Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI4924

Datum uitspraak2009-04-29
Datum gepubliceerd2009-05-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers24-002506-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herstelbeschikking in verlofzaak na administratieve fout.


Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden Herstelbeschikking Rolnummer: 24-002506-08 Parketnummer: 07-580313-08 Datum beschikking: 29 april 2009 De voorzitter dient te beoordelen of het belang van een goede rechtsbedeling vereist dat het hoger beroep in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1989], wonende te [woonplaats], [adres], ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt en wordt behandeld. VONNIS WAARVAN BEROEP Het hoger beroep is door de verdachte, hierna te noemen appellant, ingesteld tegen het vonnis, als bedoeld in artikel 410a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, van de kantonrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, zitting houdende te Lelystad van 26 september 2008. D.d. 20 maart 2009 is een beslissing genomen in de onderhavige verlofzaak. Het hof beschikte niet over een (tijdig ingediende) schriftuur. Bij brief van 17 april 2009 heeft mr. G.I.H. Schulte, advocaat te Almere alsnog het hof een schriftuur doen toekomen, die op 30 september 2008 naar de griffie van de sector kanton van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad was gefaxt. Bij brief van 27 april 2009 heeft mr. Schulte het hof een brief toegezonden met de verklaring van de griffier van die sector, waarin wordt bevestigd, dat op 30 september 2008 een viertal pagina's is ontvangen van het faxnummer van het kantoor van mr. Schulte, maar niet met het dossier is verzonden naar het hof. Het hof heeft geen aanleiding eraan te twijfelen dat dat faxbericht de inmiddels overgelegde schriftuur betrof. Door het verzuim van de administratie van de rechtbank heeft het hof niet vóór het nemen van de beslissing kennis genomen van de schriftuur. Als gevolg daarvan heeft de verdachte in de verlofprocedure niet een eerlijke behandeling van zijn zaak gehad, als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM. Het hof is van oordeel dat - nu tegen de beslissing om geen verlof te verlenen geen rechtsmiddel openstaat - de schriftuur alsnog in de beoordeling dient te worden betrokken. De voorzitter heeft kennisgenomen van de stukken van het geding, waaronder het vonnis. OVERWEGINGEN Blijkens de ingediende schriftuur heeft de appellant om de navolgende reden(en) hoger beroep ingesteld. Artikel B.5.5 lid 2 APV Almere is ten onrechte verbindend verklaard. De formulering van het artikel is veel te ruim. Immers, het enkele aanwezig hebben van alcoholhoudende dranken is binnen het verbodsgebied strafbaar, waardoor inbreuk wordt gemaakt op individuele grondrechten. Subsidiair moet vrijspraak volgen, omdat het drankgebruik van verdachte niet hinderlijk is geweest. Tenslotte wordt de hoogte van de straf onredelijk geacht. Het hof overweegt, dat een groot deel van de bedenkingen eveneens waren verwoord in de pleitnota in eerste aanleg, die zich reeds in het dossier bevond. Ten aanzien van de verbindendheid van de bepaling overweegt het hof, dat het deel van de bepaling waarom het in deze zaak gaat, het drinken van alcoholhoudende drank op de openbare weg, niet zozeer ter discussie wordt gesteld, als wel de overige onderdelen van de bepaling. Daaromtrent is in deze zaak echter geen beslissing noodzakelijk. Voor het overige stelt de voorzitter vast dat de appellant in de kern niet meer wenst dan een nieuwe beoordeling van de zaak. De beoordeling op basis van het dossier heeft niet geleid tot de verwachting dat een nieuwe behandeling tot een ander oordeel zal leiden dan in eerste aanleg gegeven. Op grond van het bovenstaande leidt de heroverweging niet tot een andere beslissing dan dat het hoger beroep buiten behandeling dient te worden gelaten. TOEGEPASTE WETSARTIKELEN De voorzitter heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 410 en 410a van het Wetboek van Strafvordering. BESLISSING De voorzitter: bevestigt dat het hoger beroep buiten behandeling wordt gelaten. Aldus gegeven op 29 april 2009 door mr. A. Dijkstra, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.K. van der Meer, griffier.