Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI4806

Datum uitspraak2009-05-25
Datum gepubliceerd2009-05-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-002734-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk en 60 uur werkstraf onvoorwaardelijk ter zake van mishandeling, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Het gebeuren vond plaats binnen het kader van een slepend conflict tussen verdachte en slachtoffer.


Uitspraak

Parketnummer: 24-002734-08 Parketnummer eerste aanleg: 17-753604-08 Arrest van 25 mei 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 1 september 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1969] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Eigenberg, advocaat te Leeuwarden. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft voorts beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, een gevangenisstraf voor de duur van twee weken geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren alsmede toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 691,26, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 9 februari 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), (met kracht) een (zogenoemde) kopstoot in/tegen het gezicht/hoofd heeft gegeven, (tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan, die [benadeelde] te vallen kwam), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 9 februari 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde], met kracht een zogenoemde kopstoot tegen het hoofd heeft gegeven, tengevolge waarvan die [benadeelde] te vallen kwam, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: mishandeling. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op het volgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van [benadeelde]. Hij heeft haar een kopstoot gegeven waardoor zij ten val kwam. Ook de buggy met daarin haar dochtertje werd in de val meegesleurd. Een vriendinnetje van een dochter van [benadeelde] was getuige van dit geweld. Het onderhavige feit vond plaats binnen het kader van een slepend conflict tussen de familie van verdachte en aangeefster. Uit een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 februari 2009 blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een geweldsmisdrijf. Het hof acht, gezien voormelde feiten en omstandigheden, de door de advocaat-generaal gevorderde straffen passend en geboden. Benadeelde partij Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels wel en deels niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden. Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken; beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast; wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zeshonderdeenennegentig euro en zesentwintig cent; verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot op deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zeshonderdeenennegentig euro en zesentwintig cent ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde], wonende te [woonplaats]; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van dertien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt; bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van G.G. Eisma als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.