Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI4693

Datum uitspraak2009-06-16
Datum gepubliceerd2009-06-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers09/00509
Statusgepubliceerd


Indicatie

Nu verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de HR door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is art. 437.2 Sv niet in acht genomen, zodat verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.


Conclusie anoniem

Nr. 09/00509 Mr Fokkens Zitting: 19 mei 2009 Conclusie inzake: [Verdachte] 1. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch bij arrest van 6 januari 2009, LJN BG8922, wegens moord veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren. Tevens heeft het Hof gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevolen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd, met het advies dat pas met de behandeling zal worden gestart nadat verdachte tweederde van de opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen voor een bedrag van € 3.891,22 in combinatie met de maatregel ex art. 36f Sr te vervangen door 48 dagen hechtenis. 2. Tegen deze uitspraak heeft verdachte beroep in cassatie ingesteld. 3. De onderhavige zaak is bekend geworden als de bijlmoord op het NS-station Roosendaal. Ten laste van verdachte heeft het Hof bewezen verklaard dat 'hij op 08 september 2007 te Roosendaal opzettelijk en met voorbedachte raad [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, [slachtoffer] meermalen met een bijl op het hoofd geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden'. 4. Voor de beoordeling van het cassatieberoep is van belang dat op 13 februari 2009 aan de verdachte in persoon de aanzegging is uitgereikt inhoudende dat de stukken van het geding bij de Hoge Raad zijn ingekomen (art. 435 lid 1 Sv). Na ommekomst van de daarvoor in de wet gestelde termijn van twee maanden (art. 437 lid 2) is bij de griffie van de Hoge Raad geen schriftuur ingediend door de raadsman van verdachte inhoudende de middelen van cassatie. Dit betekent dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep. 5. In zoverre ten overvloede merk ik op dat ook indien een raadsman tijdig een schriftuur houdende middelen van cassatie zou hebben ingediend, de Hoge Raad niet aan een inhoudelijke behandeling van de zaak zou zijn toegekomen. De reden daarvoor is dat de verdachte te laat beroep in cassatie heeft ingesteld. Uit de op de voet van art. 451a Sv opgemaakte schriftelijke verklaring blijkt dat de verdachte op vrijdag 23 januari 2009 beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het op 6 januari 2009 uitgesproken arrest. Dat is buiten de daarvoor in art. 432 lid 1 Sv gestelde termijn van veertien dagen. Ook dit zou hebben meegebracht dat verdachte niet-ontvankelijk is in zijn ingestelde beroep. 6. Ik concludeer dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn beroep in cassatie. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden


Uitspraak

16 juni 2009 Strafkamer Nr. 09/00509 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 januari 2009, nummer 20/002752-08, in de strafzaak tegen: [Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Amsterdam, locatie Het Veer" te Amsterdam. 1. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld. De Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep. 2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen. 3. Beslissing De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 16 juni 2009.