Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI4752

Datum uitspraak2009-04-03
Datum gepubliceerd2009-05-22
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 08/2820 WRO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Welstandsadvies, geen negatief advies. Ondeugdelijke motivering. Bestreden besluit gedeeltelijk vernietigen, rechtgevolgen geheel in stand laten.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Sector Bestuursrecht zaaknummer: AWB 08/2820 WRO uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. G.J.A.M. Bogaers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren, verweerder, gemachtigde: [gemachtigde verweerder]. 1. Procesverloop Bij aanvraag van 25 mei 2007 heeft eiser een bouwvergunning aangevraagd voor het vernieuwen van een bedrijfsgebouw – een voormalige timmerfabriek - op het perceel [adres]. Ingevolge artikel 46, derde lid, van de Woningwet houdt deze aanvraag mede een verzoek om vrijstelling van het bestemmingsplan in als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Bij besluit van 11 december 2007 heeft verweerder de gevraagde vrijstelling en bouwvergunning vrijstelling geweigerd. Bij besluit van 17 juni 2008 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 februari 2009. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. 2. Overwegingen 2.1. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat het plan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Centrum" en dat de weigering om met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan, in overeenstemming is met het gemeentelijk ruimtelijk ordeningsbeleid zoals neergelegd in de Ruimtelijke Structuurvisie Laren 2015 en de Beleidsnota toepassing artikel 19 WRO. Naar het oordeel van verweerder is geen sprake van bijzondere feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die aanleiding geven om af te wijken van dit beleid. Daarnaast heeft verweerder de weigering gebaseerd op het advies van de commissie welstand en monumenten (commissie welstand) omdat het bouwplan volgens verweerder, onder verwijzing naar het welstandadvies, niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. 2.2. In beroep heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat het perceel [perceel] in het huidge bestemmingsplan oorspronkelijk de bestemming bedrijfsdoeleinden zou krijgen, maar dat het perceel op verzoek van de vorige eigenaar een woonbestemming heeft gekregen, zodat zowel een bedrijf als een woning als goede ruimtelijke ordening mogen worden beschouwd. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, nu een wethouder en een ambtenaar hebben toegezegd dat er een kantoor mag komen, mits onder volledige herbouw van de voormalige timmerfabriek. Tenslotte heeft eiser gesteld dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat sprake is van een negatief welstandadvies, nu het bouwplan met wijzigingen van ondergeschikte aard alsnog vergund had kunnen worden. In dat kader heeft eiser in het beroepschrift vermeld dat op 17 juni 2008 voor een identiek bouwplan, met slechts enkele verduidelijkingen, inmiddels wel een positief welstandadvies is afgegeven. 2.3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat van een belofte van de wethouder tot het realiseren van een kantoorruimte geen sprake is. Volgens verweerder is slechts sprake van een positieve grondhouding ten opzichte van identieke herbouw van de voormalige timmerfabriek, terwijl het in geding zijnde bouwplan geen identieke herbouw betreft. Daarnaast is verweerder van mening dat het welstandadvies waarop het bestreden besluit is gebaseerd geen positief advies is. De rechtbank oordeelt als volgt. 2.4. Op 1 juli 2008 is de WRO ingetrokken en is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Krachtens het overgangsrecht is op dit geschil de WRO van toepassing. 2.5. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Centrum". Volgens de plankaart rust op het perceel [perceel] de bestemming "woningen". In de Beleidsnota toepassing artikel 19 WRO is bepaald dat een vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO in ieder geval wordt geweigerd indien het project in strijd is met een door de gemeenteraad vastgesteld en algemeen bekend gemaakt ruimtelijk beleid. In paragraaf 3.3.1 van de Ruimtelijke Structuurvisie Laren 2015 is aangegeven dat geen medewerking zal worden verleend aan omzetting van een woonbestemming in een andere bestemming. Het feit dat het perceel op verzoek van de vorige eigenaar een woonbestemming heeft gekregen, is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan verweerder had dienen af te wijken van dit beleid. Ook overigens heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder diende af te wijken van dit beleid. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen. 2.6. Ter onderbouwing van zijn betoog dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, verwijst eiser naar een e-mail-bericht van de heer [persoon1], werkzaam bij de gemeente Laren, aan de gemachtigde van eiser van 17 juni 2008. In dit e-mailbericht wordt onder andere aangegeven dat het college in beginsel bereid is voor een aangepast bouwplan dat de goedkeuring heeft van de welstandscommissie, een artikel 19 procedure op te starten. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat dit e-mailbericht niet ziet op het in de onderhavige procedure aan de orde zijnde bouwplan, maar op een later ingediend, aangepast bouwplan. De rechtbank acht deze lezing van verweerder correct nu in het e-mailbericht onder andere wordt aangegeven: "Los hiervan ligt er nog een beslissing op bezwaar tegen een geweigerde bouwvergunning [adres]. De beslissing zal binnenkort via de BEL werkorganisatie worden toegezonden". De rechtbank leest in de desbetreffende mail dan ook geen bereidheid om een procedure als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO ten aanzien van het onderhavige bouwplan te starten. Ook overigens heeft eiser niet aannemelijk kunnen maken dat sprake is van een toezegging door een terzake beslissingsbevoegde, zodat dit betoog geen doel treft. 2.7. Het betoog van eiser dat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat sprake is van een negatief welstandsadvies, treft doel. Het advies van de commissie welstand van 15 mei 2007, dat ten grondslag ligt aan de weigering van de bouwvergunning van 11 december 2007, luidt als volgt: "De commissie kan in beginsel instemmen met het ontwerp van het gebouw, maar vraagt aandacht voor de dakopbouw tussen de beide kappen, deze dient zo laag mogelijk te worden uitgevoerd". De rechtbank stelt voorop dat overnemen van het welstandadvies in de regel geen toelichting behoeft. Dit is anders indien het advies van de welstandscommissie naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Ten aanzien van de inhoud van het welstandadvies is de rechtbank van oordeel dat daaruit voor verweerder onvoldoende kenbaar was wat de in beginsel instemmende verklaring van de welstandscommissie nu precies inhield. In elk geval leest de rechtbank in het advies niet zonder meer een negatief advies. Eiser heeft overigens ter zitting verklaard dat hetzelfde bouwplan met een nadere detaillering van de dakopbouw op 17 juni 2008 is voorzien van een positief welstandadvies. Het voorgaande betekent dat verweerder het advies van de commissie welstand van 15 mei 2007 niet zonder nadere toelichting aan zijn besluit ten grondslag had mogen leggen. 2.8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit ten aanzien van de weigering op grond van welstandseisen in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb waarin is voorgeschreven dat een besluit op een deugdelijke motivering dient te berusten. 2.9. Het beroep zal gegrond worden verklaard en het onderdeel van het bestreden besluit waarin is gemotiveerd dat het huidige bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand zal worden vernietigd. Nu gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de beslissing op bezwaar ten aanzien van het niet verlenen van een vrijstelling en derhalve de handhaving van weigering van de bouwvergunning wegens strijd met het bestemmingsplan in stand kan blijven, leidt een hernieuwde beslissing op bezwaarschrift niet tot het door eiser verlangde resultaat dat de bouwvergunning wordt verleend. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb de rechtgevolgen van deze gedeeltelijke vernietiging van het bestreden besluit geheel in stand te laten en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. 2.10. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser, begroot op € 644,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Tevens dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,- te vergoeden. 3. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit voor wat betreft het gedeelte dat in bezwaar wordt gehandhaafd dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; - bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit geheel in stand blijven en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van dit gedeelte van het vernietigde besluit; - veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644 (zegge: zeshonderd vierenveertig euro); - bepaalt dat de gemeente Laren het door eiser betaalde griffierecht van € 145,00 (zegge: hondervijfenveertig euro) aan eiser vergoedt. Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2009 door mr. M. de Rooij, in tegenwoordigheid van mr. S.S.N. van Samson, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage. Afschrift verzonden op: DOC: B