Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6024

Datum uitspraak2009-04-15
Datum gepubliceerd2009-06-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers325856 / HA ZA 08-4057
Statusgepubliceerd


Indicatie

Opeisbare vordering van de Staat op eiser terzake van door tewerkgestelde gedetineerden voor het bedrijf van eiser verrichte werkzaamheden. Onbevoegdheidsverweer. Geen opschortingsrecht. Beroep op verrekening verworpen. Wanprestatie van de Staat (te) summier onderbouwd.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 325856 / HA ZA 08-4057 Vonnis van 15 april 2009 in de verzetzaak met rolnummer 100296 / HA ZA 08-115 van [eiser] wonende te [woonplaats], eiser in het verzet, advocaat mr. P.P. Otte, tegen DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie), zetelend te 's-Gravenhage, gedaagde in het verzet, advocaat mr. J.P.S. Boonman. Partijen zullen hierna de Staat en [eiser] genoemd worden. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - de inleidende dagvaarding van 24 januari 2008, met producties; - het verstekvonnis van 12 maart 2008; - de verzetdagvaaarding van 28 april 2008, met producties; - de conclusie van antwoord in oppositie; - de conclusie van repliek in oppositie; - het vonnis in het bevoegdheidsincident van 12 november 2008. Ten slotte is vonnis bepaald. De feiten De Penitentiaire Inrichting Noord-Holland Noord is onderdeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen, op haar beurt onderdeel van de Staat. Deze inrichting voert vrijheidsbenemende straffen uit. Zij stelt gedetineerden in het kader van hun reïntegratie in de samenleving te werk buiten de inrichting. 2.2. [eiser] drijft een onderneming in de timmerbranche te [plaats A.]. 2.3. De Staat en [eiser] zijn op 27 september 2006 en 30 augustus 2006 schriftelijk de tewerkstelling van twee gedetineerden, [gedetineerde A.] en [gedetineerde B.] bij de onderneming van [eiser], overeengekomen. 2.4. [gedetineerde B.] en [gedetineerde A.] hebben bij [eiser] gewerkt, ter zake waarvan de Staat facturen gedateerd op 3 oktober 2006, 18 oktober 2006, 2 november 2006, 16 november 2006, 5 december 2006 en 28 december 2006 heeft verzonden aan [eiser]. In deze facturen is het aantal gewerkte uren tegen het afgesproken uurtarief gedeclareerd, opgeteld een bedrag van € 5.770,63 inclusief B.T.W. Deze facturen zijn door [eiser] niet betaald. In de algemene voorwaarden bij deze overeenkomsten staat dat facturen binnen 30 dagen moeten worden betaald. 2.5. Op 5 juni 2007 stuurde de Staat een laatste schriftelijke aanmaning aan [eiser]. Namens de Staat is [eiser] op 20 juli 2007 nog gesommeerd. Het geschil De Staat heeft in de hoofdzaak bij inleidende dagvaarding gevorderd [eiser] te veroordelen tot betaling van € 6.918,54 terzake van de hoofdsom, de wettelijke rente over € 5.770,61 tot en met 17 januari 2008 en de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 18 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast heeft de Staat gevorderd dat [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten. 3.2. Aan deze vordering heeft de Staat ten grondslag gelegd dat hij een opeisbare vordering heeft op [eiser] terzake van door tewerkgestelde gedetineerden verrichte werkzaamheden. 3.3. Bij verstekvonnis van 12 maart 2008 heeft de rechtbank Alkmaar de vordering jegens [eiser] toegewezen, met uitzondering van de gevorderde incassokosten en de gevorderde handelsrente. [eiser] is veroordeeld tot betaling van € 6.150,54, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.770,61 vanaf 18 januari 2008. Voorts is [eiser] veroordeeld in de kosten van de procedure ad € 772,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling. 3.4. [eiser] is bij verzetdagvaarding van 28 april 2008 in verzet gekomen. Hij vordert ontheven te worden van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij voormeld verstekvonnis en veroordeling van de Staat in de kosten van deze verzetprocedure en de procedure die leidde tot het verstekvonnis. 3.5. In de verzetdagvaarding voert [eiser] primair een onbevoegdheidsverweer. De rechtbank Alkmaar heeft dit verweer gehonoreerd en in het incidentele vonnis van 12 november 2008 de zaak verwezen naar de rechtbank 's-Gravenhage. 3.6. [eiser] voert in de verzetdagvaarding daarnaast inhoudelijk verweer dat voor zover van belang hierna aan de orde zal komen. De verdere beoordeling [eiser] stelt dat hij, door de wijze van toezichthouden door de Staat op de gedetineerden, schade heeft geleden. Tijdens de tewerkstelling zouden onaangekondigd controles zijn uitgevoerd door ambtenaren, c.q. politiemensen. [eiser] stelt herhaaldelijk bezwaar tegen deze handelswijze te hebben gemaakt en door de handelswijze van de Staat een opdracht ter waarde van € 11.000,- exclusief B.T.W. te zijn misgelopen. Hij beroept zich op het recht tot opschorting van zijn betalingsverplichting, dan wel op het recht op verrekening van zijn schade met de vordering van de Staat. De Staat betwist het recht tot opschorting en het bestaan van een verrekenbare vordering van [eiser]. 4.2. De rechtbank oordeelt dat, voor zover [eiser] al een opschortingsrecht toekwam, hij daardoor niet van zijn betalingsverplichting jegens de Staat was bevrijd. Hiervoor is redengevend dat de opschortende partij niet kan volstaan met stilzitten en betaling weigeren. Voor een geslaagd beroep op opschorting had [eiser] aan de Staat duidelijk moeten maken welke reden hij daartoe had en wat hij verder met betrekking tot de gestelde wanprestatie en de overeenkomsten met de Staat wenste. De rechtbank acht de enkele mededeling van [eiser], dat hij tijdens de looptijd van de overeenkomsten heeft laten weten zich het recht op verrekening voor te houden, in dit licht onvoldoende. 4.3. De rechtbank verwerpt ook het beroep van [eiser] op verrekening. Op grond van artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank aan een verweer tot verrekening voorbij gaan, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vastbaar is. Nu [eiser] zijn betoog dat de Staat wanpresteerde summier heeft onderbouwd, is het daarop gebaseerde recht op verrekening van [eiser] niet eenvoudig vast te stellen en kan dit verweer niet slagen. 4.4. De rechtbank zal het oordeel van de rechtbank Alkmaar in het verstekvonnis van 12 maart 2008 bekrachtigen. Dit geldt ook voor het oordeel dat de vordering in verband met buitengerechtelijke incassokosten dient te worden afgewezen, nu uit de gegeven omschrijving niet blijkt dat de verrichte werkzaamheden meer omvatten dan verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. 4.5. [eiser] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van de Staat van deze verzetprocedure. De beslissing De rechtbank, - bekrachtigt het tussen partijen gewezen en op 12 maart 2008 uitgesproken verstekvonnis van de rechtbank Alkmaar; - veroordeelt [eiser] in de kosten van de verzetprocedure aan de zijde van de Staat, tot op deze uitspraak begroot op € 384,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling; - verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Thierry en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2009