Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI4986

Datum uitspraak2009-05-27
Datum gepubliceerd2009-05-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806124/1/H2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 14 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Middelburg (hierna: het college) aan [appellanten] medegedeeld dat het door hen ingediende verzoek om vergoeding van planschade niet in behandeling zal worden genomen.


Uitspraak

200806124/1/H2. Datum uitspraak: 27 mei 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 4 juli 2008 in zaak nr. 07/682 in het geding tussen: [appellanten] en de raad van de gemeente Middelburg. 1. Procesverloop Bij besluit van 14 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Middelburg (hierna: het college) aan [appellanten] medegedeeld dat het door hen ingediende verzoek om vergoeding van planschade niet in behandeling zal worden genomen. Bij besluit van 21 mei 2007, voor zover thans van belang, heeft de raad van de gemeente Middelburg (hierna: de gemeenteraad) het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 14 december 2006 gewijzigd in een weigering tot het toekennen van planschadevergoeding. Bij uitspraak van 4 juli 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep, voor zover gericht tegen het niet beslissen op het bezwaar van S.I. Laroes (hierna: Laroes), gegrond verklaard, bepaald dat de gemeenteraad alsnog met inachtneming van het overwogene in deze uitspraak een besluit neemt op het bezwaar van Laroes en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 augustus 2008, hoger beroep ingesteld. Bij besluit van 8 september 2008 heeft de gemeenteraad alsnog beslist op het bezwaar van Laroes, dat bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 14 december 2006 gewijzigd in een weigering tot het toekennen van planschadevergoeding. De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend. [appellanten] hebben nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2009, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. A. Holleman, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door P.J.A. Korstanje, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nadere stukken in het geding gebracht. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een vrijstellingsbesluit, als bedoeld in artikel 19 van deze wet, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. 2.2. Bij het besluit op bezwaar heeft de gemeenteraad het bezwaar van [appellanten] ongegrond verklaard en het besluit van 14 december 2006 gewijzigd, in die zin dat de door hen gevraagde vergoeding om planschade wordt geweigerd. De gemeenteraad heeft zich, in navolging van het advies van de Commissie Bezwaarschriften Middelburg van 2 april 2007, op het standpunt gesteld dat niet inhoudelijk kan worden beslist op het verzoek van [appellanten]. Volgens de gemeenteraad mist artikel 49 van de WRO toepassing, aangezien er geen onherroepelijke planologische maatregel is. De bij besluit van 26 augustus 2003 krachtens artikel 19 van de WRO verleende vrijstelling van het bestemmingsplan "Beschermd Stadsgezicht", met toepassing waarvan een bouwvergunning is verleend voor de bouw van een A-theater met ondergrondse parkeergarage aan de Zuidsingel 24 te Middelburg, is immers bij besluit van 27 juni 2006 ingetrokken, aldus de gemeenteraad. 2.3. Het hoger beroep van [appellanten] is gericht tegen de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van 21 mei 2007 ongegrond is verklaard. Zij betogen allereerst dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het besluit van 27 juni 2006 tot intrekking van het besluit van 26 augustus 2003 in deze procedure niet ter beoordeling voorligt. Voorts betogen zij dat het besluit op bezwaar onzorgvuldig is genomen, aangezien zij als gevolg van de intrekking van het besluit van 26 augustus 2003 geen aanspraak kunnen maken op planschadevergoeding, terwijl zij als gevolg van dat besluit wel schade in de vorm van waardevermindering van de onroerende zaken hebben geleden. De gemeenteraad had die schade moeten vergoeden, aldus [appellanten]. 2.3.1. Blijkens het bezwaarschrift van 22 januari 2007, aangevuld bij brief van 22 februari 2007, is het bezwaar van [appellanten] uitdrukkelijk gericht tegen het besluit van 14 december 2006. Ter zitting van de Afdeling hebben [appellanten] bevestigd dat zij tegen het intrekkingsbesluit van 27 juni 2006, nadat zij daarmee in ieder geval op 14 december 2006 bekend waren geworden, geen bezwaar hebben gemaakt, zodat dit besluit thans onherroepelijk is. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het intrekkingsbesluit niet ter beoordeling voorlag. In geding is uitsluitend de weigering van planschadevergoeding. 2.3.2. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, vloeit uit de jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 15 januari 2003 in zaak nr. 200200065/1; www.raadvanstate.nl) voort dat op een verzoek om schadevergoeding in de zin van artikel 49 van de WRO eerst inhoudelijk kan worden beslist na de datum van onherroepelijk worden van het schadeveroorzakende besluit. Nu het vrijstellingsbesluit van 26 augustus 2003 is ingetrokken, is er geen onherroepelijk geworden planologische maatregel als bedoeld in artikel 49 van de WRO, zodat de door [appellanten] gestelde schade als gevolg van dat vrijstellingsbesluit niet voor vergoeding op grond van die bepaling in aanmerking komt. Voor zover [appellanten] beogen te betogen dat de gemeenteraad de gestelde schade op grond van het beginsel van gelijkheid voor de openbare lasten (het égalité-beginsel) of op grond van onrechtmatigheid van het vrijstellingsbesluit van 26 augustus 2003 had moeten vergoeden, kan die schade in deze procedure niet aan de orde komen, omdat uitsluitend de weigering van planschadevergoeding in geding is. De rechtbank is derhalve met juistheid tot het oordeel gekomen dat de gemeenteraad terecht tot weigering van planschadevergoeding heeft besloten. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd. 2.5. Met het besluit van 8 september 2008 heeft de gemeenteraad alsnog beslist op het door Laroes tegen het besluit van 14 december 2006 gemaakte bezwaar en dat bezwaar, onder wijziging van het besluit van 14 december 2006 in een weigering tot het toekennen van planschadevergoeding, ongegrond verklaard. Ingevolge artikel 6:18, eerste lid, en artikel 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), wordt het hoger beroep van [appellanten] geacht mede een beroep van Laroes in te houden tegen het besluit van 8 september 2008, aangezien dat besluit niet aan diens bezwaren tegemoetkomt. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep van Laroes eveneens ongegrond is. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen; II. verklaart het beroep van Laroes tegen het besluit van de gemeenteraad van 8 september 2008 ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Groenendijk lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2009 164-505.