
Jurisprudentie
BI5239
Datum uitspraak2009-05-26
Datum gepubliceerd2009-05-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 08/4249
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 08/4249
Statusgepubliceerd
Indicatie
Te veel betaalde Ziektewet-uitkering. Tegen het – gebrekkige – herzieningsbesluit wordt geen rechtsmiddel aangewend. Tegen het terugvorderingsbesluit wèl. Volgens de rechtbank kan de situatie van een gebrekkig herzieningsbesluit en een niettemin daarop volgend terugvorderingsbesluit afbreuk doen aan het beginsel van een behoorlijke rechtsbescherming als neergelegd in artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR. Het terugvorderingsbesluit wordt daarom vernietigd.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/4249
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2009
inzake
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde drs. J.C. van Beek,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gevestigd te Amsterdam, verweerder,
gemachtigde mr. W.M.J. Evers.
Procesverloop
Eiseres was sinds 20 januari 2003 werkzaam als administratief medewerker bij Atlas Bedrijfsdiensten B.V. te Eindhoven. In september 2005 ontving zij bij die werkgever een salaris van € 1.156,02 netto per maand. Op 27 oktober 2005 werd zij arbeidsongeschikt, terzake waarvan aan haar met ingang van 17 november 2005 uitkering krachtens de Ziektewet (ZW) werd verleend. Die uitkering was (ten onrechte) gebaseerd op het maximum dagloon ad € 167,70, waardoor zij een bedrag aan ZW-uitkering ontving ter hoogte van ongeveer € 1770,00 netto per maand.
Met ingang van 25 september 2006 was eiseres weer geschikt voor het verrichten van haar arbeid. Desondanks is haar ZW-uitkering - nog steeds gebaseerd op het maximum dagloon - uitbetaald tot 5 november 2006.
Bij besluit van 1 februari 2007 heeft verweerder eiseresses ZW-uitkering herzien in de volgende bewoordingen: “Op 1 februari 2007 hebben wij uw Ziektewetuitkering herzien. Dit hebben wij gedaan omdat we uw vakantiegeld te hoog hebben vastgesteld. Wij hebben uw dagloon vanaf 27 oktober 2005 herzien naar € 73,02 bruto per dag”. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
Bij besluit van 4 oktober 2007 heeft verweerder de over de periode van 17 november 2005 tot en met 4 november 2006 te veel betaalde ZW-uitkering - zijnde een bedrag van € 18.169,96 - van eiseres teruggevorderd. Tevens heeft verweerder bij besluit van 23 oktober 2007 bepaald dat eiseres aan die terugvordering moet voldoen door betaling van € 359,16 per maand. Tegen die beide besluiten is namens eiseres bezwaar gemaakt. Die bezwaren zijn ongegrond verklaard bij besluit van 15 februari 2008. Tegen dit laatste besluit is namens eiseres beroep ingesteld.
Het geding is behandeld ter zitting van 28 april 2009, waar van partijen verweerder bij gemachtigde is verschenen.
Overwegingen
De rechtbank overweegt allereerst dat krachtens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep een terugvorderingsbesluit als hier aan de orde dient te worden voorafgegaan door of te worden vergezeld van een herzieningsbesluit. De rechtbank voegt hier aan toe dat er alsdan sprake dient te zijn van een adequaat en duidelijk herzieningsbesluit, waarbij de herzieningsmodaliteiten juist en volledig worden omschreven en waarbij de voor betrokkene nadelige consequenties – te weten: een mogelijke terugvordering van het te veel betaalde – direct in het oog springen. Alleen dan zal een betrokkene doorgaans kunnen beseffen dat het achterwege laten van rechtsmiddelen tegen het herzieningsbesluit tot gevolg heeft dat hij of zij bij bezwaar respectievelijk beroep tegen het terugvorderingsbesluit de hoogte van het teruggevorderde bedrag niet meer zal kunnen aanvechten. Zo bezien kan de situatie van een gebrekkig herzieningsbesluit en een niettemin daarop volgend terugvorderingsbesluit afbreuk doen aan het beginsel van een behoorlijke rechtsbescherming zoals dat is neergelegd in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.
De rechtbank stelt vast dat verweerder bij de opstelling van genoemd herzieningsbesluit van 1 februari 2007 jammerlijk in gebreke is gebleven. De achtergrond van de dagloonherziening (“omdat we uw vakantiegeld te hoog hebben vastgesteld”) is onbegrijpelijk en onjuist, de ingangsdatum van de dagloonherziening is onjuist, een herzieningsperiode wordt niet genoemd, er ontbreken inzichtelijke berekeningen van de feitelijk betaalde ZW-uitkering en van het juiste dagloon en de juiste ZW-uitkering, er ontbreekt een juiste omschrijving van de reden tot herziening over de periode van 17 november 2005 tot 25 september 2006 (te hoog dagloon) en van de reden tot herziening over de periode van 25 september 2006 tot 5 november 2006 (hersteld verklaard) en er wordt niet gewezen op de mogelijkheid van terugvordering van de te veel betaalde ZW-uitkering. Aldus doet zich hier de situatie voor dat het niettemin tòch terugvorderen van de te veel betaalde ZW-uitkering in strijd moet worden geacht met het beginsel van een behoorlijke rechtsbescherming. Het bestreden besluit moet daarom -met gegrondverklaring van het daartegen gerichte beroep - worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de primaire besluiten van 4 oktober 2007 en van 23 oktober 2007 te herroepen.
Het staat verweerder vrij om (met intrekking van het besluit van 1 februari 2007) een nieuw, deugdelijk gemotiveerd, primair herzieningsbesluit te nemen alsmede een nieuw primair terugvorderings- en invorderingsbesluit. Tot aan de datum van een eventueel nieuw invorderingsbesluit dient verweerder elke invorderingshandeling te staken. Met het oog op dit laatste zal de rechtbank hieronder - met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht - een voorlopige voorziening treffen.
Naar aanleiding van hetgeen de gemachtigde van eiseres in dit geding naar voren heeft gebracht merkt de rechtbank nog op dat:
- het eiseres redelijkerwijs duidelijk moet zijn geweest dat zij te veel ziekengeld ontving nu het ziekengeld haar salaris verregaand overtrof;
- hieraan niet afdoet dat eiseres ten gevolge van betreurenswaardige nalatigheid van verweerder gedurende de periode van april 2006 tot en met oktober 2006 geen betalingsspecificaties van haar ZW-uitkering heeft ontvangen;
- herstel van een bij de toekenning van de ZW-uitkering gemaakte vergissing ten aanzien van het dagloon mogelijk is, terwijl zich hier ook overigens op geen enkele manier de uitzonderlijke situatie voordoet dat strikte toepassing van de wet geen rechtsplicht meer zou zijn;
- de hersteldverklaring per 25 september 2006 rechtens onaantastbaar is geworden;
- bij een herziening en terugvordering geen “uitlooptermijn” aan de orde is;
- de vraag of er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien aan de orde kan komen bij het eventuele nieuwe terugvorderingsbesluit, met inachtneming van de alsdan geldende omstandigheden;
- de hoogte van het aflossingsbedrag per maand aan de orde kan komen bij het eventuele nieuwe invorderingsbesluit, met inachtneming van de alsdan geldende omstandigheden.
De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 966,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 3 punten voor het indienen van twee (aanvullende) bezwaarschriften en een (aanvullend) beroepschrift;
• waarde per punt € 322,00;
• wegingsfactor 1.
Eiseresses gemachtigde heeft nog verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van wettelijke rente over de bedragen die eiseres reeds aan verweerder heeft terugbetaald. Dat verzoek kan niet worden beoordeeld aangezien thans niet vaststaat dat die bedragen ten onrechte zouden zijn terugbetaald.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept de primaire besluiten van 4 oktober 2007 en van 23 oktober 2007;
- bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verweerder elke invorderingshandeling staakt tot aan de dag van bekendmaking van een eventueel nieuw invorderingsbesluit;
- bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door eiseres betaalde griffierecht ad € 39,00 aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op € 966,00;
- wijst het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan als de rechtspersoon die het bedrag van de proceskosten dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. A.W. Govers als rechter in tegenwoordigheid van mr. M.M.L. Wijnen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2009.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Afschriften verzonden: