Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6088

Datum uitspraak2009-06-03
Datum gepubliceerd2009-06-03
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808249/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 19 februari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vaals (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het veranderen van een vakantiewoning op het perceel [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200808249/1/H1. Datum uitspraak: 3 juni 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 17 oktober 2008 in zaak nr. 07/354 in het geding tussen: [appellante] en het college van burgemeester en wethouders van Vaals. 1. Procesverloop Bij besluit van 19 februari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vaals (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het veranderen van een vakantiewoning op het perceel [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 13 februari 2007 heeft het college het door [belanghebbenden] daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond verklaard, het besluit van 19 februari 2004 herroepen en de bouwvergunning alsnog geweigerd. Bij uitspraak van 17 oktober 2008, verzonden op 17 oktober 2008, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door [appellante], als rechtsopvolger onder bijzondere titel van [vergunninghouder], daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 november 2008, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [belanghebbenden] hebben nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 mei 2009, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. I. Schrouff-Bertrand, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het bouwplan voorziet in een serre door middel van het oprichten van drie volledig gesloten wanden onder de reeds bestaande terrasoverkapping tegen een van de gevels van de woning. 2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied" heeft het perceel waarop de bouwaanvraag betrekking heeft de bestemming "Recreatiewoonverblijven Rv(r)". Ingevolge artikel 2.20, onder 3.A, van de planvoorschriften mogen uitsluitend de bestaande gebouwen worden gebouwd ten behoeve van het recreatief wonen, waarbij de bouwmassa niet mag worden vergroot. Ingevolge artikel 1.01, onder 10, wordt onder bestaand verstaan dat het aanwezig is op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald. Ingevolge artikel 1.01 onder 6, wordt onder bouwwerk verstaan elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. Ingevolge artikel 1.01, onder 25 wordt onder gebouw verstaan elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. [appellante] voert daartoe aan dat de bestaande overkapping met één volledige wand en twee bijna volledige wanden als gebouw moet worden aangemerkt en dat het bouwplan derhalve geen vergroting van de bouwmassa tot gevolg heeft. 2.4. De rechtbank heeft overwogen dat de definitie van het begrip gebouw, zoals weergegeven in de planvoorschriften, in samenhang met de jurisprudentie van de Afdeling, met zich brengt dat sprake moet zijn van een bouwwerk dat een geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. De rechtbank heeft in dit verband terecht overwogen dat, ongeacht het antwoord op de vraag of twee zijden van de terrasoverkapping ten tijde van het tijdstip van ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan reeds waren voorzien van lage muurtjes, de terrasoverkapping niet als gebouw kan worden aangemerkt omdat daarmee in de bestaande situatie geen sprake is van een overdekte ruimte die gedeeltelijk met wanden is omsloten. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat bij een hoogte van de overkapping van 2,40 m de muurtjes met een hoogte van ongeveer 1 m niet als wanden in de zin van artikel 1.01, onder 25 van de planvoorschriften kunnen worden aangemerkt. Nu het bouwplan voorziet in het oprichten van drie volledig gesloten wanden onder de bestaande terrasoverkapping, zal realisering ervan tot gevolg hebben dat dit bouwwerk wordt geconverteerd in een gebouw, ten gevolge waarvan de bouwmassa wordt vergroot. Gelet hierop is het bouwplan niet in overeenstemming met artikel 2.20, onder 3.A van de planvoorschriften. Het betoog faalt. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. H. Trooswijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2009 357-604.