Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI5035

Datum uitspraak2009-01-23
Datum gepubliceerd2009-05-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830207-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] geld heeft afgeperst, dat hij tijdens zijn verblijf in een politiecel de celwand heeft beschadigd, dat hij [slachtoffer 2] heeft bedreigd en dat hij een GGZ-verpleegkundige in de arm heeft gebeten. Het gaat hierbij om ernstige feiten. De afpersing en de bedreiging hebben bij de slachtoffers een fors gevoel van onveiligheid te weeg gebracht. Vooral omdat verdachte in beide gevallen een wapen heeft gebruikt. In beginsel rechtvaardigen de bewezen verklaarde feiten een aanmerkelijke gevangenisstraf. De persoon van verdachte, zoals deze uit de rapporten van de psychiater en de reclassering naar voren komt, is voor de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken. In dit verband acht de rechtbank de door de officier van justitie geformuleerde gevangenisstraf passend.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector strafrecht Parketnummer: 19.830207-08; 19.620920-07 (vord. tul) vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 23 januari 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende [adres], verblijvende in [plaats van detentie]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 09 januari 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Tenlastelegging De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 6 augustus 2008, te Beilen, althans in de gemeente Midden-Drenthe, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 10 Euro, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte - die [slachtoffer 1] (dreigend) een mes heeft getoond/voorgehouden en/of - (daarbij) (op dreigende/eisende toon) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "dit is een overval" en/of "geef mij geld" en/of "geef mij het geld nou maar, want ik heb geen zin om je pijn te doen"; 2. hij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2008 tot en met 11 augustus 2008, te Assen, althans in de gemeente Assen, opzettelijk en wederrechtelijk een wand van een (politie)cel van het politiebureau aan de Balkengracht, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Regiopolitie Drenthe, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; 3. hij op of omstreeks 11 november 2007 te Assen, althans in de gemeente Assen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, zich bevindende op enige/korte afstand van die [slachtoffer 2], deze opzettelijk dreigend heeft toegevoegd de woorden: “Ik ga je neersteken”, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en/of (daarbij) opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp voorwerp in zijn hand heeft gehad en/of an die [slachtoffer 2] getoond/voorgehouden; 4. hij op of omstreeks 29 november 2007 te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3], in haar arm heeft gebeten, waardoor die [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. Bewijsoverwegingen Verdachte heeft op de terechtzitting de hem ten laste gelegde feiten erkend. De erkenning van verdachte houdt -kort weergegeven- het volgende in, dat hij: - op 6 augustus 2008 in Beilen [slachtoffer 1] in de winkel waar zij op dat moment werkzaam was, 10 euro heeft afgeperst. Verdachte heeft haar daarbij onder dreiging van een mes en woorden bewogen die 10 euro aan hem af te geven; - op 10 augustus 2008 in Assen, waar verdachte op dat moment in een politiecel verbleef, de wand van die cel heeft beschadigd; - op 11 november 2007 in Assen [slachtoffer 2], onder het tonen van een multitool, heeft bedreigd door tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat hij hem zou neersteken; - op 29 november 2007 in Hoogeveen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar in haar arm te bijten. Verdachte heeft nadien niet anders verklaard en heeft ook geen vrijspraak bepleit of door zijn raadsvrouw laten bepleiten. De rechtbank zal daarom volstaan met een opgave van de overige bewijsmiddelen, te weten: - een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte (pag. 21-23) dossier PL033L/08-160311, van 6 augustus 2008, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]; - een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte (pag.56) dossier PL037D/08-161556, van 11 augustus 2008, inhoudende de verklaring van [getuige 1]; - een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte (pag.11) dossier PL031T/07-193528, van 11 augustus 2008, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]; - een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte (pag.6-7) dossier PL033K/07-199010, van 3 december 2007, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3]; Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 6 augustus 2008, te Beilen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 10 Euro toebehorende aan [benadeelde 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte - die [slachtoffer 1] dreigend een mes heeft getoond en - daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "dit is een overval" en "geef mij geld" en "geef mij het geld nou maar, want ik heb geen zin om je pijn te doen"; 2. hij in de periode van 10 augustus 2008 tot en met 11 augustus 2008 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk een wand van een politiecel van het politiebureau aan de Balkengracht toebehorende aan Regiopolitie Drenthe heeft beschadigd; 3. hij op 11 november 2007 te Assen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, zich bevindende op korte afstand van die [slachtoffer 2], deze opzettelijk dreigend heeft toegevoegd de woorden: “Ik ga je neersteken” en daarbij opzettelijk dreigend een voorwerp in zijn hand heeft gehad en aan die [slachtoffer 2] getoond; 4. hij op 29 november 2007 te Hoogeveen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3], in haar arm heeft gebeten, waardoor die [slachtoffer 3] pijn heeft ondervonden; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. Kwalificaties Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht; onder 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht; onder 4: mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Strafbaarheid De rechtbank heeft kennis genomen van een drietal psychiatrische rapporten die zijn opgesteld door mevrouw M.W. Lubbert, psychiater. Het eerste rapport is van 5 augustus 2008 en heeft betrekking op de feiten 3 en 4. Dit rapport houdt onder meer als conclusie in dat er bij verdachte sprake is van ernstige ADHD, persoonlijkheidsproblematiek ten gevolge van langdurige affectieve- en pedagogische verwaarlozing met een onthechte leefstijl, vermoedelijk middelengebruik en zwakbegaafdheid. Deze stoornissen zijn al langer bestaand en van invloed op doen en denken van verdachte. De gedragskeuzen van verdachte staan volledig onder invloed van zijn stemmingswisselingen, zijn associaties, zijn overlevingsdrang en zijn slechte impulsregulatie. Hoewel verdachte weet dat hij grensoverschrijdend gedrag vertoont is hij onvermogend hier mee te stoppen. Voor het onder 4 ten laste gelegde geldt dat verdachte zich belaagd voelde en niets anders wilde dan zijn angst stoppen. Voor dit feit wordt verdachte ontoerekeningsvatbaar geacht. In haar aanvullende rapport van 10 oktober 2008 geeft de deskundige aan dat met betrekking tot feit 3 verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. Met betrekking tot feit 1 heeft de deskundige op 23 december 2009 gerapporteerd. De deskundige heeft opnieuw met verdachte gesproken. Verdachte maakt duidelijk een andere indruk maakt dan ten tijde van de voorgaande gesprekken. In psychiatrische zin is de impulscontrole bij verdachte zwak maar nog wel te sturen. Er is weinig potentie tot inlevend vermogen en verdachte toont weinig eigen identiteit. In de persoonlijkheid imponeren vooral borderline-, antisociale- en afhankelijke trekken. Door zijn stoornissen is verdachte nauwelijks in staat zich in het leven staande te houden. Voor het eerste ten laste gelegde feit is verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Op de terechtzitting van 09 januari 2009 heeft de deskundige aangegeven dat verdachte ook voor het onder 2 ten laste gelegde feit verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. Verdachte was met betrekking tot dit feit in de war, had last van stress en had geen grip op de situatie. In die omstandigheden krijgt hij zijn emoties niet onder controle en dat leidt tot een ontremde reactie. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het bewezen verklaarde onder 4 niet aan de verdachte kan worden toegerekend en met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde slechts in verminderde mate. Strafmotivering De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de omstandig-heden waaronder de feiten zijn begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 10 december 2008 waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van bedreiging en vernieling is veroordeeld. De rechtbank houdt tevens rekening met de eis van de officier van justitie mr. B.D. van der Burg. De officier van justitie heeft de feiten wettig en overtuigend bewezen geacht en heeft gevorderd dat de rechtbank de volgende straf zal opleggen: - 18 maanden gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en opname in Hoeve Boschoord; - ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van feit 4; - afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging; - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 10,00+ - onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen multitool. Voorts houdt de rechtbank rekening met het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de vordering van de officier van justitie te volgen. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] geld heeft afgeperst, dat hij tijdens zijn verblijf in een politiecel de celwand heeft beschadigd, dat hij [slachtoffer 2] heeft bedreigd en dat hij een GGZ-verpleegkundige in de arm heeft gebeten. Het gaat hierbij om ernstige feiten. De afpersing en de bedreiging hebben bij de slachtoffers een fors gevoel van onveiligheid te weeg gebracht. Vooral omdat verdachte in beide gevallen een wapen heeft gebruikt. In beginsel rechtvaardigen de bewezen verklaarde feiten een aanmerkelijke gevangenisstraf. De persoon van verdachte, zoals deze uit de rapporten van de psychiater en de reclassering naar voren komt, is voor de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken. In dit verband acht de rechtbank de door de officier van justitie geformuleerde gevangenisstraf passend. Uit de rapporten komt naar voren dat verdachte behandeld moet worden met betrekking tot zijn problematiek en dat die behandeling voor een deel klinisch zal moeten zijn. Hoeve Boschoord zou een geschikte kliniek voor verdachte zijn doch daar geldt een wachttijd van minimaal één jaar. Verdachte zou ook elders in het land in een voor hem geschikte kliniek kunnen worden geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat er naar gestreefd moet worden de opname in de behandelkliniek te laten aansluiten op de te ondergane detentie. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in de door haar geformuleerde bijzondere voorwaarde. De rechtbank is op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer De rechtbank acht het hierna te vermelden in beslag genomen multi tool vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien met betrekking tot dit voorwerp het bewezen verklaarde feit onder 3 is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet. BENADEELDE PARTIJ [benadeelde 1] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De gevorderde omzetderving acht de rechtbank niet onderbouwd en is daarnaast door verdachte weersproken. Voor dat deel zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Dat deel kan hij slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De civiele vordering is voor het overige gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Schadevergoedingsmaatregel Met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.620920-07 De officier van justitie heeft gelet op de persoon van de verdachte, gevorderd dat de door haar ingediende vordering zal worden afgewezen. De rechtbank zal de officier van justitie in haar standpunt volgen en de vordering afwijzen. Beslissing van de rechtbank De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld, verklaart de verdachte deswege echter niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging. De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot * gevangenisstraf voor de duur van ACHTTIEN MAANDEN waarvan een gedeelte, groot ZES MAANDEN, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, hetgeen mede kan inhouden dat de verdachte zich zal laten opnemen in Hoeve Boschoord dan wel een soortgelijke instelling, echter maximaal voor de duur van achttien maanden of zoveel korter als de betreffende kliniek nodig acht, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer het navolgende in beslag genomen voorwerp: - multitool met ingeklapt mes. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van de som van € 10,- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], een bedrag van € 10,- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.620920-07 De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. H. de Wit en mr. L.J. Hofstra, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 23 januari 2009.