Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI5346

Datum uitspraak2009-05-27
Datum gepubliceerd2009-05-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08 / 1027 GEMWT
Statusgepubliceerd


Indicatie

'Langdurig opslaan van materialen op gronden met de bestemming 'tuin' is in strijd met de gebruiksbepalingen van het bestemmingplan. Opslag van materialen op gronden met bestemming tuin alleen toegestaan indien sprake van kortstondige opslag van materialen voor eigen gebruik'.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector bestuursrecht Registratienummer: 08 / 1027 GEMWT uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geschil tussen: [naam], wonende te [plaats], eiseres, gemachtigde: mr. J.C.M. Damming, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp te Assen, en Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hof van Twente, verweerder. Derde-belanghebbende: [naam], wonende te [plaats], gemachtigde: mr. Th.H.W. Juta, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Arnhem. 1. Bestreden besluit Besluit van verweerder d.d. 19 augustus 2008, verzonden 22 augustus 2008. 2. Procesverloop Bij schrijven van 17 juli 2007 is namens eiseres bij verweerder een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen de illegale bebouwing op het perceel aan de [adres] te [plaats] en het gebruik van dit perceel in strijd met de bestemmingsplanbepalingen. Bij besluit van 12 februari 2008 heeft verweerder dit verzoek afgewezen, voor zover dit verzoek het gebruik van het perceel in strijd met de bestemmingsplanbepalingen betreft. Tegen dit besluit is namens eiseres bij schrijven van 25 maart 2008 bezwaar gemaakt. Op 19 mei 2008 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de namens eiseres ingediende bezwaren ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is namens eiseres bij schrijven van 30 september 2008 beroep ingesteld. Bij schrijven 30 oktober 2008 heeft de gemachtigde van de derde-belanghebbende aan de rechtbank verzocht het beroep ongegrond te verklaren. Op 11 november 2008 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 8 april 2009, waar eiser is verschenen, bijgestaan door de heer Damming, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door de heer M.G.W Kamst. Voorts is derde-belanghebbende verschenen alsmede zijn gemachtigde de heer Juta. 3. Overwegingen In geschil is de vraag of verweerder het namens eiseres ingediende verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel aan de [adres] te [plaats] in strijd met de bestemmingsplanbepalingen terecht heeft afgewezen. Eiseres is van mening dat de materialen die in de achtertuin van het onderhavige perceel worden opgeslagen grotendeels als afval zijn aan te merken en dat de omvang van het opgeslagen materiaal het normale gebruik overstijgt. Dit is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Voorts is eiseres van mening dat het door verweerder uitgevoerde handhavingsonderzoek ontoereikend is geweest. Eiseres ervaart overlast van de rotzooi op het perceel en vreest dat de waarde van haar woning hierdoor daalt. Verweerder is op grond van de beginselplicht tot handhaving en de afwezigheid van bijzondere omstandigheden gehouden om handhavend op te treden. Voor de beoordeling van het geschil gaat de rechtbank verder uit van de volgende feiten en omstandigheden: Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied Delden / Goor” rust op het onderhavige perceel de bestemming “woonbebouwing”. Gronden met deze bestemming zijn op grond van artikel 11 van de bestemmingsplanvoorschriften – voor zover relevant – bestemd voor woningen met bijbehorende tuinen en erven, een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen. In artikel 4.1 van de bestemmingsplanvoorschriften is bepaald dat het verboden is om de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het in het plan aan de grond gegeven bestemming. Ingevolge artikel 4.2 van de bestemmingsplanvoorschriften wordt – voor zover relevant – onder verboden gebruik in verband met alle bestemmingen in ieder geval verstaan: een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik. Op 12 juni 2008 heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de diverse materialen die op dat moment op het onderhavige perceel aanwezig waren. Dit betroffen onder andere bouwmaterialen, brandhout, oude karren (al dan niet gevuld met (bouw)materialen), een betonmolen, compostbakken, bestratingsmateriaal, dakpannen, klinkers en een bentheimerput. Het bestreden besluit is op deze inventarisatie gebaseerd. Ingevolge artikel 125 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang. Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. In het tweede lid van dat artikel wordt bepaald, dat een last onder dwangsom ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dat kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De rechtbank overweegt dat het kortstondig opslaan van materialen voor eigen gebruik op gronden die bestemd zijn als tuin, in principe niet in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingplan is. Uit het inventarisatierapport en uit het bestreden besluit blijkt dat het grootste deel van het materiaal dat op 12 juni 2008 ter plaatse is aangetroffen en dat als bouwmateriaal wordt aangemerkt, gebruikt wordt en zal worden voor de bouw van een vergunde schuur, van een nog te plaatsen vergunningvrij bouwwerk, de verbouwing van het huis en de bestrating rondom de schuur. Deze materialen zouden op grond van het bestemmingsplan derhalve tijdelijk in de tuin mogen worden opgeslagen. In het onderhavige geval is echter reeds op 27 januari 2005 een bouwvergunning verleend voor het oprichten van de schuur. Ten tijde van het bestreden besluit, ruim drie en een half jaar later, was deze schuur nog steeds niet voltooid. Ook het vergunningvrije bouwwerk was nog niet gerealiseerd en de bestrating rondom de schuur nog niet aangelegd. In hoeverre er een verbouwing in het huis heeft plaatsgevonden blijkt niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat de materialen voor deze bouwwerkzaamheden niet slechts tijdelijk op het perceel aanwezig zijn (geweest), maar hier reeds langdurig worden opgeslagen hetgeen naar het oordeel van de rechtbank niet in overeenstemming is met de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan. Voort heeft de derde-belanghebbende ter zitting verklaard dat een deel van de opgeslagen materialen afkomstig is uit de boerderij van zijn ouders en sinds enige tijd ter bewaring op zijn perceel worden opgeslagen. Deze materialen zijn derhalve niet voor eigen gebruik en worden ook niet kortstondig ter plaatse opgeslagen. Naar het oordeel van de rechtbank treft de grief van eiseres, dat in strijd met het bestemmingsplan wordt gehandeld, dan ook doel. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder de bestreden beslissing niet had kunnen baseren op slechts één enkele inventarisatie. Teneinde tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen had verweerder meerdere ijkpunten moeten nemen om bijvoorbeeld te kunnen beoordelen of de omvang van de opslag van materialen aan verandering (vermindering) onderhevig was en de materialen inderdaad gebruikt werden voor de bouwwerkzaamheden. Uit de controles die na de datum van het bestreden besluit hebben plaatsgevonden blijkt dat de omvang van de opgeslagen materialen nauwelijks is afgenomen, ondanks dat de bouw van de vergunde schuur verder is voltooid. Weliswaar mogen deze latere controles niet bij de beoordeling van het onderhavige geschil worden betrokken, maar hieruit leidt de rechtbank wel af dat de enkele controle op 12 juni 2008 geen getrouw beeld van de werkelijke situatie geeft en onvoldoende is om tot de conclusie te komen dat niet in strijd met de gebruiksbepalingen van het bestemmingsplan wordt gehandeld. Ook de grief van eiseres, dat het door verweerder uitgevoerde handhavingsonderzoek ontoereikend is geweest slaagt derhalve. Ter zitting heeft de derdebelanghebbende gesteld dat de bouwwerkzaamheden over ongeveer 2 jaar afgerond zullen zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is een periode van nog eens 2 jaar te lang om van een kortstondig gebruik van de tuin als opslagplaats te kunnen spreken, mede gezien het feit dat de tuin al enkele jaren als zodanig wordt gebruikt. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan in het onderhavige geval van handhaving zou moeten worden afgezien zijn niet gesteld, zodat de rechtbank tot het oordeel komt dat verweerder het handhavingsverzoek van eiseres ten onrechte heeft afgewezen. Het beroep is gegrond. Tot slot overweegt de rechtbank dat zowel in het bestreden besluit als in het beroep overwegingen ten overvloede zijn opgenomen alsmede reacties op dergelijke overwegingen. Aangezien deze overwegingen buiten het kader van dit geschil vallen, zal de rechtbank deze overwegingen buiten behandeling laten. Gezien het vorenoverwogene acht de rechtbank het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, zijnde 644,-, alsmede de reiskosten van eiseres. Beslist wordt derhalve als volgt: 4. Beslissing De Rechtbank Almelo, recht doende: - verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op de bezwaren van eiseres d.d. 25 maart 2008, met in achtneming van deze uitspraak; - veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op EUR 644,-, door de gemeente Hof van Twente te betalen aan eiseres; - veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte reiskosten, welke kosten worden bepaald op ??????, door de gemeente Hof van Twente te betalen aan eiseres; - bepaalt dat de gemeente Hof van Twente aan eiseres het griffierecht ad EUR 145,- vergoedt. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aldus gedaan door mr. R.J. Jue, rechter, en door deze en mr. A.C.M. Heerdink, griffier, ondertekend De griffier, De rechter, Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2009 Afschrift verzonden op 27 mei 2009