Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI5244

Datum uitspraak2009-05-28
Datum gepubliceerd2009-05-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers02-801172-08 [P]
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt verweten door haar gedrag opzettelijk twee personen om het leven te hebben gebracht. Verdachte heeft geprobeerd met haar auto een ongeluk te veroorzaken met als doel dat zij hierbij de dood zou vinden dan wel in ieder geval zeer ernstig lichamelijk letsel op zou lopen. Daartoe is zij op een smalle weg hard gaan rijden, heeft zij haar hoofd naar beneden gedaan zodat zij geen zicht meer had op de weg en heeft toen met haar stuur links en rechts draaiende bewegingen gemaakt zodat de auto is gaan slingeren. Vervolgens is haar auto dwars over de weg gaan schuiven en is zij tegen twee personen op de fiets gereden. Hierbij hebben deze beide personen zodanig ernstig letsel opgelopen dat zij aan de gevolgen van de aanrijding zijn overleden.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector strafrecht parketnummer: 02-801172-08 [P] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 mei 2009 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] (België), wonende te [adres], thans verblijvende in de PI Tilburg, HvB Koning Willem II te Tilburg. raadsvrouw mr. M. Bakker, advocaat te Rotterdam. 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 mei 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Smale, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: een tweetal personen opzettelijk van het leven heeft beroofd door met haar auto tegen hun fietsen aan te rijden dan wel met haar auto een ongeval heeft veroorzaakt, waarbij twee personen zijn omgekomen. 3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan doodslag -in de zin van voorwaardelijk opzet- op een tweetal personen door met haar auto tegen hun fietsen aan te rijden en baseert zich daarbij op de verklaringen van verdachte; de processen-verbaal van bevindingen van de politie waaronder de VerkeersOngevalsAnalyse en de getuigenverklaringen. 4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde doodslag en van het handelen in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Zij voert daartoe aan dat verdachte zich niet bewust was van de door haar verrichte handelingen en voorts niet bewust de aanmerkelijke kans op het gevolg, zoals zich dat thans heeft voorgedaan, heeft aanvaard. 4.3 Het oordeel van de rechtbank 4.3.1 De bij het politieonderzoek vastgestelde feiten Op 10 oktober 2008 om 14.53 uur komt bij de politie een melding binnen van een verkeersongeval op de Meerleseweg te Ulicoten. Op de plaats van het ongeval treffen verbalisanten een blauwe bestelauto die op zijn kop in de sloot ligt. Onder de voorzijde van het voertuig ligt het lichaam van een man bij wie de dood wordt geconstateerd. Om de hoek van de Meerleseweg, op de Armeshof, wordt het lichaam van een vrouw in een sloot aangetroffen, ook zij blijkt te zijn overleden. Bij de plaats van het ongeval worden, naast de bestuurster van de blauwe bestelauto, enkele personen aangetroffen die getuigen zijn geweest van het ongeval. In een ongevallenregistratie wordt vastgelegd dat het ongeval plaats vond op de Meerleseweg te Ulicoten, gemeente Baarle-Nassau, en dat hierbij betrokken waren een blauwe bestelauto met het Belgische kenteken [kentekennummer] en een tweetal fietsers. De bestuurster van de blauwe bestelauto is genaamd [verdachte] en van de twee dodelijke slachtoffers is de vrouw genaamd [slachtoffer 1] en de man [slachtoffer 2]. Uit een analyse van het betreffende verkeersongeval blijkt dat de blauwe bestelauto, een Volkswagen Caddy, reed over de Meerleseweg, komende uit de richting Meerle en gaande in de richting van Ulicoten. Er werden bandensporen aangetroffen op basis waarvan het Nederlands Forensisch Instituut is verzocht een onderzoek in te stellen naar de oorspronkelijke snelheid van de Volkswagen Caddy. De damesfiets reed oorspronkelijk over de Meerleseweg, komende uit de richting Meerle en gaande in de richting van Ulicoten. Voor de damesfiets uit reed de herenfiets over de Meerleseweg. Voorbij perceel Meerleseweg 8 raakte de Volkswagen Caddy in een drift waarna het voertuig zich over een afstand van circa 54,00 meter over de rijbaan van de Meerleseweg verplaatste. Hierbij tekenden de beide linkerwielen en later het rechterachterwiel de aangetroffen driftsporen af. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het aangetroffen driftspoor een aanvang nam op de met beton verharde rijbaan van de Meerleseweg. Over een afstand van ongeveer 300 meter voor de aangetroffen driftsporen, in de richting Meerle, werd naar andere rij- slip of schuifsporen in beide wegbermen gezocht. Hierbij werden geen andere sporen aangetroffen. Hieruit werd opgemaakt dat de oorzaak van de drift van de Volkswagen Caddy niet gelegen is geweest in het corrigeren van het voertuig na onverhoopt in de berm geraakt te zijn. Vervolgens botste de Volkswagen Caddy met de linker zijkant op de achterzijde van de aan de rechter rijbaanzijde rijdende damesfiets. Tengevolge daarvan sloeg de damesfiets met bestuurster, linksom tegen de Volkswagen Caddy aan. Dit veroorzaakte de zware verwondingen in de vorm van botbreuken aan de linkerzijde van het lichaam van het vrouwelijke slachtoffer. Hierna hebben zowel de damesfiets, als het lichaam van de bestuurster een onbekende baan, rechts langs de boom in de rechterwegberm van de Meerleseweg, afgelegd, waarbij de damesfiets uiteindelijk op voornoemde eindpositie terecht kwam en het lichaam van de bestuurster in de voornoemde eindpositie in de sloot van de Armeshof terecht kwam. Ongeveer 3,40 meter na de botsing tussen de damesfiets en de Volkswagen Caddy, werd de herenfiets, die op dat moment eveneens aan de rechter rijbaanzijde fietste, aan de achterzijde aangereden. De exacte gang van deze fiets was niet na te gaan. Op de achtervelgranden van de herenfiets was blauwe lak aanwezig en de achterband was volledig van de velg af. Bij de reconstructie bleek dat een deel van de achtervelg en het achterspatbord van de herenfiets geplet waren. Hieruit wordt opgemaakt dat de herenfiets met de achterzijde op het moment van de botsing, tussen de Volkswagen Caddy en de boom heeft gezeten. De achtervelg en het achterspatbord waren met grote kracht samengedrukt waarbij de moer van de linkerachteras van de herenfiets een indruk in de boom maakte. Op het moment dat de linkerachterzijde van de Volkswagen Caddy op de boom botste hing de voorzijde van deze auto boven de sloot waardoor de voorzijde naar beneden neeg. Hierbij ging de voorzijde van de Volkswagen Caddy van rechts naar links door het rechter talud van de sloot. Hierbij raakte de voorzijde van de Volkswagen Caddy beschadigd. Omdat de massa van de auto nog niet afgeremd was en deze de zwaartepuntbaan wilde blijven volgen, waarbij de achterzijde van de auto door de boom werd tegen gehouden, sloeg de auto als het ware om de boom heen en kwam met zijn linker zijde tegen het linker talud van de sloot tot stilstand. Hierbij raakte de bestuurder van de herenfiets bekneld tussen de Volkswagen Caddy en het talud van de sloot. Tengevolge van dit ongeval zijn beide fietsers aan de daarbij door hen opgelopen verwondingen overleden. In een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut wordt aangegeven dat uit een onderzoek naar de snelheid waarmee de bestuurster van de Volkswagen Caddy bij aanvang van de aangetroffen spoortekening heeft gereden is gebleken dat bij aanvang van het aangetroffen spoor de snelheid van de bestelauto tenminste 74 km/u en ten hoogste 101 km/u was. 4.3.2 De verklaringen van de getuigen en de verdachte De getuige [getuige 1] verklaarde dat zij op 10 oktober 2008 als bestuurster van een witte Volkswagen Caddy over de Meerleseweg reed, komende vanuit de richting Meerle en gaande in de richting van Ulicoten. Aan het begin van deze weg werd zij ingehaald door een blauwe Volkswagen Caddy. Zelf reed ze ongeveer 60 a 65 kilometer per uur op dat moment. De blauwe Volkswagen Caddy toeterde de hele tijd en vlak daarna haalde de blauwe Volkswagen Caddy haar in. Zij zag dat de blauwe Volkswagen Caddy heel snel uitliep toen hij eenmaal was gepasseerd. Na ongeveer een kilometer zag zij de blauwe Volkswagen Caddy opeens hevig slingeren. Deze auto reed van links naar rechts over de rijbaan. Vervolgens begon deze auto te draaien. Zij zag dat de blauwe Volkswagen Caddy vervolgens naar de overzijde van de weg, van haar uit gezien de linkerzijde van de weg, reed, daar draaide de auto vervolgens weer naar rechts. Toen belandde deze auto op zijn zijkant in de sloot naast de rechterzijde van de rijbaan. Toen zij stapvoets langs de plaats van het ongeval reed zag zij twee fietsen naast de weg liggen. Zij zag dat de fietsen helemaal opgevouwen waren. Zij zag dat de auto op zijn kop in een sloot lag. De getuige [getuige 2] verklaarde dat zij op 10 oktober 2008 omstreeks 15.00 uur met haar personenauto reed over de Meerleseweg te Ulicoten, gemeente Baarle Nassau, komende uit de richting van de Dorpsstraat. Net voorbij een doodlopend straatje, gezien haar rijrichting aan de rechterzijde van de rijbaan, zag zij plotseling een blauwe Caddy bestelauto vanuit tegenover gestelde richting met hoge snelheid aan komen rijden. Zelf reed ze op dat moment met een snelheid van ongeveer 40 a 50 kilometer per uur. Zij zag dat de bestelauto hevig slingerde en de gehele rijbaan nodig had. De rijbaan is ter plaatse niet breed. Om een aanrijding te voorkomen is zij direct rechts naast de rijbaan de oprit opgereden bij een woning. Daarbij bleef zij zicht houden op de bestelauto omdat ze parallel aan de rijbaan tot stilstand kwam. Direct hierop zag zij twee fietsers rijden. Deze fietsers kwamen ook vanuit tegenovergestelde richting van haar en reden ter hoogte van de Armeshof. Zij dacht nog dit gaat niet goed, gezien het rijgedrag van de bestuurster van de bestelauto. Direct hierna zag zij dat de bestuurster van de auto de macht over het stuur verloor. Zij zag dat de auto eerst links reed en dat de bestuurster toen rechts instuurde en 360 graden rechtsom over zijn as ronddraaide met haar auto. Vervolgens zag zij dat de rechterflank van de bestelauto de fietsers raakte. Het ging allemaal erg snel. Nadat zij was gestopt stond zij op een afstand van ongeveer 10 a 15 meter van de Armeshof op dat moment. De bestelauto lag op een afstand van ongeveer 18 meter bij haar vandaan. Vervolgens zag zij dat de bestuurster, nadat zij uit haar bestelauto was gestapt, in haar richting kwam gelopen. Zij hoorde dat de vrouw zei:" Ik zit al 1,5 jaar in de problemen, ik zie het niet meer zitten, ik moest mij afreageren op de weg". De verdachte verklaarde bij de politie op 11 oktober 2008 dat zij op 10 oktober 2008 rond 14.45 uur van huis is vertrokken naar haar werk. Zij reed in een Volkswagen Caddy met kenteken [kentekennummer]. Zij had vervelende gevoelens en was kwaad. Zij geeft aan deze gevoelens te hebben afgereageerd in het verkeer. Op het moment dat zij de Meerleseweg had bereikt is zij anders gaan rijden. Zij is harder gaan rijden en heeft opzettelijk met de auto slingerend over de weg gereden. Zij wilde het stuur niet recht houden en heeft meerdere malen het stuur op en neer bewogen waardoor de auto ging slingeren. Op een gegeven moment kon zij de auto niet onder controle houden. Op vragen van de politie geeft zij aan dat zij met haar handelen iets wilde bereiken naar haar man toe. Eigenlijk ging het om de vraag wat hij belangrijker vindt, centen of een gehandicapt persoon. Daartoe wilde zij opzettelijk een ongeluk veroorzaken. Zij heeft op dat moment niet gezien wat er in haar omgeving was. Zij heeft de fietsers niet gezien omdat zij zich zo aan het afreageren was. Zij heeft geen rekening gehouden met ander verkeer en heeft daar gewoon niet naar gekeken. In haar verklaring op 18 december 2008 geeft zij aan dat zij iedere dag op weg naar haar werk over de Meerleseweg rijdt en deze weg goed kent. Ook komt zij daar wel eens op de fiets. Dat de weg smal is en in slechte staat verkeert is haar dan ook bekend. Op de Meerleseweg kreeg zij een woede-aanval en begon zij met het stuur slingerbewegingen te maken. Daarbij heeft ze niet stil achter het stuur gezeten maar heeft ze met hoofd en lichaam wilde, ongecontroleerde bewegingen gemaakt. Zij schudde daarbij heen en weer met haar hoofd. Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat zij daarbij het hoofd naar beneden gericht heeft gehouden waardoor zij het zicht op de weg verloor. 4.3.3 De -voorwaardelijke- opzet bij verdachte ten tijde van de verweten gedragingen Door de verdediging wordt aangevoerd dat de gemoedsgesteldheid van verdachte ten tijde van de verweten gedragingen zodanig was dat zij zich niet bewust was van de kans dat zij door haar rijgedrag anderen zou kunnen doden. Uit de verklaringen van verdachte kan worden vastgesteld dat zij op het moment dat zij van huis vertrok op 10 oktober 2008 vervelende gevoelens had en erg kwaad was. Deze gevoelens van agressie werden door haar weliswaar herkend maar vormden voor haar geen belemmering om met haar auto te vertrekken. Blijkens de rapportage van de psycholoog heeft verdachte verklaard die dag van 10.00 uur tot 15.00 uur al piekerend naar de muur te hebben gestaard. Zij voelde zich naar haar zeggen gespannen en agressief van binnen. Het staren naar de muur en de geladenheid als zij moest gaan werken kwamen wel meer voor. Op vragen van de psychiater geeft zij aan dat het vaker voorkwam dat zij zich via hard rijden afreageerde en dat zij zich bewust was van haar onvoorzichtige rijstijl, immers dat was voor haar van belang om een ongeval te forceren. In zijn forensisch psychologische beschouwing maakt de psycholoog melding van de omstandigheid dat er bij verdachte ten tijde van het haar ten laste gelegde delict sprake was van een vermenging van een heftige affectieve opwindingstoestand enerzijds en anderzijds een waancoloriet van paranoïde inhoud. Op grond van deze aspecten is het waarschijnlijk dat verdachte, die zich überhaupt al in zichzelf isoleerde en oververmoeid was, ten tijde van de haar ten laste gelegde delictvorming weliswaar besef had van haar handelen, doch dat zij zich bevond in een toestand van enige bewustzijnsvernauwing althans een verstoring van de realiteitstoetsing, waardoor zij verblind werd voor de mogelijke consequenties van haar gedrag voor anderen c.q. goederen. In zijn toelichting ter terechtzitting op vorenstaande geeft de psycholoog als getuige-deskundige aan dat dit niet zo moet worden gelezen dat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van haar handelen ontbrak. In haar forensisch psychiatrische beschouwing maakt de psychiater melding van de omstandigheid dat verdachte op een redelijk passief agressieve wijze een stelling wilde poneren ten opzichte van haar partner. Te weten: ‘Wat wil je liever, een vrouw die veel werkt of een gehandicapte vrouw?’ De gedachte dat indien ze gehandicapt zou worden haar man haar moest onderhouden speelde een belangrijke rol. Betrokkene was zo met haar eigen gevoelens bezig dat het niet in haar opkwam dat ze ook een gevaar voor anderen kon zijn. De rechtbank stelt, mede op grond van de conclusies van de gedragsdeskundigen, vast dat bij verdachte niet ieder inzicht in de draagwijdte van haar handelingen ontbrak. Zij was zich bewust van haar agressieve gevoelens toen ze met haar auto is gaan rijden. Dan ontwikkelt zich bij haar het plan om met opzet een ongeluk te veroorzaken waarbij zij mogelijk de dood kan vinden maar in ieder geval zodanig letsel oploopt dat zij gehandicapt raakt. Zij was zich dus niet alleen bewust van de kans dat er een ongeluk zou gebeuren maar wilde dat zelfs. Op een bewust gekozen moment -wanneer zij zich op de Meerleseweg bevindt- is zij harder gaan rijden en heeft zij luid claxonnerend ander aanwezig verkeer gepasseerd. Zij rijdt nagenoeg dagelijks over deze weg en zij moet daarom bekend zijn met de risico’s die het berijden van die weg met zich meebrengt. (het betreft een smalle weg met slechts twee rijstroken; zonder gemarkeerd fietspad maar wel deel uitmakend van een bewegwijzerde fietsroute; met aan weerszijden bomen en waarvan het wegdek en met name de bermen in slechte staat verkeren) Zij moet zich door dit alles bewust zijn geweest van de aanmerkelijke kans dat bij een ongeluk ook andere weggebruikers gewond dan wel gedood zouden worden. Zij is opzettelijk met haar stuur links en rechts draaiende bewegingen gaan maken zodat de auto is gaan slingeren. Daarbij heeft zij haar hoofd naar beneden gericht zodat zij zichzelf bewust het zicht op de weg ontnam. Ook heeft zij zich er niet van vergewist of enig verkeer op die weg aanwezig was en op geen enkel moment heeft verdachte stilgestaan bij de risico’s die andere weggebruikers door haar handelen liepen. Door haar gedragingen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat andere weggebruikers het leven zullen verliezen, met dien verstande dat zij -in plaats van er op te rekenen dat zij als enige de gevolgen van haar handelen zou ondervinden- de aanmerkelijke kans dat anderen door haar gedrag het leven zullen laten welbewust heeft aanvaard en op de koop toe genomen. Daarbij wordt overwogen dat de verdachte niet alleen voor andere weggebruikers een dodelijk gevaar heeft geschapen, maar ook zichzelf aan dat gevaar heeft blootgesteld; hetgeen zij daaromtrent heeft verklaard laat geen andere conclusie toe dan dat verdachte zelfs bereid was zichzelf aan het risico van dodelijk letsel bloot te stellen. 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 oktober 2008 te Ulicoten, gemeente Baarle-Nassau, opzettelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet als bestuurder van een (bestel-)auto, voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van hun fietsen gereden, door met de door haar bestuurde (bestel-) auto, met hoge snelheid en slingerend over de weg,achter tegen de fietsen van die [slachtoffer 2] en van die [slachtoffer 1] te rijden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn overleden. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit. 6 De strafoplegging 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht jaren met aftrek van voorarrest. Voorts vordert zij oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaren. 6.2 Het standpunt van de verdediging Wanneer de rechtbank tot een veroordeling komt bepleit de raadsvrouw -mede onder verwijzing naar de conclusies van de psycholoog en de psychiater dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact. In dat kader kan dan een behandeling van verdachte plaatsvinden in een forensisch psychiatrische afdeling of polikliniek in de regio. 6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft ervoor gekozen om -in een poging om aandacht te vinden voor haar problemen- een ongeluk te veroorzaken waarbij zij zichzelf -in ieder geval- ernstig lichamelijk letsel had willen toebrengen. Daarbij heeft zij de risico’s voor medeweggebruikers volstrekt ondergeschikt gemaakt aan haar eigen doelstellingen. Het gruwelijke gevolg van haar handelen is dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] volstrekt onnodig door haar toedoen om het leven zijn gekomen. Dit heeft voor de nabestaanden onherstelbaar leed en verdriet gebracht. Voor de samenleving is het ook -gelet op de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden en de willekeur van de getroffen slachtoffers- een schokkend en zeer ernstig feit. Het nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt. De eis van de officier van justitie is in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd alleszins te begrijpen. Het zijn slechts de bijzondere, in de persoon van verdachte gelegen omstandigheden, die de rechtbank heeft doen besluiten hiervan in substantiële zin ten gunste van verdachte af te wijken. De rechtbank neemt daarbij de gelijkluidende conclusie van de psycholoog en psychiater omtrent de mate van toerekening over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor het door haar gepleegde feit. Met voormelde gedragsdeskundigen is de rechtbank van oordeel dat verdachte behandeling behoeft voor haar persoonlijkheidsstoornis. Het verzoek van de verdediging om deze behandeling te koppelen aan een verplicht reclasseringscontact in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank niet volgen om reden dat een zodanige straf niet in overeenstemming is met de ernst van het feit. Een behandeling van de bij verdachte geconstateerde stoornis zal mogelijk te zijner tijd kunnen aanvangen in de periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechtbank acht een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar passend en geboden. Daarnaast zal zij aan verdachte de gevorderde rijontzegging van 5 jaar opleggen. 7 Het beslag De officier van justitie heeft ter zitting de vernietiging gevorderd van de inbeslaggenomen goederen. Het gaat hierbij om de resten van de fietsen van de slachtoffers en om de bestelauto waarmee verdachte het feit heeft gepleegd. De wet biedt de rechtbank geen mogelijkheid om -voor zover het de beide fietsen betreft- ter terechtzitting een vordering als door de officier van justitie gedaan te volgen. Zij zal daarom op dat onderdeel geen beslissing nemen. Nu verdachte het betreffende feit heeft gepleegd met de bestelauto zal de rechtbank deze verbeurdverklaren. 7.1 De verbeurdverklaring Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en dat het feit is begaan met behulp van dit voorwerp. 8 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 57, 91 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert: doodslag, meermalen gepleegd. - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf jaren; - bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf; Bijkomende straffen - veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van vijf jaren; - bepaalt dat de tijd dat verdachte haar rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging; Beslag - verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een bestelauto Volkswagen Caddy met kenteken [kentekennummer]; Dit vonnis is gewezen door mr. Bakx, voorzitter, mr. Visser en mr. Zuidema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 mei 2009. Mr. Zuidema is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE I: De tenlastelegging zij op of omstreeks 10 oktober 2008 te Ulicoten, gemeente Baarle-Nassau, opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet als bestuurder van een (bestel-)auto, voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] van zijn/haar/hun fiets(en) gereden, door met de door haar bestuurde (bestel-)auto, met hoge/aanzienlijke snelheid en/of slingerend over de weg, (achter) tegen de fiets(en) van die [slachtoffer 2] en/of van die Van Well te rijden en/of tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] zelf te rijden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] is/zijn overleden; art 287 Wetboek van Strafrecht subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: zij op of omstreeks 10 oktober 2008 te Ulicoten, gemeente Baarle-Nassau, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Meerleseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en of onnadenkend en/of ondeskundig rijdend met dat door haar bestuurde motorrijtuig over die Meerleseweg (richting Ulicoten), terwijl (op korte afstand) voor haar aan de rechterzijde van die weg, twee fietsers, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], in dezelfde richting als verdachte fietsten, en/of slingerend en/of met hoge of aanzienlijke, althans hogere dan ter plaatse toegestane, in elk geval met een gegeven de verkeerssituatie te hoge snelheid, tegen de fiets(en) van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] en/of tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] zelf aan te rijden, waardoor die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] is/zijn gedood; art 6 Wegenverkeerswet 1994