
Jurisprudentie
BI4751
Datum uitspraak2009-04-22
Datum gepubliceerd2009-05-22
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 09/1227 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-22
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 09/1227 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bijstand. De brief die de start van verzoekster op een traject bevestigt is geen besluit in de zin van de Awb, want niet op rechtsgevolg gericht.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/1227 WWB
Uitspraak van de voorzieningenrechter
in de zaak tussen:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. S. Mathoerapersad,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.M. Tjen A Kwoei.
1. Procesverloop
Verzoekster heeft op 25 maart 2009 een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoekster ingediende bezwaarschrift van 25 maart 2009 gericht tegen de brief van verweerder van 5 maart 2009.
De voorzieningenrechter (hierna ook: de rechter) heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 april 2009.
Verzoekster en haar gemachtigde zijn - met kennisgeving - niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Verzoekster ontvangt sinds 15 november 2003 een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Verweerder heeft haar op 23 februari 2009 aangemeld voor begeleiding bij het Concern Congres Centrum (hierna: het CCC), een organisatie waarmee verweerder samenwerkt op het gebied van arbeidsre-integratie.
2.2. Bij brief van 5 maart 2009 heeft verweerder de start van verzoekster op 7 april 2009 bij het CCC aan haar bevestigd. Hierbij heeft verweerder meegedeeld dat verzoekster op 7 april 2009 om 8.30 uur wordt verwacht. Zoals met verzoekster besproken, gaat zij deelnemen aan een leerwerktraject van maximaal 12 maanden. Tijdens dit traject wordt verzoekster begeleid naar een vaste baan, aldus verweerder.
2.3. Verzoekster heeft tegen deze brief bezwaar gemaakt en het onderhavige verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, inhoudende schorsing van haar verplichting tot deelname aan het re-integratietraject.
2.4. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank, voor zover hier van belang, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.5. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan alleen tegen een besluit bezwaar worden gemaakt.
2.6. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Volgens de wetsgeschiedenis is met het woord "rechtshandeling" in deze bepaling bedoeld aan te geven dat het moet gaan om een handeling die is gericht op rechtsgevolg. Daarvan is sprake indien is beoogd om een bevoegdheid, recht of verplichting voor één of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel om de juridische status van een persoon of zaak vast te stellen.
2.7. Ingevolge artikel 79 van de WWB wordt voor de toepassing van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb met een besluit gelijkgesteld het nalaten van een handeling die strekt tot uitvoering van het besluit inzake de verlening of terugvordering van bijstand of het verrichten van een handeling die afwijkt van dat besluit.
2.8. De rechter ziet zich voor de vraag gesteld of de brief van 5 maart 2009 kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, dan wel als een besluit als bedoeld in artikel 79 van de WWB. De rechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
2.9. Gelet op de tekst van de brief van 5 maart 2009 roept dit schrijven geen zelfstandig rechtsgevolg in het leven. De brief bevestigt de start van verzoekster bij het CCC, zij wordt uitgenodigd om op 7 april 2009 te verschijnen en zij dient enkele documenten mee te nemen. De brief is naar zijn aard en inhoud niet meer dan een informatieve mededeling over de eerste bijeenkomst bij het CCC en bevat de uitnodiging om op het kennismakingsgesprek te komen. De brief van 5 maart 2009 legt dan ook geen verplichtingen op aan verzoekster. De verplichting van verzoekster om aan het re-integratietraject deel te nemen vloeit voort uit artikel 9 van de WWB en is nader geconcretiseerd in een trajectplan. Anders dan verzoekster meent vloeit deze verplichting niet voort uit de brief van 5 maart 2009.
2.10. Verzoekster heeft aangevoerd dat de brief van 5 maart 2009 is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 79 van de WWB. Deze opvatting vindt geen steun in het recht. Artikel 79 van de WWB biedt blijkens de toelichting immers de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen of beroep in te stellen tegen het nalaten van een handeling die strekt tot uitvoering van een besluit. Het betreft hier een uitvoeringshandeling die naar de mening van belanghebbende ten onrechte achterwege blijft of een handeling die naar de mening van belanghebbende afwijkt van het besluit tot het verlenen of terugvorderen van bijstand. Van een dergelijke handeling is in de situatie van verzoekster geen sprake. Een uitnodiging om in een traject te starten, waarvan in het onderhavige geval sprake is, valt gelet op de toelichting niet onder de werking van artikel 79 van de WWB. Het beroep van verzoekster op deze bepaling slaagt niet.
2.11. De brief van 5 maart 2009 is naar voorlopig oordeel van de rechter dan ook geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waartegen afzonderlijke rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.
2.12. Naar verwachting zal het bezwaar van verzoekster tegen de brief van 5 maart 2009 niet-ontvankelijk worden verklaard, waardoor er thans geen aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening als door verzoekster gewenst. De rechter wijst het verzoek dan ook af. Voor veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht ziet de rechter geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Kleiss, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. van der Eijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2009.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB