Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6081

Datum uitspraak2009-06-03
Datum gepubliceerd2009-06-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805022/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 juli 2005 heeft de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (hierna: NAK) het verzoek van [appellant] om ongeldigverklaring van een keuring van een tweetal percelen, gelegen aan de [locatie] te [plaats], afgewezen.


Uitspraak

200805022/1. Datum uitspraak: 3 juni 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats] tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 19 mei 2008 in zaak nr. 07/866 in het geding tussen: [appellant] en de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen, als rechtsopvolger van de Commissie van Beroep inzake Keuringen. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 juli 2005 heeft de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (hierna: NAK) het verzoek van [appellant] om ongeldigverklaring van een keuring van een tweetal percelen, gelegen aan de [locatie] te [plaats], afgewezen. Bij besluit van 8 september 2005 heeft de Commissie van Beroep inzake Keuringen het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 19 mei 2008, verzonden op 23 mei 2008, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2008, hoger beroep ingesteld. De NAK heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P. Stehouwer, advocaat te Leeuwarden, en de NAK, vertegenwoordigd door mr. A.S.H. Kroon, werkzaam als bedrijfsjurist, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] voert een bedrijf in het telen van pootaardappelen. Op 20 juli 2005 heeft [keurmeester], werkzaam bij de NAK, een keuring uitgevoerd met betrekking tot een tweetal percelen van [appellant]. Hij heeft daarbij een perceel van 5 hectare (hierna: perceel 1) en een perceel van 5.10 hectare (hierna: perceel 2) afgekeurd wegens bacterieziekten. Bij brief van 25 juli 2005 heeft [appellant] geëist dat de keuring ongeldig wordt verklaard omdat deze niet conform de vastgestelde regels heeft plaatsgevonden. Hiertoe voert hij aan dat perceel 1 is afgekeurd, terwijl [keurmeester] dit perceel niet daadwerkelijk heeft beoordeeld. Bij besluit van 27 juli 2005 heeft de NAK dit verzoek afgewezen. 2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 juni 2002 in zaak nr. 200106139/1), kan procesbelang onder meer bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van de bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is wel vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat dergelijke schade is geleden als gevolg van het besluit. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] niet aan dit vereiste voldaan. Weliswaar heeft [appellant] gesteld dat hij schade heeft geleden als gevolg van het besluit van de NAK om de keuring niet ongeldig te verklaren, echter in de gehele procedure heeft hij op geen enkele wijze bestreden dat de percelen waren aangetast door bacterieziekte. Hierbij merkt de Afdeling op dat de NAK onweersproken heeft gesteld dat perceel 1 bij een bezoek voorafgaand aan de thans in geding zijnde keuring in een slechtere staat verkeerde dan perceel 2 en dat perceel 2 na een door [appellant] uitgevoerde "selectie" eveneens door [keurmeester] is afgekeurd, omdat ook dit perceel te zwaar was aangetast om ten behoeve van pootgoed te kunnen worden goedgekeurd. Onder deze omstandigheden bestaat geen enkele aanleiding om aan te nemen dat de aardappelen ten tijde van de keuring niet bacterieziek waren. Aldus is de gestelde schade niet veroorzaakt door het thans bestreden besluit. Gezien het vorenstaande behoeft de vraag of de rechtbank al dan niet terecht heeft overwogen dat [keurmeester] perceel 1 ter keuring heeft bezocht geen beantwoording en valt niet in te zien dat [appellant] belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. 2.3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. C.W. Mouton, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink w.g. De Leeuw-van Zanten voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2009 97-591.