
Jurisprudentie
BI5949
Datum uitspraak2009-05-19
Datum gepubliceerd2009-06-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.003.123/01 GDW en 200.003.124/01 GDW
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Datum gepubliceerd2009-06-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.003.123/01 GDW en 200.003.124/01 GDW
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Indicatie
Gerechtsdeurwaarder had moeten controleren of betaling was ontvangen.
Het hof acht het zeer kwalijk dat de gerechtsdeurwaarder de kantonrechter onjuist heeft ingelicht omtrent de datum waarop de betaling van klager door hem was ontvangen.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 19 mei 2009 in de zaak onder nummer 200.003.123/01 GDW van:
[...],
wonende te [plaats],
APPELLANT
t e g e n
[...],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
GEÏNTIMEERDE
en in de zaak onder nummer 200.003.124/01 GDW van:
[...],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
APPELLANT
t e g e n
[...],
wonende te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof is op 7 maart 2008 per fax ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - waarbij appellant in de zaak met nummer 200.003.123/01 GDW, verder te noemen klager, tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 22 januari 2008, verzonden op 7 februari 2008. Bij deze beslissing is het verzet van klager tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 21 augustus 2007 gegrond bevonden en is vervolgens de klacht tegen geïntimeerde in eerdergenoemde zaak, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, gegrond verklaard en hem de maatregel van berisping opgelegd.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 10 maart 2008 eveneens een verzoekschrift – met bijlagen – ingekomen waarbij door hem tijdig hoger beroep is ingesteld tegen eerdergenoemde beslissing van de kamer in de zaak met nummer 200.003.124/01.
1.3. Klager heeft zijn hoger beroep nader aangevuld bij faxbericht ingekomen op 11 april 2008 en daarbij tevens verweer gevoerd tegen het gestelde in het beroepschrift van de zijde van de gerechtsdeurwaarder.
1.4. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 16 mei 2008 een verweerschrift ingekomen.
1.5. De zaken zijn gezamenlijk behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 maart 2009. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, alsmede van de hiervoor vermelde stukken.
3. De beoordeling van de bestreden beslissing
Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer en zal deze beslissing vernietigen.
4. De feiten
4.1. De gerechtsdeurwaarder heeft klager op 2 januari 2007 in opdracht van Graydon Nederland B.V. (hierna: Graydon) gedagvaard tegen de rolzitting van de kantonrechter te Helmond op 24 januari 2007. Federal Express Europe Inc., was de eisende partij. De gerechtsdeurwaarder is in de dagvaarding door Federal Express Europe Inc. als haar gemachtigde gesteld. Van klager is betaling gevorderd van een bedrag van € 544,71 (hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de proceskosten en het salaris van de gemachtigde.
4.2. In een aanhangsel achter de dagvaarding staat op explootpapier van de gerechtsdeurwaarder onder meer het volgende vermeld:
“U kunt dezer procedure en de daaraan verbonden extra kosten van tenminste € 149,- voorkomen door uiterlijk één dag vóór de zitting op mijn kantoor te betalen: (…) € 729,02”.
Klager heeft op 22 januari 2007 € 547,22 overgemaakt op de postbankrekening van de gerechtsdeurwaarder, via zijn eigen internetrekening bij de Postbank.
4.3. Op 16 januari 2007 heeft klager een bedrag van € 222,95 rechtstreeks voldaan aan de eisende partij.
4.3. In de procedure bij de kantonrechter heeft de gerechtsdeurwaarder aan zijn opdrachtgever Graydon meegedeeld dat de betaling van € 547,25 van klager op 25 januari 2007 door hem is ontvangen. Dat standpunt heeft Graydon in de conclusie van repliek in de lopende procedure ook namens de eisende partij ingenomen (“De rolgemachtigde van eiseres ontving op 25 januari 2007 een betaling van gedaagde ad € 547,25.”).
5. Het standpunt van klager
5.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij een gebrekkige administratie voert. Als gevolg daarvan heeft de gerechtsdeurwaarder onjuiste betaaldata aan de kantonrechter doorgegeven. Als gevolg van de tijdige betaling door klager had de procedure bij de kantonrechter ingetrokken moeten worden.
5.2. De gerechtsdeurwaarder houdt onrechtmatig een onverschuldigde betaling onder zich van € 222,95. Klager heeft op 2 mei 2007 de gerechtsdeurwaarder gesommeerd dit bedrag aan hem terug te betalen.
6. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder verwijst naar de door hem aan klager geschreven brief van 23 mei 2007. Uit deze brief blijkt dat de vordering in de procedure voor de kantonrechter is verminderd met de betalingen die klager voor het uitbrengen van de dagvaarding had gedaan. Tevens wijst de gerechtsdeurwaarder erop dat klager ervoor koos om tot het laatste moment met betaling te wachten en bovendien een lager bedrag dan het opgegeven bedrag betaalde. Hierdoor heeft klager zelf het risico genomen dat de zaak bij de kantonrechter niet zou worden ingetrokken.
7. De beoordeling
7.1. Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder had moeten controleren of de door klager op 22 januari 2007 gedane betaling daadwerkelijk was ontvangen op 22 januari 2007. Klager heeft onweersproken aangevoerd dat hij op 22 januari 2007 heeft gebeld en een faxbericht heeft gestuurd aan de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft daar niet op gereageerd en de zitting bij de kantonrechter heeft gewoon doorgang gevonden. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen te controleren of de betaling was binnengekomen, mede met inachtneming van het feit dat hij in zijn dagvaarding zelf betaling tot één dag voor de zitting mogelijk maakt. Uit het verhandelde ter zitting van het hof is voorts gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de betaling wel tijdig had gesignaleerd, maar niettemin geen stappen heeft ondernomen om de zitting bij de kantonrechter te voorkomen. De gerechtsdeurwaarder heeft als verweer aangevoerd dat de dagvaarding niet is ingetrokken, omdat naar zijn oordeel niet het volledig verschuldigde was voldaan. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder dat een onjuistheid in de administratie van zijn opdrachtgever (de ontvangst van de eerdere betaling van € 222,95 was niet aan hem doorgegeven) oorzaak is van de geschetste gang van zaken kan de gerechtsdeurwaarder niet baten. Hij was immers gehouden om een en ander goed uit te zoeken, toen hij daar uitdrukkelijk door klager op gewezen werd.
Het hof acht het tuchtrechtelijk zeer laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder
– via zijn opdrachtgever – de kantonrechter onjuist heeft ingelicht omtrent de datum waarop de betaling van klager door hem was ontvangen. Ook op een gerechtsdeurwaarder die als gemachtigde ter terechtzitting optreedt rust immers de verplichting de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Daar komt bij dat de gerechtsdeurwaarder, ondanks eerdere verzoeken tijdens de procedure voor de kantonrechter en ook daarna, pas bij de mondelinge behandeling van de klacht bij de kamer (4 december 2007) een afschrift van zijn zakelijke postbankrekening heeft getoond. Het hof laat voorts meewegen dat de gerechtsdeurwaarder ook in hoger beroep er geen blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn nalatigheid (geen deugdelijk onderzoek) c.q. handelen (verkeerd informeren van de kantonrechter) in te zien.
7.2. Het tweede onderdeel van de klacht houdt in dat de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig een onverschuldigde betaling onder zich heeft gehouden. Het hof stelt vast dat het verzoek tot terugbetaling van dat bedrag door klager werd gedaan op 2 mei 2007. Op dat moment was de procedure voor de kantonrechter nog aanhangig en daarom stond de onverschuldigdheid van de betaling door klager niet vast. Naar het oordeel van het hof heeft de gerechtsdeurwaarder niet onzorgvuldig gehandeld door het bedrag op dat moment nog onder zich te houden. Op dit onderdeel zal de klacht dan ook ongegrond worden verklaard.
7.3. In het in rechtsoverweging 7.1. omschrevene ziet het hof aanleiding om de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping met aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34 eerste lid Gerechtsdeurwaarderswet, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen op te leggen.
7.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
7.5. Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.
8. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 22 januari 2008, en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht gegrond onder verwijzing naar rechtsoverweging 7.1 en legt de gerechtsdeurwaarder hiervoor de maatregel van berisping met de aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34 eerste lid Gerechtsdeurwaarderswet, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, L. Verheij en L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 19 mei 2009 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beslissing van 22 januari 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 496.2007 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Verloop van de procedure
Bij beschikking van 21 augustus 2007 (zaaknummer 291.2007) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.
Bij brief van 3 september 2007 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.
Bij brief van 7 september 2007, ingekomen op 10 september 2007, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.
Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 december 2007 alwaar
klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 22 januari 2008.
2. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder niet met bewijsstukken heeft aangetoond dat hij het door klager voldane bedrag pas op 25 januari 2007 heeft ontvangen.
De betaling was gedaan op 22 januari 2007 en moet door de gerechtsdeurwaarder ook op 22 januari 2007 zijn ontvangen wat ook direct zichtbaar moet zijn geweest. De gerechtsdeurwaarder kan dit weerleggen door -net als klager heeft gedaan- een postbankafschrift over te leggen. De gerechtsdeurwaarder weigert dat, zodat het aannemelijk is dat de betaling op 22 januari 2007 is gedaan. Dit wordt versterkt door het feit dat de gerechtsdeurwaarder niet inhoudelijk op deze stelling ingaat. De gerechtsdeurwaarder heeft eerst middels een te laat in de procedure genomen en onvolledige akte rekening gehouden met de door klager gedane betaling.
3. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de
voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.
4. De inleidende klacht
In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze een gebrekkige administratie voert, onrechtmatig een onverschuldigd betaald bedrag onder zich houdt en onjuiste informatie aan de kantonrechter heeft verstrekt. Zijn betaling moet voor de gerechtsdeurwaarder direct zichtbaar zijn geweest. Dit blijkt volgens klager uit informatie van Postbank. Ten onrechte heeft de gerechtsdeurwaarder geweigerd om aan te tonen wat de valutadatum van de betaling is geweest. Volgens klager dient de gerechtsdeurwaarder dat in de onderhavige klachtprocedure alsnog te doen. De procedure bij de kantonrechter behoorde te worden ingetrokken. De gerechtsdeurwaarder houdt onrechtmatig een bedrag van € 222,95 onder zich. Klager heeft op 2 mei 2007 de gerechtsdeurwaarder gesommeerd dit bedrag aan hem terug te betalen. Dit betreft een betaling die klager op 16 januari 2007 aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder heeft verricht.
5. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder heeft ingenomen niet tuchtrechtelijk laakbaar is. Als tijdstip van betaling geldt het tijdstip van ontvangst van de betaling. De gerechtsdeurwaarder heeft daarvoor het moment genomen waarop de betaling op zijn rekening is bijgeschreven, meer specifiek de rentedatum van zijn betaling (zie de conclusie van repliek). Dat is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Klager heeft overigens niet aangetoond dat de betaling door de gerechtsdeurwaarder eerder is ontvangen. Wat er verder zij van het tijdstip van betaling, op de dag van de rolzitting was klager ook de explootkosten en het salaris gemachtigde verschuldigd. Klager heeft dus het risico genomen dat de zaak zou worden voortgezet om een (kosten)veroordeling te verkrijgen en daarmee op het verder oplopen van de kosten. De gerechtsdeurwaarder heeft rekening gehouden met de betalingen van klager. Hij behoefde niet te reageren op de sommatie van klager, omdat de zaak in behandeling was bij de kantonrechter. Klager is in de gelegenheid gesteld om in die procedure naar voren te brengen dat hij recht had op terugbetaling van dat bedrag. Niet gebleken is dat er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld.
6. De beoordeling van de gronden van het verzet.
Naar het oordeel van de Kamer kan de beslissing van de voorzitter niet in stand blijven en dient deze te worden vernietigd.
7. De beoordeling van de klacht
Naar het oordeel van de Kamer is op grond van het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde afschrift van zijn zakelijke rekening in verzet vast komen te staan dat de door klager op 22 januari 2007 gedane betaling van € 547,25 daadwerkelijk op 22 januari 2007 op de rekening van de gerechtsdeurwaarder is bijgeschreven. Klager heeft tevens melding gemaakt van het feit dat door hem op 16 januari 2007 een betaling ad € 222,95 aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder is voldaan. Naar het oordeel van de Kamer had het dan ook op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om -nu hij in de dagvaarding betaling mogelijk maakt tot een dag vóór de zitting van de kantonrechter- een en ander te controleren. Weliswaar staat in de dagvaarding vermeld dat betaling op zijn kantoor gedaan dient te worden, echter in het huidige betalingsverkeer zijn betalingen door middel van internetbankieren zo gebruikelijk dat het feit dat klager niet op zijn kantoor heeft voldaan, niet aan klager kan worden tegengeworpen. De klacht is ook terecht voorgesteld en de gerechtsdeurwaarder heeft naar het oordeel van de Kamer dan ook niet gehandeld als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.
8. De beslissing van de voorzitter dient te worden vernietigd en de klacht gegrond te worden verklaard. Naar het oordeel van de Kamer zijn er termen aanwezig tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan. De Kamer neemt daarbij mede in aanmerking dat de gerechtsdeurwaarder veel eerder het afschrift van zijn girorekening over had moeten leggen en ook de kantonrechter onjuist heeft ingelicht over de datum waarop het geld door hem is ontvangen.
9. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart het verzet gegrond;
? vernietigt de beslissing van de voorzitter;
? verklaart de klacht gegrond;
? legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en J. Smit, (plaatsvervangend-) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.