Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI5999

Datum uitspraak2009-04-01
Datum gepubliceerd2009-06-02
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers109194 / JE RK 09-303
Statusgepubliceerd


Indicatie

De kinderrechter wijst het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing gesloten jeugdzorg af wegens het ontbreken van een indicatiebesluit en een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Civielrecht zaaknr.: 109194 / JE RK 09-303 beschikking kinderrechter d.d. 1 april 2009 inzake * [de minderjarige], geboren in de gemeente [***] [in 1994], kind van: [vader], wonende te [adres] en [moeder], wonende te [adres] . De ouders zijn belast met het gezag over voornoemde minderjarige. PROCESGANG Op 27 maart 2009 heeft de William Schrikker Groep Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSG), namens het bureau jeugdzorg, een verzoekschrift ingediend, gedateerd 27 maart 2009, strekkende tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van maximaal twee weken (Zaaknummer 108860 / JE RK 09-267). Naar aanleiding van dit verzoekschrift heeft de kinderrechter op 27 maart 2009 de WSG (de gezinsvoogd) om een nadere mondelinge toelichting gevraagd, waarna het verzoek bij beschikking van dezelfde datum is afgewezen omdat onvoldoende was gebleken dat het verhoor van de minderjarige en de (overige) belanghebbende(n) niet kon worden afgewacht zonder een onmiddellijk en ernstig gevaar van [de minderjarige]. Daarbij is aangegeven dat een verzoekschrift tot het verlenen van machtiging tot plaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg met voorrang kan worden behandelend op de zitting van 1 april 2009. Voorts is aangegeven dat in dat geval een verklaring van een gedragswetenschapper en een indicatiebesluit moet worden overgelegd. Op 31 maart 2009 heeft de WSG een verzoekschrift ingediend d.d. 28 maart 2009, strekkende tot het verlenen van een machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur zoals genoemd in het indicatiebesluit. Nu het een plaatsing betreft van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg is ambtshalve als raadsman toegevoegd mr. J.H.A. de Jong. Op 1 april 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: moeder, vader, de heer van Driessen namens WSG en mr. de Jong namens de minderjarige. De minderjarige [de minderjarige] is apart, in het bijzijn van zijn raadsman, door de kinderrechter gehoord. OVERWEGINGEN De minderjarige is onder toezicht gesteld tot 24 april 2009. Voorts is er een machtiging uithuisplaatsing verleend in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. Standpunt WSG [de minderjarige] is een jongen met twee gezichten. Enerzijds is hij zorgzaam en lief, maar aan de andere kant kan hij ook erg agressief zijn. Om deze reden zou [de minderjarige] worden overgeplaatst naar een intensievere groep. [de minderjarige] heeft hier moeite mee. In het weekend van 7 maart 2009 is [de minderjarige] niet teruggekeerd naar de woongroep van AJL. Op 17 maart 2009 is [de minderjarige] door de politie bij moeder thuis opgehaald. Zij hebben hem terug gebracht naar de woongroep. Na ongeveer een half uur is [de minderjarige] wederom weggelopen. Ouders hebben toen aangegeven niet te weten waar [de minderjarige] verblijft. De politie heeft 25 maart 2009 aangegeven dat [de minderjarige] was gesignaleerd in [woonplaats] samen met zijn moeder. Sinds de scheiding van vader en stiefmoeder, is de thuissituatie bij moeder thuis stabieler. Moeder is met Lentis een leertraject ingegaan en wil hulpverlening voor zichzelf accepteren. Er is nog wel een dreiging van geweld door stiefvader aanwezig. De situatie met stiefvader was niet de enige reden voor de uithuisplaatsing van [de minderjarige]. Er waren ook nog andere zorgen zoals algemene verwaarlozing en seksueel overschrijdend gedrag van [de minderjarige]. Op dit moment verblijft [de minderjarige] bij zijn moeder. WSG ziet momenteel geen mogelijkheden voor [de minderjarige] om thuis te wonen. De hulpverlening van moeder is nog maar net opgestart en de vraag is of ze al wel in staat is om voor [de minderjarige] te zorgen. Omdat [de minderjarige] in het verleden al vaker is weggelopen en dit wederom zal doen, acht WSG plaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk. Desgevraagd geeft WSG aan dat [de minderjarige] inmiddels is uitgeschreven bij de woongroep. Hij kan hier eventueel nog tot de dinsdag na Pasen terecht. Op school gaat het erg goed met [de minderjarige] en hij gaat er met plezier heen. Standpunt minderjarige [de minderjarige] Het gaat erg goed met [de minderjarige]. Hij is weer bij zijn moeder en wil daar ook blijven. Zijn moeder wil ook dat hij bij haar blijft wonen. Een ander kind van moeder, Dudley, woont ook weer bij haar en ook dat gaat goed. [de minderjarige] weet eigenlijk niet zo goed waarom hij in de leefgroep zat. Hij denkt dat dit iets te maken had met zijn kwaadheid en de problemen met zijn stiefvader. Nu zijn moeder en stiefvader zijn gescheiden, spelen deze problemen niet meer. [de minderjarige] is weggelopen bij de leefgroep omdat hij naar zijn moeder wilde. [de minderjarige] gaat naar de [school], waar het goed met hem ging. Hij gaat nu echter niet naar school omdat de school in [vestigingsplaats] is en [de minderjarige] nu bij zijn moeder in [woonplaats] verblijft. [de minderjarige] kan niet met zijn gezinsvoogd praten. De raadsman van [de minderjarige] merkt op dat het verzoekschrift van WSG niet is gemotiveerd. Er is geen verklaring van een gedragswetenschapper en ook geen indicatiebesluit. De hulpverlening van Accare en een agressieregulatietraining kunnen ook ambulant plaatsvinden. Moeder heeft goed aan zichzelf gewerkt en de situatie is nu heel anders dan ten tijde van de uithuisplaatsing van [de minderjarige]. De verhalen over seksueel overschrijdend gedrag van [de minderjarige] blijken achteraf niet te kloppen omdat ze over een andere jongen gaan. Seksueel overschrijdend gedrag is dus niet aan de orde. [de minderjarige] verzoekt het verzoek van WSG af te wijzen. Standpunt moeder [de minderjarige] wil niet meer in een tehuis wonen. Als [de minderjarige] naar school gaat en hij wordt behandeld, vindt moeder het goed als [de minderjarige] bij haar woont. Vanaf morgen kan [de minderjarige] weer naar school. Moeder wordt niet meer bedreigd door haar oude partner en zij heeft geen enkele intentie om weer een relatie met hem aan te gaan. Moeder hoopt dat [de minderjarige] gewoon thuis mag blijven. Standpunt vader Een gesloten plaatsing is niet goed voor [de minderjarige]. [de minderjarige] heeft niets strafbaars gedaan. Hij heeft veel problemen met zijn gezinsvoogd. Vader snapt dat [de minderjarige] weg wilde uit het leefhuis, maar hij weet ook dat zijn zoon behandeling nodig heeft. In geslotenheid gaat [de minderjarige] zich alleen maar verzetten. Beoordeling van de kinderrechter [de minderjarige] is bij beschikking van 16 april 2008 uit huis geplaatst, welke beschikking op 14 januari 2009 door het hof is bekrachtigd. [de minderjarige] is uit huis geplaatst omdat er tussen moeder en stiefvader veelvuldig sprake was van huiselijk geweld en omdat er in de thuissituatie geen veiligheid, structuur, begrenzing en toezicht werd geboden. Er bestonden voorts zorgen omtrent de seksuele ontwikkeling van [de minderjarige] en [de minderjarige] vertoonde gedragsproblemen. Ingevolge artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) kan een machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg onder meer worden verleend indien de jeugdige onder toezicht is gesteld (tweede lid, onder a), de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken (derde lid) en indien de stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, Wjz een besluit als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Wjz heeft genomen en verklaard dat zich een geval als bedoeld in het derde lid voordoet (vierde lid). In het vijfde lid is bepaald dat de verklaring, bedoeld in het vierde lid, de instemming behoeft van een gedragswetenschapper, die de jeugdige met het oog op het kunnen geven van de instemming kort tevoren heeft onderzocht. Op grond van artikel 29 e van de Wjz dient de verzoeker bij zijn verzoek tot het verkrijgen van een machtiging tot gesloten plaatsing onder meer over te leggen de instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper en het indicatiebesluit van de stichting. De kinderrechter stelt vast dat zich bij de stukken geen verklaring bevindt van een gedragswetenschapper die [de minderjarige] met het oog op het kunnen geven van de in artikel 29b, vijfde lid, Wjz bedoelde instemming kort tevoren heeft onderzocht. Een uithuisplaatsing in een gesloten setting is de meest verstrekkende maatregel van kinderbescherming. Een dergelijk vergaande inbreuk op iemands persoonlijke vrijheid dient, juist waar het een minderjarige betreft, aan zware zorgvuldigheidseisen te voldoen. De instemming van een gedragswetenschapper is één van die door de wet gestelde eisen. De kinderrechter stelt voorts vast dat zich bij de stukken geen indicatiebesluit bevindt. Het vorenstaande leidt er toe dat, nu niet aan de formele eisen is voldaan, de WSG niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek. Gelet op voornoemde beschikking van 16 april 2008, bekrachtigd op 14 januari 2009, dient [de minderjarige] niettemin zo snel mogelijk terug te keren naar de leefgroep van AJL. Nu ter zitting is gebleken dat [de minderjarige] (vanwege zijn weglopen) uiterlijk tot de dinsdag na Pasen op deze leefgroep terecht kan dient de WSG, teneinde de continuïteit van de plaatsing en de behandeling voor [de minderjarige] te waarborgen, met de grootste spoed op zoek te gaan naar een nieuwe residentiële plaats voor [de minderjarige]. [de minderjarige] dient voorts zijn school weer op te pakken. Indien hij weer wegloopt van de leefgroep of vanuit een andere instelling waar hij door WSG wordt geplaatst, bestaat er een gerede kans dat er opnieuw een verzoek tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg wordt gevraagd en mogelijk ook wordt verleend. De ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlopen op 24 april 2009. Tijdens de behandeling ter terechtzitting van de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing, dient WSG nauwkeurig te motiveren hoe het vervolgtraject van [de minderjarige] eruit gaat zien. Hierbij dienen zij ook de huidige (nieuwe) situatie van moeder en de mogelijkheid van een thuisplaatsing te onderzoeken. BESLISSING verklaart de WSG niet ontvankelijk in het verzoek tot het verkrijgen van een machtiging tot plaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Deze beschikking is gegeven te Groningen op 1 april 2009 door mr. M.P. den Hollander, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mw. M. Faber, griffier. Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.