Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6003

Datum uitspraak2009-04-22
Datum gepubliceerd2009-06-02
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 09/1515
Statusgepubliceerd


Indicatie

Voorlopige voorziening. In de situatie dat sprake is van een bouwaanvraag van na 1 juli 2008, kan een strijdigheid met het bestemmingsplan niet worden ondervangen door een op grond van de WRO verleende vrijstelling.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht registratienummer: AWB 09/1515 uitspraak van 22 april 2009 van de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb in het geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sachem Europe B.V., verzoekster, gevestigd te Zaltbommel, vertegenwoordigd door mr. H.M.F.F. Verbeet, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel, verweerder, alsmede Stichting Woonlinie, partij ex artikel 8:26 van de Awb, te Woudrichem. 1. Procesverloop Bij besluit van 18 maart 2008 heeft verweerder vrijstelling ex artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verleend ten behoeve van, voor zover hier van belang, de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden als neergelegd in het (destijds nog in ontwerp zijnde) bestemmingsplan “De Waluwe II, fase 2” Bij besluit van 1 april 2009 heeft verweerder, onder gebruikmaking van het vrijstellingsbesluit van 18 maart 2008, aan Woonlinie een bouwvergunning verleend voor het oprichten van grondgebonden (starters-)woningen en appartementen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Zaltbommel, sectie K, nr 1374, plaatselijk bekend als Hogeweg (ter hoogte van nr. 11) te Zaltbommel. Tegen dit laatste besluit heeft verzoekster op 6 april 2009 bezwaar gemaakt. Bij brief van gelijke datum is de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. 2. Overwegingen Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, onder meer indien het verzoek kennelijk gegrond is, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om ter zitting te verschijnen. De voorzieningenrechter ziet in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Tussen partijen is niet in geschil dat het project in strijd is met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. Om realisering van het project toch mogelijk te maken heeft verweerder krachtens artikel 19, tweede lid, van de WRO daarvan vrijstelling verleend. Vraag is echter of een op grond van de WRO verleende vrijstelling in dit geval nog toereikend is. Deze vraag wordt, voorlopig, ontkennend beantwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen. Op 1 juli 2008 is de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. De aanvraag om bouwvergunning is ingediend op 1 december 2008, derhalve na de inwerkingtreding van de Wro. Dit is niet zonder consequenties, nu op die bouwaanvraag het recht moet worden toegepast zoals dit gold op het moment van het indienen van de aanvraag. In geval sprake is van een met een bestemmingsplan strijdige situatie, zoals hier aan de orde, kan die strijdigheid onder de nieuwe Wro slechts worden weggenomen door een – op grond van die wet genomen – ontheffing of projectbesluit. Het eveneens per 1 juli 2008 gewijzigde artikel 46, derde lid, van de Woningwet geeft ook aan dat de aanvraag om bouwvergunning tevens moet worden aangemerkt als een aanvraag om – kort samengevat – een ontheffing als bedoeld in de Wro dan wel een projectbesluit in de zin van die wet. In dit geval heeft verweerder gemeend de strijdigheden met het bestemmingsplan te kunnen ondervangen door een op grond van de WRO verleende vrijstelling. In de situatie dat sprake is van een bouwaanvraag van na 1 juli 2008 is die mogelijkheid echter niet meer aanwezig. De verleende vrijstelling heeft – nu daarvan niet tijdig gebruik is gemaakt – zijn werking verloren. Daarbij geldt dat de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, anders dan ten aanzien van een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 15, 17 en 19, derde lid, van de WRO, een vrijstelling ex artikel 19, tweede lid, van de WRO niet met ontheffing gelijkstelt. Reeds op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat de verleende bouwvergunning naar voorlopig oordeel geen stand zal houden. Daaraan kan nog het volgende worden toegevoegd. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO (oud) kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan, indien dit project past in de door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur van de ruimtelijke ordening, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing. De benodigde ruimtelijke onderbouwing is in dit geval neergelegd in het (destijds nog in ontwerp zijnde) bestemmingsplan “De Waluwe II, fase 2” . Dit ontwerpbestemmingsplan is inmiddels door de raad van de gemeente Zaltbommel vastgesteld en door het college van gedeputeerde staten van Gelderland (GS) goedgekeurd. Tegen dit goedkeuringsbesluit is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tevens is de voorzitter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 17 maart 2009 heeft de Voorzitter van de Afdeling het goedkeuringsbesluit van GS geschorst, voor zover het ziet op het plandeel dat de thans gewenste woonbebouwing mogelijk moet maken. De reden van de schorsing lag er kort gezegd in, dat de beoogde woonbebouwing aan een uitbreiding van het bedrijf van verzoekster in de weg kan staan en dat twijfel bestond over de vraag of nooddiensten het bedrijf bij calamiteiten tijdig kunnen bereiken indien de verkeersintensiteit als gevolg van de geplande woningbouw zal toenemen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding anders te oordelen dan de Voorzitter heeft gedaan. Nu de aan het goedgekeurde bestemmingsplan klevende bezwaren direct de ruimtelijke onderbouwing van het project raken, kan naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment niet worden uitgesloten dat het project een goede ruimtelijke onderbouwing ontbeert. Ook dit biedt voldoende reden om tot het treffen van een ordemaatregel over te gaan. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen wordt toegewezen. De voorzieningenrechter acht voorts termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten welke ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Stb. 1993, 763) zijn begroot op € 322,00 aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is niet gebleken. Tevens dient toepassing te worden gegeven aan artikel 8:82, vierde lid, van de Awb. Beslist wordt als volgt. 3. Beslissing De voorzieningenrechter, I wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe; II schorst het besluit van 1 april 2009, waarbij bouwvergunning is verleend voor het oprichten van grondgebonden (starters-)woningen en appartementen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Zaltbommel, sectie K, nr 1374, plaatselijk bekend als Hogeweg (ter hoogte van nr. 11) te Zaltbommel; III veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster ten bedrage van € 322,00; IV wijst de gemeente Zaltbommel aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; V bepaalt dat de gemeente zaltbommel aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht ad € 297 vergoedt. Aldus gegeven door mr. J.J. Penning, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van Hoof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2009. De griffier, De voorzieningenrechter, Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Verzonden op: 23 april 2009