Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6067

Datum uitspraak2009-05-19
Datum gepubliceerd2009-06-04
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.001.908/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof heeft reeds bij tussenarrest - bij de beoordeling van grief 5 - overwogen dat indien komt vast te staan dat deze e-mails door [appellant] zijn verzonden, het bewijs van het bestaan van de overeenkomst van geldlening van € 7.500,-- door [geïntimeerde] is geleverd. Het hof heeft [geïntimeerde] voorshands geslaagd geacht in het bewijs van haar stelling dat de betreffende e-mails door [appellant] zijn verzonden, behoudens door [appellant] te leveren tegenbewijs. [appellant], die heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] de e-mails zelf heeft opgesteld, is bij genoemd tussenarrest in de gelegenheid gesteld nader (tegen)bewijs te leveren. [appellant] heeft evenwel afgezien van het voorbrengen van getuigen en heeft ook overigens geen (tegen)bewijs bijgebracht. Dit betekent dat het hof er voor zal houden dat de betreffende e-mails door [appellant] zijn verzonden.


Uitspraak

Arrest d.d. 19 mei 2009 Zaaknummer 107.001.908/01 HET GERECHTSHOF TE ARNHEM Nevenzittingsplaats Leeuwarden Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: [appellant], advocaat: voorheen mr. A.T. Bolt, kantoorhoudende te Arnhem, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats], geïntimeerde, in eerste aanleg: eiseres, hierna te noemen: [geïntimeerde], toevoeging, advocaat: mr. P.M. Wilmink, kantoorhoudende te Arnhem. De inhoud van het tussenarrest d.d. 18 november 2008 wordt hier overgenomen. Het verdere procesverloop [appellant] heeft ter rolle van 16 december 2008 laten weten af te zien van het voorbrengen van getuigen. Ter rolle van 24 februari 2009 heeft de advocaat van [appellant] zich aan de zaak onttrokken. Er heeft zich geen nieuwe advocaat voor [appellant] gesteld. Vervolgens heeft [geïntimeerde] de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest. De verdere beoordeling 1. In rechtsoverweging 1.10 van het tussenarrest van 18 november 2008 staat ten onrechte vermeld dat [appellant] is aangemaand tot betaling van de gestelde leningen van € 75.000,-- en € 2.500,--. Het gaat om gestelde leningen van € 7.500,-- en € 2.600,-- zoals ook elders in het tussenarrest is vermeld. 2. Het hoger beroep beperkt zich tot de door [geïntimeerde] gestelde overeenkomst van geldlening van € 7.500,--. [geïntimeerde] heeft in dat kader een beroep gedaan op de inhoud van twee e-mailberichten van 15 augustus 2004 en 12 december 2004, die vanaf het hotmailaccount van [appellant] aan haar zijn verzonden. 3. Het hof heeft reeds bij tussenarrest - bij de beoordeling van grief 5 - overwogen dat indien komt vast te staan dat deze e-mails door [appellant] zijn verzonden, het bewijs van het bestaan van de overeenkomst van geldlening van € 7.500,-- door [geïntimeerde] is geleverd. Het hof heeft [geïntimeerde] voorshands geslaagd geacht in het bewijs van haar stelling dat de betreffende e-mails door [appellant] zijn verzonden, behoudens door [appellant] te leveren tegenbewijs. [appellant], die heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] de e-mails zelf heeft opgesteld, is bij genoemd tussenarrest in de gelegenheid gesteld nader (tegen)bewijs te leveren. 4. [appellant] heeft evenwel afgezien van het voorbrengen van getuigen en heeft ook overigens geen (tegen)bewijs bijgebracht. Dit betekent dat het hof er voor zal houden dat de betreffende e-mails door [appellant] zijn verzonden. Slotsom 5. Het vorenstaande leidt ertoe dat de vonnissen, waartegen het hoger beroep zicht richt, zullen worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. Deze kosten worden, voor zover tot aan deze uitspraak gevallen aan de zijde van [geïntimeerde], wat betreft het salaris van de advocaat begroot op € 948,-- (1,5 punt, tarief I). De beslissing Het gerechtshof: bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 december 2006 en 2 mei 2007 waarvan beroep; veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op € 402,-- aan verschotten en € 948,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. verklaart dit arrest voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Aldus gewezen door mrs. De Bock, voorzitter, Verschuur en Wind, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 19 mei 2009 in bijzijn van de griffier.