
Jurisprudentie
BI5373
Datum uitspraak2009-05-13
Datum gepubliceerd2009-06-02
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/6573 WW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-02
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/6573 WW
Statusgepubliceerd
Indicatie
WW-uitkering blijvend geheel geweigerd op de grond dat appellante verwijtbaar werkloos is geworden. Afwijzing verzoek om terug te komen van dit besluit. Niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Uitspraak
08/6573 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 3 oktober 2008, 08/477 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 mei 2009.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.F. van den Beld, werkzaam bij H&B Adviesbureau BV, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben desgevraagd toestemming verleend het onderzoek ter zitting achterwege te laten.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
2.1. Appellante was tot 30 mei 2004 werkzaam bij [werkgever]. Bij besluit van 22 juni 2004 heeft het Uwv de door appellante aangevraagde WW-uitkering blijvend geheel geweigerd op de grond dat appellante verwijtbaar werkloos is geworden. Het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar is bij besluit van 3 maart 2006 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daartegen heeft appellante geen hoger beroep ingesteld.
2.2. Op 15 augustus 2007 heeft appellante aan het Uwv verzocht om terug te komen van het besluit van 22 juni 2004. Bij besluit van 28 augustus 2007 heeft het Uwv dit verzoek afgewezen. Bij het bestreden besluit van 12 december 2007 heeft het Uwv het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het Uwv heeft daarbij overwogen dat niet gebleken is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de brief van 27 juni 2006 van [manager], die als manager bij [werkgever] werkzaam is, een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid oplevert. Volgens appellante blijkt uit deze brief dat het Uwv op oneigenlijke gronden verwijtbare werkloosheid heeft aangenomen.
5. De Raad overweegt het volgende.
5.1. De Raad is met de rechtbank en het Uwv van oordeel dat de brief van 27 juni 2006 geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb bevat. In deze brief geeft Van der Meer zijn persoonlijke visie op het ontslag van appellante. De daarbij door hem genoemde feiten en omstandigheden, zoals het bestaan van een arbeidsconflict, waren reeds in de procedure gericht tegen het besluit van 22 juni 2004 bekend. De Raad voegt aan het voorgaande nog toe dat, anders dan appellante kennelijk meent, de eventuele onjuistheid van het oorspronkelijke besluit op zichzelf geen beslissende rol speelt bij de beoordeling van het verzoek om terug te komen van dat besluit.
5.2. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A. Hoogeveen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2009.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) I. Mos.
BvW