Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI4529

Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-05-20
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200803501/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 23 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] lichte bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een dakkapel op een garage aan de [locatie] te 's-Hertogenbosch (hierna: het perceel).


Uitspraak

200803501/1. Datum uitspraak: 20 mei 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 maart 2008 in zaak nr. 07/1936 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch. 1. Procesverloop Bij besluit van 23 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] lichte bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een dakkapel op een garage aan de [locatie] te 's-Hertogenbosch (hierna: het perceel). Bij besluit van 24 april 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de weigering lichte bouwvergunning te verlenen onder aanvulling van de motivering daarvan gehandhaafd. Bij uitspraak van 31 maart 2008, verzonden op 2 april 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 juni 2008. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. I.J.J.M. Roorda, advocaat te Vught, en het college, vertegenwoordigd door mr. I. de Leeuw, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het bouwplan voorziet in het plaatsen van een dakkapel op het schuine dakvlak van een aan de woning op het perceel aangebouwde voormalige garage. 2.2. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend. Ingevolge artikel 44, derde lid, van de Woningwet is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de lichte bouwvergunning. Ingevolge artikel 12, derde lid, van de Woningwet blijven de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet buiten toepassing, indien die leiden tot strijd met het bestemmingsplan of met de in de bouwverordening opgenomen voorschriften van stedenbouwkundige aard. Ingevolge artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet stelt de gemeenteraad een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die burgemeester en wethouders toepassen bij hun beoordeling: a. of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand; b. of het uiterlijk van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. 2.3. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 12a van de Woningwet heeft de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch op 22 juni 2004 een welstandsnota vastgesteld, waarin naast algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria, eveneens zogenoemde sneltoetscriteria zijn opgenomen (hierna: de welstandsnota). Uit de adviezen van de welstandscommissie van de gemeente 's-Hertogenbosch (hierna: de welstandscommissie) van 18 oktober 2006 en 3 januari 2007 volgt dat het bouwplan eerst is getoetst aan de zogenoemde sneltoetscriteria die op grond van de welstandsnota gelden voor dakkapellen. Het bouwplan is hiermee in strijd, aldus de welstandscommissie in het welstandsadvies van 18 oktober 2006. Vervolgens is het bouwplan alsnog aan de algemene welstandscriteria getoetst, hetgeen heeft geleid tot het welstandsadvies van 3 januari 2007. 2.4. Het betoog van [appellant] dat de voor dakkapellen geldende sneltoetscriteria de bouwmogelijkheden die het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Maaspoort-Oud-Empel" (hierna: het bestemmingsplan) biedt beperken en aldus onverbindend zijn, kan niet slagen, reeds omdat indien wordt geoordeeld dat een bouwplan niet aan de sneltoetscriteria voldoet, dat niet betekent dat dat bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand, doch slechts dat het aan de algemene welstandscriteria dient te worden getoetst. 2.5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt kon stellen dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand. 2.5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 22 maart 2006 in zaak nr. 200506325/1), mag het college, hoewel hij niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij de aanvrager of een derde-belanghebbende een deskundigenrapport overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is slechts anders indien het advies van de welstandscommissie naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. 2.5.2. De welstandscommissie heeft zich in haar advies van 3 januari 2007 op het standpunt gesteld dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, omdat het bouwplan niet voldoet aan vier met name genoemde algemene welstandscriteria. Voorts verstoort de plaatsing van een dakkapel op de aanbouw het ondergeschikte karakter van die aanbouw, is de voorgestelde dakkapel niet op de architectuur van de woning afgesteld en wordt in de maatvoering van het kozijn geen aansluiting gezocht bij de vormgeving van de kozijnen in de woning, aldus de welstandscommissie. De rechtbank heeft in het door [appellant] in beroep aangevoerde terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het welstandsadvies van 3 januari 2007 naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college het niet aan zijn beslissing op bezwaar ten grondslag heeft mogen leggen. Nu [appellant] geen deskundigenrapport heeft overgelegd, heeft de rechtbank evenzeer terecht overwogen dat het college in dit geval mocht uitgaan van dat welstandsadvies. 2.5.3. [appellant] betoogt voorts tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het in de welstandsadviezen neergelegde standpunt van de welstandscommissie dat het bouwplan met redelijke eisen van welstand in strijd is, een onaanvaardbare belemmering oplevert voor de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2007 in zaak nr. 200602200/1, terecht overwogen dat, nu het bestemmingsplan niet uitdrukkelijk voorziet in het plaatsen van dakkapellen op het voordakvlak, het primaat van het bestemmingsplan niet zover gaat dat geen ruimte meer bestaat voor een negatief welstandsoordeel indien het ingediende bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, zodat de in de welstandsnota opgenomen welstandscriteria op grond van artikel 12, derde lid, van de Woningwet niet buiten toepassing dienen te blijven. 2.5.4. De conclusie is dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt kon stellen dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand. 2.6. [appellant] betoogt voorts dat het besluit van 24 april 2007 in strijd met het gelijkheidsbeginsel is genomen. Het college heeft drie soortgelijke dakkapellen, aangebracht aan woningen aan de Schout Dicbierlaan, wel in overeenstemming met redelijke eisen van welstand geacht en daarvoor bouwvergunning verleend, aldus [appellant]. 2.6.1. Het college heeft ter zitting onweersproken gesteld dat in twee van de door [appellant] genoemde gevallen de dakkapellen zijn vergund vóór de vaststelling van de welstandsnota. In het derde door [appellant] genoemde geval heeft het college bij besluit van 22 september 2004, beslissend op een aanvraag van 7 september 2004, bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een identieke dakkapel als de voorliggende op een woning op het perceel Schout Dicbierlaan 7. Weliswaar dateren de aanvraag voor die dakkapel en het terzake gegeven welstandsadvies, evenals de voorliggende aanvraag en welstandsadviezen van na de vaststelling van de welstandsnota, maar omdat eerder, op 19 maart 2004, derhalve vóór de vaststelling van de welstandsnota, een aanvraag voor het plaatsen van een dakkapel op dat adres was ingediend, welke niet voldeed aan redelijke eisen van welstand, waarna op advies van de welstandscommissie de desbetreffende aanvraag is ingediend, heeft de welstandscommissie deze aanvraag getoetst aan welstandseisen van vóór de vaststelling van de welstandsnota en deze, blijkens een advies van 21 september 2004, daarmee in overeenstemming geacht. Het college heeft voorts, zich baserend op dat welstandsadvies, bouwvergunning verleend. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college genoegzaam heeft gemotiveerd dat het door [appellant] genoemde geval zodanig afwijkt van het voorliggende geval, dat in verband daarmee een andere behandeling is gerechtvaardigd. De rechtbank heeft in het beroep aangevoerde dan ook terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het besluit van 24 april 2007 in strijd met het gelijkheidsbeginsel is genomen. Het betoog faalt. 2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 2.9. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat. w.g. Wortmann w.g. De Haseth lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2009 414-476.