Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI5283

Datum uitspraak2009-04-01
Datum gepubliceerd2009-06-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers775198/08-18186
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Bemiddelingsovereenkomst. Eisers hebben hebben zich bij gedaagde via haar website als woningzoekenden ingeschreven. Gedaagde heeft aan eisers niet tijdig en niet voldoende openheid van zaken verstrekt over haar werkwijze als bemiddelaar, met name ten aanzien van haar relatie met de verhuurster. Gedaagde heeft hiermee gehandeld in strijd met artikel 7:427 BW juncto de artikelen 7:417 en 418 BW en heeft aldus geen recht op loon zoals bedoeld in die artikelen. De bemiddelingsvergoeding dient als onverschuldigd dient te worden gerestitueerd.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector kanton locatie 's-Gravenhage IM Rolnummer: 775198/08-18186 Datum: 1 april 2009 Vonnis in de zaak van: [eiser 1] en [eiser 2], beiden wonende te [woonplaats], eisers, (toev.nr: 5BT6907), gemachtigde: mr. E.Tj. van Dalen; tegen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Direct Wonen Verhuur Makelaars B.V., gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage, gedaagde, gemachtigde: mr. P.S. Kreupeling. Procedure De kantonrechter heeft kennisgenomen van het volgende: - dagvaarding van 22 juli 2008; - conclusie van antwoord; - comparitie, gehouden ter zitting van 3 november 2008, waarvan proces-verbaal is opgemaakt; - conclusie van repliek; - conclusie van dupliek; - akte houdende uitlating producties. Feiten - Eisers hebben zich bij gedaagde via haar website als woningzoekenden ingeschreven. - Vervolgens hebben zij in aanwezigheid van een medewerker van gedaagde twee huurwoningen bezichtigd. - Kort nadien, op 23 november 2007 hebben eisers ten kantore van gedaagde een "huuropdrachtbevestiging" getekend, inhoudende onder meer dat zij zich bereid verklaarden de woning [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) te huren voor de prijs van € 675,-- per maand en dat zij instemden met betaling aan gedaagde van een bedrag van € 946,05 (inclusief BTW) ter zake van contractkosten en bemiddelingsvergoeding. - Gedaagde heeft een huurovereenkomst opgesteld, gedateerd 29 november 2007 en deze is ondertekend door eisers als de huurders van de woning en tevens door of namens de verhuurster, mevrouw [A]. - Eisers hebben een bedrag van € 946,05 aan gedaagde voldaan. Vordering Eisers vorderen een verklaring voor recht, dat het tussen partijen overeengekomene met betrekking tot de bemiddelingsvergoeding nietig is. Voorts vorderen zij restitutie van de aan gedaagde voldane som van € 946,05, vermeerderd met rente vanaf juli 2008. Tenslotte vorderen zij een veroordeling van gedaagde in de proceskosten. Aan hun vordering leggen eisers ten grondslag, dat zij uitsluitend voor de huur van de woning in aanmerking konden komen, wanneer zij de bemiddelingsvergoeding aan gedaagde zouden voldoen en dat die vergoeding daarom moet worden aangemerkt als een niet redelijk voordeel zoals bedoeld in artikel 7:264 BW. Bij repliek hebben eisers daar nog aan toegevoegd, dat zij niet hebben ingestemd met bemiddelingsvoorwaarden die door gedaagde worden gehanteerd en dat zij zich subsidiair wensen te beroepen op de nietigheid van die voorwaarden. Ook hebben eisers nog gesteld, dat gedaagde als bemiddelaar tevens van de verhuurster een vergoeding heeft ontvangen, hetgeen duidt op een verstrengeling van belangen. Verweer Volgens gedaagde is tussen partijen een bemiddelingsovereenkomst tot stand gekomen, welke door haar naar behoren is uitgevoerd. Zij ontkent dat daarbij sprake zou zijn geweest van een niet redelijk voordeel. Gedaagde stelt dat eisers doelbewust hebben gekozen voor haar als commerciële bemiddelaar op basis van bekende voorwaarden. Gedaagde betwist, dat zij tevens voor de verhuurster van de woning zou hebben bemiddeld. Beoordeling 1. Uit de door gedaagde in het geding gebrachte screendump van haar website blijkt dat daarin wordt verwezen naar de op een inschrijving toepasselijke voorwaarden, welke ter plaatse kunnen worden geopend als Pdf-file. In die voorwaarden wordt gewezen op de verplichting tot betaling van een bemiddelingsvergoeding bij het vinden van een woning. Niet blijkt dat eisers op die wijze van deze voorwaarden kennis hebben genomen. Aan de vraag of deze ten tijde van de inschrijving reeds toepasselijk en niet vernietigbaar waren kan echter worden voorbijgegaan, daar eisers bij de ondertekening door hen van de huuropdrachtbevestiging op 23 november 2007 hebben ingestemd met betaling van een bemiddelingsvergoeding. 2. De in de huuropdrachtbevestiging opgenomen verplichting tot betaling van een bemiddelingsvergoeding kan niet worden aangemerkt als een beding dat een niet redelijk voordeel inhoudt, zoals bedoeld in artikel 7:264 BW. Het betreffende beding werd immers overeengekomen met gedaagde als bemiddelaar en niet als vertegenwoordiger van de verhuurster. 3. Eisers stellen dat zij de huuropdrachtbevestiging, met daarin het beding aangaande de bemiddelingsvergoeding, hebben ondertekend, daar zij anders niet aan een woning zouden kunnen komen, gelet op de schaarste in die markt. Voor zover eisers daarmee een beroep hebben willen doen op misbruik van omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3:44 BW, dient dat te worden verworpen, daar de enkele omstandigheid dat er in Den Haag sprake is van een schaarste in de markt van goedkopere huurwoningen niet voldoende is om te kunnen komen tot een ontbinding van de overeenkomst betreffende de bemiddeling. 4. Resteert de vraag of gedaagde zou hebben gehandeld in strijd met haar mededelingsplicht omtrent een mogelijke belangenverstrengeling. Ter comparitie heeft gedaagde erkend, dat zij ook diensten heeft verleend aan de verhuurster van de woning en dat de kosten daarvan, aangeduid als "marketingvergoeding" aan de verhuurster in rekening zijn gebracht. Eisers stellen dat de hoogte van die vergoeding € 800,-- zou bedragen. Gedaagde ontkent dat, doch stelt niet welke vergoeding zij dan wel van de verhuurster heeft bedongen en wat de betreffende dienstverlening zoal inhield. Hoe dit ook moge zijn, de stelling van gedaagde dat zij uitsluitend de belangen van eisers als haar opdrachtgevers heeft behartigd, is moeilijk te rijmen met verlening van diensten aan de verhuurster tegen betaling. Gedaagde heeft verzuimd eisers hierover tijdig te informeren. Daar komt bij dat gedaagde, die als professionele bemiddelaar geacht mag worden op de hoogte te zijn van het wettelijke huurprijzenregime, kennelijk de door de verhuurster verlangde huurprijs als een vaststaand gegeven aan eisers heeft gepresenteerd, terwijl die prijs de wettelijke toets niet kon doorstaan. Eisers hebben immers onweersproken gesteld, dat de huurprijs, na toetsing door de Huurcommissie, is verlaagd. Ook dit stilzwijgen van gedaagde over mogelijke twijfel aan de juistheid van de hoogte van de gevraagde huurprijs alsmede de omstandigheid, dat gedaagde ten behoeve van de verhuurster aan eisers om een borgstelling heeft verzocht, wijzen er op, dat gedaagde in het kader van de bemiddelingsopdracht niet uitsluitend de belangen van eisers heeft behartigd. 5. De voorgaande overwegingen leiden tot de vaststelling, dat gedaagde aan eisers niet tijdig en niet voldoende openheid van zaken heeft verstrekt over haar werkwijze als bemiddelaar, met name ten aanzien van haar relatie met de verhuurster. Gedaagde heeft hiermee gehandeld in strijd met artikel 7:427 BW juncto de artikelen 7:417 en 418 BW en heeft aldus geen recht op loon zoals bedoeld in die artikelen. In dit verband wordt nog gewezen op de uitspraak van de Hoge Raad van 6 april 2007 (LJN:AZ5440). 6. De conclusie luidt, dat de gevorderde verklaring voor recht moet worden afgewezen en dat de bemiddelingsvergoeding als onverschuldigd dient te worden gerestitueerd, vermeerderd met rente. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij. Beslissing De kantonrechter: Veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen een bedrag van € 946,05, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2008 tot de dag der algehele voldoening. Veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding in totaal begroot op € 538,44 en veroordeelt gedaagde partij mitsdien te voldoen: a aan de griffier van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie 's-Gravenhage, 1 € 114,75 voor in debet gesteld griffierecht; 2 € 85,44 voor kosten van de dagvaarding; 3 € 300,-- voor salaris van de gemachtigde van eisende partij; in totaal derhalve € 500,19, met welk bedrag de griffier zal dienen te handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; b aan eisende partij € 38,25 voor niet in debet gesteld griffierecht. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Wijst af het anders of meer gevorderde. Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. K.R. van der Graaf en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2009