Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI5660

Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-05-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers22-001328-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat aan de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde een beroep toekomt op noodweerexces op grond waarvan de verdachte terzake moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, zoals weergegeven in zijn overgelegde pleitnotities. Het hof acht dit verweer van de raadsman, inhoudende dat de verdachte zichzelf moest beschermen tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding en dat de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt, aannemelijk. Het hof zal het beroep op noodweerexces dan ook honoreren.-


Uitspraak

Rolnummer: 22-001328-08 Parketnummers: 09-535677-07 en 09-522586-08 Datum uitspraak: 20 mei 2009 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 5 maart 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: [naam], Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 mei 2009. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: 1. "hij op of omstreeks 15 september 2007 te Alphen aan den Rijn aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (schedelbreuk ter hoogte van de wenkbrauw en/of gekneusde oogkas en/of gekneusde kaak), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans een maal, met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een hard voorwerp en/of met de vuist, in/tegen het gezicht te slaan/stompen"; subsidiair: "hij op of omstreeks 15 september 2007 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans een maal, met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een hard voorwerp en/of met de vuist in/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid"; meer subsidiair: "hij op of omstreeks 15 september 2007 te Alphen aan den Rijn opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen, althans een maal met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een hard voorwerp en/of met de vuisten in/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden"; 2. "hij op of omstreeks 18 september 2007 te Alphen aan den Rijn [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] meermalen, althans een maal dreigend de woorden toegevoegd : "volg mij dan maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking"; 3. "hij op of omstreeks 25 februari 2008 te Alphen aan den Rijn opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1], agent van politie Hollands Midden en/of [verbalisant 2], hoofdagent van politie Hollands Midden, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, immers die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] was in uniform gekleed en dienstdoend in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking". Procesgang In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 23 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als vermeld in het vonnis waarvan beroep, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Vrijspraak Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat er ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde vrijspraak dient te volgen, zoals weergegeven in zijn overgelegde pleitnotities. Met de raadsman is het hof van oordeel dat niet overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Voorts is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen onder 1 primair tenlaste is gelegd. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 15 september 2007 te Alphen aan den Rijn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hem tegen het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid 3. hij op 25 februari 2008 te Alphen aan den Rijn opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant 1], agent van politie Hollands Midden en [verbalisant 2], hoofdagent van politie Holland Midden, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, immers die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waren in uniform gekleed en dienstdoend, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde: Poging tot zware mishandeling. Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Eenvoudige belediging, aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van het feit Het hof verwerpt het beroep van de verdachte op noodweer, omdat het van oordeel is dat deze de grenzen van noodzakelijke verdediging heeft overschreden. Strafbaarheid van de verdachte Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat aan de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde een beroep toekomt op noodweerexces op grond waarvan de verdachte terzake moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, zoals weergegeven in zijn overgelegde pleitnotities. Het hof acht dit verweer van de raadsman, inhoudende dat de verdachte zichzelf moest beschermen tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding en dat de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt, aannemelijk. Het hof zal het beroep op noodweerexces dan ook honoreren. De verdachte is derhalve ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde niet strafbaar en moet dus worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Strafmotivering De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 23 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Het hof is van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van navermelde hoogte een passende en geboden reactie vormt. Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte. Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1] In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 2.755,-. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van EUR 2.755,-. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, tot een bedrag van EUR 255,- aan materiële schade en EUR 1.500,- aan immateriële schade, derhalve tot een totaalbedrag van EUR 1.755,-, en niet-ontvankelijk-verklaring van de benadeelde partij voor het overige. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist. Nu de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen-verklaarde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte niet strafbaar ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde en ontslaat deze te dier zake van alle rechtsvervolging. Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 8 (acht) dagen. Beveelt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering. Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. S.C.H. Koning en mr. G.N. Roes, in bijzijn van de griffier mr. R. van den Bosch. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 mei 2009. Mr. G.N. Roes is buiten staat dit arrest te ondertekenen.