Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI5042

Datum uitspraak2004-06-30
Datum gepubliceerd2009-05-27
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers176320
Statusgepubliceerd


Indicatie

Terugvorderingsbeslissing impliceerde beschikking tot intrekking van krediettoezegging. Daardoor is het niet tot een (verzoek om) vaststelling van het kredietbedrag gekomen. De betalingsregeling is evenmin vernietigbaar op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden. Nu de krediettoezegging aan gedaagde moest worden geacht te zijn ingetrokken, kan niet worden gezegd dat gedaagde bij het aangaan van de betalingsregeling van een onjuiste voorstelling van zaken is uitgegaan of dat de Staat misbruik heeft gemaakt van haar onwetendheid. Verschuldigdheid van het gevorderde bedrag is erkend, zodat de vordering moet worden toegewezen.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE sector civiel recht - enkelvoudige kamer Vonnis in de zaak met rolnummer 02-633 van: de STAAT DER NEDERLANDEN (ministerie van Economische Zaken), gevestigd te Den Haag, eiser, procureur: mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, tegen de besloten vennootschap WOUTERS & VAN LAATUM KATWIJK BEHEER B.V., gevestigd te Katwijk, gedaagde, procureur: mr. T. van den Bout. De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook: - het vonnis van deze rechtbank van 18 juni 2003; - de akte van de Staat; - de antwoordakte van WLK. RECHTSOVERWEGINGEN 1. Verdere beoordeling 1.1. WLK is door de Staat aangesproken uit hoofde van de door haar verleende borgstelling tot nakoming van de door WLS op grond van de TOK aangegane (terugbetalings)verplichtingen. Bij voormeld vonnis is de Staat in de gelegenheid gesteld te reageren op het verweer dat de betalingsregeling die hij met WLK heeft getroffen (ver)nietig(baar) is. 1.2. Het verweer dat de betalingsregeling nietig is wegens strijd met de wet, moet kennelijk aldus worden begrepen dat de beslissing tot terugvordering van de aan WLS betaalde voorschotten, nu deze is genomen zonder voorafgaande beslissing omtrent het kredietbedrag, in strijd is met de TOK, zodat WLK niet uit borgstelling kon worden aangesproken. De rechtbank is met de Staat van oordeel dat dit verweer moet worden verworpen. De terugvorderingsbeslissing impliceerde immers een beschikking tot intrekking van de krediettoezegging. Daardoor is het niet tot een (verzoek om) vaststelling van het kredietbedrag gekomen. De betalingsregeling is evenmin vernietigbaar op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden. Nu de krediettoezegging aan WLS moest worden geacht te zijn ingetrokken, kan immers niet worden gezegd dat WLK bij het aangaan van de betalingsregeling van een onjuiste voorstelling van zaken is uitgegaan of dat de Staat misbruik heeft gemaakt van haar onwetendheid. 1.3. Het voorgaande betekent dat de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag is erkend, zodat de vordering moet worden toegewezen. WLK zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden verwezen. BESLISSING De rechtbank: - veroordeelt WLK tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 146.180,87, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2002 tot aan de dag der algehele voldoening; - veroordeelt WLK in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak begroot op € 2.775,- aan griffierecht en € 3.062,50 aan salaris van de procureur; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2004, in tegenwoordigheid van de griffier