwd waarom de schade op een zoveel hoger bedrag moet worden vastgesteld dan de SAOZ heeft gedaan. Dat de SAOZ het planologisch nadeel heeft omschreven als 'betrekkelijk zwaar' betekent, anders dan [appellante] betoogt, niet dat de waardevermindering op een bedrag hoger dan € 15.000 zou moeten vastgesteld.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2009
362.