Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI5556

Datum uitspraak2009-05-28
Datum gepubliceerd2009-05-29
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 09/854 en 09/970
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Voorlopige voorziening. Kortsluiting. Toepassing afdeling 3:4 van de Awb (uov). Bezwaarschrift terecht doorgestuurd aan de rechtbank. De "toverformule" is ten onrechte toegepast, omdat de strijdigheid met het bestemmingsplan door een eerder vrijstellingsbesluit al was opgeheven.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht procedurenummers: AWB 09/854 en 09/970 uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2009 als bedoeld in de artikelen 8:84 en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen [naam] (hierna: [A]), wonende te [woonplaats], verzoeker, gemachtigde: mr. E. Wiarda, werkzaam bij Langhout en Wiarda Juristen Rentmeesters te Heerenveen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Skarsterlân (hierna: het college), verweerder, gemachtigde: mr. J.J. Hiemstra, werkzaam bij de gemeente Skarsterlân. Procesverloop Op 1 mei 2009 heeft het college aan [naam] (hierna: [B]) een ontheffing op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en een bouwvergunning op grond van de Woningwet verleend ten behoeve van het veranderen van een pand in het kader van de wijziging van een horecabedrijf in een optiekzaak op het perceel, kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding], plaatselijk bekend als [adres] (hierna: het pand). [A] heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het college heeft het bezwaarschrift onder toepassing van artikel 6:15 van de Awb als beroepschrift doorgezonden aan de rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder procedurenummer 09/970. Tevens heeft [A] zich bij brief van 11 mei 2009 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder procedurenummer 09/854. De rechtbank heeft [B] op de voet van artikel 8:26, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid gesteld om aan de gedingen deel te nemen. Van die gelegenheid heeft hij gebruik gemaakt. Het verzoek is ter zitting behandeld op 20 mei 2009. [A] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [B] is in persoon verschenen, vergezeld door [naam], makelaar. Motivering 1.1 Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om [A] te kunnen ontvangen. Immers, hij heeft een optiekzaak in het verzorgingsgebied waarin ook het pand is gelegen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat [A] een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. 1.2 Indien, zoals in het onderhavige geval, het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan terwijl beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. De voorzieningenrechter zal daarom onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. De feiten 2.1 De voorzieningenrechter stelt vast dat op het perceel op grond van het bestemmingsplan "Joure Kom II" (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming "Horecabedrijven, met bijbehorende erven" rust. Op grond van artikel 8, vierde lid, van het bestemmingsplan mogen de gronden en gebouwen waarop deze bestemming rust - kort gezegd - slechts worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Het bestemmingsplan staat dus het vestigen van een optiekzaak op het perceel niet toe. 2.2 Op 3 februari 2009 heeft het college [B] een ontheffing van de bepalingen van het bestemmingsplan en een bouwvergunning verleend voor het inpandig veranderen van het pand in een optiekzaak. Naar ter zitting is komen vast te staan, zijn deze ontheffing en bouwvergunning inmiddels onherroepelijk geworden. Op 2 februari 2009 heeft [B] een bouwvergunning aangevraagd voor het veranderen van de voor- en zijgevel (en inpandig) van het pand, eveneens ten behoeve van de beoogde optiekzaak. Het college heeft deze aanvraag op 4 februari 2009 ontvangen en heeft vervolgens bekend gemaakt dat het de ontwerpbesluiten met bijbehorende stukken vanaf 27 februari 2009 gedurende zes weken ter inzage heeft gelegd, gedurende welke tijd belanghebbenden een zienswijze konden indienen. Daarop heeft [A] op 5 maart 2009 een zienswijze ingediend. Op 1 mei 2009 heeft het college het bestreden besluit genomen. Het geschil 3.1 Het college heeft de in geding zijnde ontheffing verleend op grond van de zogenaamde "toverformule", neergelegd in artikel 8, vijfde lid, van het bestemmingsplan. Nu er een positief welstandsadvies ligt, heeft het college eveneens de gevraagde bouwvergunning aan [B] verleend. 3.2 [A] stelt zich - samengevat en onder meer - op het standpunt dat ontheffing op grond van de toverformule niet mogelijk is, omdat het plan van [B] niet ziet op gebruik, maar op bouwen. Verder vindt [A] dat gebruik van het pand conform de horecabestemming nog steeds mogelijk is. De beoordeling van de gedingen 4.1 In artikel 6:13 van de Awb is - voor zover hier van belang - bepaald dat geen beroep bij de administratieve rechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht. In artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb is voorts bepaald dat degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar dient te maken, tenzij het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3:4. 4.2 Nu het bestreden besluit, gelet op artikel 46, vierde lid, van de Woningwet, is voorbereid met de in afdeling 3:4 van de Awb neergelegde uniforme openbare voorbereidingsprocedure en [A] tijdig een zienswijze heeft ingediend, stond voor hem rechtsreeks beroep open bij de rechtbank. Het college heeft het bezwaarschrift dus terecht ter behandeling als beroepschrift aan de rechtbank doorgezonden. 4.3 Op grond van artikel 8, vijfde lid, van het bestemmingsplan, dat de toverformule inhoudt, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling (ontheffing) verlenen van het bepaalde in het vierde lid, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college miskend dat de toverformule in het onderhavige geval niet kan worden toegepast, omdat het op 2 februari 2009 al een ontheffing van het bestemmingsplan aan [B] heeft verleend voor het veranderen van een horecazaak in een optiekzaak. Daarmee is het gebruik als optiekzaak niet langer verboden en is het thans in geding zijnde bouwplan niet in strijd met het bestemmingsplan. Nu voorts niet gesteld of gebleken is dat één van de andere weigeringsgronden van het limitatief-imperatieve artikel 44 van de Woningwet zich voordoet, moest het college de bouwvergunning aan [B] verlenen. 4.4 Het beroep van [A] zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd, voor zover daarbij een ontheffing op grond van artikel 8, vijfde lid, van het bestemmingsplan is verleend. Nu voorts de bouwvergunning terecht is verleend, zal het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen. 4.5 De voorzieningenrechter acht termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 juncto artikel 8:84, vierde lid, van de Awb. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van [A] € 644,00 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift: 1 punt, verschijnen ter zitting: 1 punt, gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,00). De voorzieningenrechter wijst de gemeente Skarsterlân aan als de rechtspersoon die deze kosten aan [A] moet vergoeden. Beslissing De voorzieningenrechter: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit, voor zover het college daarbij een ontheffing heeft verleend; - wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af; - bepaalt dat de gemeente Skarsterlân in de zaak 09/970 het betaalde griffierecht van € 150,00 aan [A] vergoedt; - veroordeelt het college in de proceskosten van [A] in de zaak 09/970 ten bedrage van € 644,00, aan hem te vergoeden door de gemeente Skarsterlân. Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2009. w.g. J.R. Leegsma w.g. P.G. Wijtsma Rechtsmiddel Tegen de uitspraak in het verzoek om een voorlopige voorziening met procedurenummer 09/854 kan geen rechtsmiddel worden aangewend. Tegen de uitspraak in de hoofdzaak met procedurenummer 09/970 staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 in samenhang met artikel 6:24 van de Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 20019 2500 EA Den Haag In het beroepschrift vermeldt u dan waarom u de uitspraak niet juist vindt.