Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI5964

Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-06-02
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers09/2287 AW-VV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Proces-verbaal van mondelinge uitspraak. Verzoekster is te verstaan gegeven dat zij niet meer de primaire taken van de functie van officier van justitie (hierna: OvJ) mag verrichten omdat haar functioneren onvoldoende werd geacht. Uit de beschikbare gegevens kan worden opgemaakt dat zij de geschiktheid mist om de primaire taken van haar functie van OvJ goed te vervullen. Ten aanzien van verzoek een voorlopige voorziening te treffen ter zake van het uitblijven van beslissingen op haar bezwaren tegen de opdracht, beoordeling en mededeling, strekkende tot het spoedig verkrijgen van die beslissingen, is gebleken dat de behandeling van die bezwaren door de Commissie bezwaarschriften reeds zijn geagendeerd.


Uitspraak

09/2287 AW-VV Centrale Raad van Beroep PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak op 20 mei 2009 van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep inzake de verzoeken van: [Verzoekster], wonende te [woonplaats], (hierna: verzoekster), in verband met de gedingen tussen: verzoekster en de Minister van Justitie en het Hoofd van het arrondissementsparket [arrondissement] (hierna: hoofd) De beslissing luidt: Wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af. Deze beslissing is als volgt gemotiveerd. 1. Bij besluit van 30 januari 2009 is verzoekster te verstaan gegeven dat zij niet meer de primaire taken van de functie van officier van justitie (hierna: OvJ), met name zittingen en weekdiensten, mag verrichten omdat haar functioneren onvoldoende werd geacht, en is zij uitgenodigd te spreken over andere haar op te dragen werkzaamheden (hierna: opdracht). Op 23 maart 2009 is een beoordeling vastgesteld met een onvoldoende eindresultaat (hierna: beoordeling). Bij brief van 23 maart 2009 heeft het hoofd verzoekster medegedeeld (hierna: mededeling) dat hij haar niet zal voordragen voor benoeming tot OvJ in vaste dienst. Tegen de opdracht, de beoordeling en de mededeling heeft verzoekster bezwaar gemaakt. 2. Verzoekster heeft in de eerste plaats verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe zal leiden dat zij zo snel mogelijk weer in de gelegenheid wordt gesteld haar werkzaamheden als OvJ te hervatten. 2.1. In dat kader dient de voorzieningenrechter de vraag te beantwoorden of er een redelijke mate van waarschijnlijkheid is dat de opdracht - na handhaving in bezwaar en uitgaande van een herstel, voor zover nodig, van een aan die opdracht klevend bevoegdheidsgebrek - in rechte niet in stand kan blijven. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. 2.2. Dit voorlopig oordeel is gebaseerd op de in het dossier aanwezige informatie van de rechtbank [arrondissement], alsmede op de schriftelijke verklaringen van verzoeksters opleider JP en de kwaliteitsofficier RvR. Uit deze gegevens, waartegenover in het dossier geen andersluidende verklaringen staan, kan worden opgemaakt dat verzoekster de geschiktheid mist om de primaire taken van haar functie van OvJ goed te vervullen. Gezien het door hem begrijpelijkerwijs benadrukte afbreukrisico van de functie van OvJ, heeft het hoofd het standpunt kunnen innemen dat het verrichten van de primaire taken van die functie door verzoekster niet langer was aangewezen en dat haar andere werkzaamheden konden worden opgedragen. Van de ter zitting genoemde werkzaamheden bij het parket in [arrondissement] en van die bij het functioneel parket in verzoeksters woonplaats kan niet worden gezegd dat die niet in redelijkheid konden worden opgedragen. 3. Verzoekster heeft verder verzocht een voorlopige voorziening te treffen ter zake van het uitblijven van beslissingen op haar bezwaren tegen de opdracht, de beoordeling en de mededeling, strekkende tot het spoedig verkrijgen van die beslissingen. 3.1. Nu ter zitting is gebleken dat de behandeling van die bezwaren door de Commissie bezwaarschriften zijn geagendeerd op 20 mei 2009, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat het daartoe bevoegde bestuursorgaan binnen drie weken na dagtekening van deze uitspraak een beslissing zal hebben genomen op het bezwaar tegen de opdracht. Voor de beslissing op de bezwaren tegen de beoordeling en de mededeling staat aan het bevoegde bestuursorgaan een langere termijn beschikbaar. Utrecht, 20 mei 2009 De griffier, De voorzieningenrechter, (get.) M.B. de Gooijer. (get.) H.A.A.G. Vermeulen.