
Jurisprudentie
BI6072
Datum uitspraak2009-06-03
Datum gepubliceerd2009-06-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807491/1/M2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807491/1/M2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 19 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Friesland Foods B.V. een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een kaasproductiebedrijf op het perceel Boterstraat 5 te Varsseveld. Dit besluit is op 5 juni 2008 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200807491/1/M2.
Datum uitspraak: 3 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Friesland Foods B.V. een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een kaasproductiebedrijf op het perceel Boterstraat 5 te Varsseveld. Dit besluit is op 5 juni 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 oktober 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2009, waar [appellanten], in persoon en bijgestaan door mr. Th.H.W. Juta, advocaat te Arnhem, en het college vertegenwoordigd door ing. S. Vink, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Tevens is Friesland Foods B.V., vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Oude Lansink en T. Osinga als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellanten] voeren aan dat het college de door hen bij brief van 22 juli 2008 naar voren gebrachte zienswijzen ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten. Volgens hen kan hun niet worden tegengeworpen dat de door hen tijdig op 15 juli 2008 naar het oude postadres van het college gezonden zienswijze door TNT post als onbestelbaar aan de afzender is geretourneerd. In dit kader wijzen zij er op dat hun zienswijze wel binnen de in artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht genoemde week na afloop van de termijn door het college is ontvangen.
2.2. Het college stelt dat als [appellanten] de adressering uit de publicatie van het ontwerpbesluit hadden gebruikt de zienswijzen tijdig zouden zijn ingediend. Bovendien hebben zij zich laten bijstaan door een professionele rechtsbijstandverlener en hebben zij bewust een risico genomen door hun zienswijzen pas aan het eind van de termijn in te zenden. Het college erkent dat poststukken door TNT automatisch tot 1 juli 2008 en vervolgens op verzoek van de gemeente vanaf half augustus 2008 tot en met 31 december 2008 werden doorgezonden naar het nieuwe adres van de gemeente, maar deze omstandigheden laten de uit de tussenperiode daterende adressering geheel onverlet.
2.2.1. Ingevolge artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, bedraagt de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen zes weken.
Ingevolge artikel 3:16, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen de artikelen 6:9 en 6:10 van overeenkomstige toepassing,
Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2.2.2. De Afdeling stelt vast dat de door [appellanten] ingediende zienswijze buiten de in artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn voor het indienen van zienswijzen bij het college is ingekomen. Tevens stelt de Afdeling vast dat het college bij de bekendmaking van het ontwerpbesluit het juiste postadres heeft vermeld.
De kennisgeving van zienswijzen bij verzending per post heeft pas plaatsgevonden wanneer het geheel van handelingen is verricht dat noodzakelijk is om een poststuk door middel van de postdienst de geadresseerde te doen bereiken, waaronder het zorg dragen voor een deugdelijke adressering. De juridisch bijstandverlener van [appellanten] heeft een ander dan het in de kennisgeving van het besluit vermelde postadres van het college gebruikt. Vast staat voorts dat hij eerst na het verstrijken van de termijn van artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de zienswijzen opnieuw maar nu met een juiste adressering ter post heeft bezorgd. Op een dergelijke situatie waarbij de zienswijze niet binnen de wettelijke termijn, maar eerst daarna en voorzien van een ander adres dan waarmee de zienswijze eerder abusievelijk was verzonden ter post is bezorgd is artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Het risico van de vertegenwoordiging komt voor rekening van [appellanten]. Het college heeft de onderhavige zienswijzen dan ook buiten beschouwing kunnen laten. Deze beroepsgrond faalt.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Klap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2009
315.