
Jurisprudentie
BI4539
Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-05-20
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807861/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-20
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807861/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 14 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een woning met berging op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Uitspraak
200807861/1/H1.
Datum uitspraak: 20 mei 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 23 september 2008 in zaak nr. 08-2827 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een woning met berging op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 5 maart 2008 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 september 2008, verzonden op 26 september 2008, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 5 maart 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 november 2008.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2009, waar het college, vertegenwoordigd door E.N. Vrijman, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door H. van Emden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een woning met berging voor particulier gebruik. De woning heeft, exclusief berging, een breedte van circa 8,3 m, een diepte van circa 16,5 m, een goothoogte van circa 3,3 m en een nokhoogte van circa 9,3 m.
2.2. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse als bestemmingsplan geldende uitbreidingsplan "Plan in hoofdzaak der gemeente Westzaan" en het daarop aanvullend geldende bestemmingsplan "Aanvullende bestemmingsplanvoorschriften 1985".
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het besluit van 5 maart 2008 om te weigeren vrijstelling voor het bouwplan te verlenen niet berust op een deugdelijke motivering. Daartoe voert het college aan dat het bouwplan in strijd is met het toekomstige bestemmingsplan "Lintbebouwing Westzaan". Voorts voert het college daartoe aan dat het oprichten van woningen op het zogenoemde Avisterrein niet gelijk aan of rechtens vergelijkbaar met het bouwplan is.
2.3.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet bereid is vrijstelling voor het bouwplan te verlenen, nu het vanwege zijn afmetingen in strijd is met het door de raad van de gemeente Westzaan bij besluit van 27 september 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Lintbebouwing Westzaan". Dit standpunt is in overeenstemming met het uitgangspunt van de nota "Actualisatie notitie vrijstellingenbeleid ex artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening Zaanstad 2006" dat het bestemmingsplan het uitgangspunt van het gemeentelijk ruimtelijk beleid is. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft het college hiermee voldoende gemotiveerd waarom het niet bereid is vrijstelling voor het bouwplan te verlenen. Niet is gebleken dat in het bestemmingsplan "Lintbebouwing Westzaan" niet de ter plaatse gewenste ontwikkelingen zijn opgenomen, te minder nu dit bestemmingsplan het oprichten van woningen op het zogenoemde Avisterrein mogelijk maakt.
2.3.2. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, vormt de omstandigheid dat het oprichten van de woningen op het zogenoemde Avisterrein in overeenstemming is met het bestemmingsplan "Lintbebouwing Westzaan", terwijl het bouwplan in strijd is met dit bestemmingsplan, een rechtens relevant onderscheid. Van gelijke of rechtens vergelijkbare gevallen is dan ook reeds daarom geen sprake.
2.4. Gelet op het vorenstaande, bestaat geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling voor het bouwplan te verlenen. Aan hetgeen het college aanvoert omtrent de voor het verlenen van vrijstelling vereiste verklaring van geen bezwaar wordt derhalve niet toegekomen.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 5 maart 2008 van het college, gelet op het voorgaande, alsnog ongegrond verklaren.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 23 september 2008 in zaak nr. 08-2827;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Sloots
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2009
499.