
Jurisprudentie
BI4985
Datum uitspraak2009-05-27
Datum gepubliceerd2009-05-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807268/1/M2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807268/1/M2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 18 september 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) ingestemd met het door het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn ingediende saneringsplan voor de locatie De Haere te Wenum Wiesel. Dit besluit is op 22 september 2008 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200807268/1/M2.
Datum uitspraak: 27 mei 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) ingestemd met het door het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn ingediende saneringsplan voor de locatie De Haere te Wenum Wiesel. Dit besluit is op 22 september 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 september 2008, beroep ingesteld.
Het college van gedeputeerde staten van Gelderland heeft een verweerschrift ingediend.
Nadere stukken zijn ontvangen van [appellanten]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het beroep ter zitting behandeld op 15 mei 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. drs. G.R.G. van Thiel, werkzaam bij de provincie, is verschenen.
Voorts is ter zitting het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn, vertegenwoordigd door ing. G.C.J.M. van den Berg en F.P. Keuning, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellanten] stellen dat de wijze van saneren zoals omschreven in het Herzien saneringsplan bodemsanering bedrijventerrein woonwagencentrum 'De Haere' onaanvaardbaar is, aangezien het zeven van de verontreinigde grond, die volgens hen onder meer asbest bevat, naast hun woningen plaatsvindt. Hierdoor bestaat het risico van verwaaiing van asbest en andere gevaarlijke stoffen in de richting van hun woningen, aldus [appellanten].
Uit de stukken is gebleken dat het zeven van verontreinigde grond niet op de te saneren locatie naast de woningen van [appellanten] zal plaatsvinden. Reeds hierom kan deze beroepsgrond geen doel treffen.
2.2. [appellanten] stellen dat het college ten onrechte heeft ingestemd met het Herzien saneringsplan bodemsanering bedrijventerrein woonwagencentrum 'De Haere', aangezien dit saneringsplan een sterke versobering inhoudt ten opzichte van het oude saneringsplan voor deze locatie waarmee bij besluit van 19 maart 2004 is ingestemd. Dit betekent volgens [appellanten] dat het saneringsplan onaanvaardbare risico's voor omwonenden met zich brengt.
2.2.1. Het college stelt dat de Wet bodembescherming zich er niet tegen verzet om een nieuw saneringsplan aan het bevoegd gezag voor te leggen. Volgens artikel 39, tweede lid van de Wet bodembescherming kan instemming aan een saneringsplan uitsluitend worden onthouden indien niet wordt voldaan aan het krachtens artikel 38 van die wet bepaalde. Volgens het college voldoet het herziene saneringsplan waarbij de verontreinigde grond wordt gezeefd en de bovenste meter van de bodem wordt vervangen door een leeflaag van goede kwaliteit aan de vereisten van artikel 38 van de Wet bodembescherming.
2.2.2. Ingevolge artikel 38, eerste lid, van de Wet bodembescherming voert degene die de bodem saneert de sanering zodanig uit dat:
a. de bodem ten minste geschikt wordt gemaakt voor de functie die hij na de sanering krijgt waarbij het risico voor mens, plant of dier als gevolg van blootstelling aan de verontreiniging zoveel mogelijk wordt beperkt;
b. het risico van de verspreiding van verontreinigde stoffen zoveel mogelijk wordt beperkt;
c. de noodzaak tot het nemen van maatregelen en beperkingen in het gebruik van de bodem als bedoeld in artikel 39d zoveel mogelijk wordt beperkt.
Ingevolge artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming voor zover hier van belang, behoeft het saneringsplan de instemming van gedeputeerde staten, die slechts met het plan instemmen indien door de daarin beschreven sanering naar hun oordeel wordt voldaan aan het bij of krachtens artikel 38 bepaalde.
2.2.3. Uit artikel 38, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming volgt dat het college slechts instemming aan het saneringsplan kan onthouden als niet kan worden voldaan aan het bij of krachtens artikel 38 gestelde. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat niet aan artikel 38 van de Wet bodembescherming wordt voldaan en dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen instemmen met Herzien saneringsplan bodemsanering bedrijventerrein woonwagencentrum 'De Haere'. Dat eerder reeds is ingestemd met het uitgebreider saneringsplan 2004 doet hieraan niet af. Deze beroepsgrond faalt.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Klap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2009
315.