
Jurisprudentie
BI6142
Datum uitspraak2009-06-03
Datum gepubliceerd2009-06-03
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zwolle
ZaaknummersAwb 09/530
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2009-06-03
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zwolle
ZaaknummersAwb 09/530
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Vrijstelling verleend voor het oprichten van 28 appartementen en een bedrijfsruimte op perceel Potgietersingel 1 en Blijmarkt 8 en 8A te Zwoile. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat bouwplan niet past in historisch karakter van de binnenstad. Geen aanleiding vrijstellingsbesluit te schorsen; afwijzing voorlopige voorziening.
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Voorzieningenrechter
Registratienummer: Awb 09/530
Uitspraak betreffende het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht
in het geding tussen:
Vereniging Vrienden van de Stadskern Zwolle,
verzoekster,
gemachtigde mr. R.S. Wertheim
en
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle,
verweerder,
en
Woningstichting SWZ, belanghebbende.
1.Procesverloop
Bij besluit van 25 augustus 2008 heeft verweerder aan belanghebbende krachtens artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling alsmede bouwvergunning verleend voor het oprichten van 28 appartementen en een bedrijfsruimte op het perceel Potgietersingel 1 en Blijmarkt 8 en 8A, kadastraal bekend gemeente Zwolle, sectie F, nummer 7496.
Tegen dit besluit is namens verzoekster bij brief van 2 oktober 2008, aangevuld bij brief van 22 oktober 2008, bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 10 februari 2009, bekendgemaakt bij brief van 13 februari 2009, heeft verweerder de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig alsnog indienen van de bezwaargronden.
Tegen dit besluit is namens verzoekster bij brief van 25 maart 2009 beroep ingesteld. Bij schrijven van 15 april 2009 is namens verzoekster een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Bij brief van 27 april 2009 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend, alsmede verweer gevoerd.
Bij besluit van 12 mei 2009 heeft verweerder de beslissing op bezwaar d.d. 10 februari 2009 ingetrokken en de bezwaren van verzoekster alsnog ontvankelijk, doch ongegrond verklaard.
Op 20 mei 2009 zijn namens verzoekster nadere stukken ingediend.
Verweerder heeft op dezelfde dag eveneens nadere stukken ingediend.
De zaak is op 25 mei 2009 ter zitting behandeld. Namens verzoekster is verschenen gemachtigde voornoemd, in het bijzijn van drs. R. van den Berg, drs. S. Rijlaarsdam, ing. A.M. Bouman en A.G.P. Cremers. Namens verweerder zijn verschenen mr. J.G.J. van den Bergh-Volkerink, mr. P. Naayen en R.P.M. IJsselstijn. Namens belanghebbende zijn verschenen mr. A. Ubink, R. Balkenende en E.M. van Rootselaar.
2.Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningen-rechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van
de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Voorop wordt gesteld dat verweerder verzoekster bij besluit van 12 mei 2009 terecht alsnog in bezwaar heeft ontvangen, omdat het bezwaarschrift d.d. 2 oktober 2008, anders dan verweerder bij de aanvankelijke beslissing op bezwaar van 13 februari 2009 veronderstelde, reeds een bezwaargrond bevat.
Het beroep wordt op grond van het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 12 mei 2009.
Het bestreden bouwplan voorziet in het oprichten van 28 appartementen en een bedrijfsruimte op het perceel Potgietersingel 1 en Blijmarkt 8 en 8A te Zwolle. Het gebouw bestaat uit vier bouwlagen en een zolder en wordt afgedekt met een kap met een hellingshoek van circa 65° en deels met een platte afdekking (“een schildkap”). Ten aanzien van de door verzoekster overgelegde impressietekeningen van een alternatief bouwplan geldt dat verweerder eerst en vooral heeft te beslissen omtrent het bouwplan zoals het is ingediend. Indien dit bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Daarvan is naar oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.
Voor zover thans relevant mag en moet een reguliere bouwvergunning ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en sub b, c en d, van de Woningwet slechts worden geweigerd als het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan, met de bouwverordening en als het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk in strijd is met redelijke eisen van welstand.
Ter plekke is het bestemmingsplan “Beschermd Stadsgezicht” van kracht. Het betreffende perceel is gelegen in de op kaart 2 (“Ruimtelijke karakteristiek”) aangeduide zones hoge en midden historische waarden, en heeft volgens kaart 1B (“Bestemmingen”) de bestemming “Centrumvoorzieningen”. Vaststaat en niet in geschil is, dat het onderhavige bouwplan in strijd is met het bepaalde in artikel 3, lid C, aanhef en sub 2, volgens welk planvoorschrift de hoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan drie bouwlagen en een zolder. Voorts staat onbestreden vast dat het bouwplan in strijd is met het bepaalde in artikel 3, lid C, aanhef en sub 3, ingevolge welk planvoorschrift de gebouwen dienen te worden afgedekt met een kap met een hoek van minimaal 40 en maximaal 60 met het horizontale scheidsvlak.
Voor het overige is het bouwplan naar voorlopig oordeel in overeenstemming met de bestemmingsplanvoorschriften. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3, lid C, aanhef en sub 8, van de bestemmingsplanvoorschriften, dat bepaalt dat gebouwd dient te worden in de bouwgrens. Onderdeel van het bouwplan is een hardstenen bordes dat in de bouwgrens wordt gerealiseerd. Gelet op artikel 1, sub 10, van de begripsbepalingen van de bestemmingsplanvoorschriften, waarin bouwen is omschreven als onder meer het plaatsen en het oprichten van een bouwwerk, volgens artikel 1, sub 15, elke constructie van enige omvang van onder meer steen, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, is hiermee naar voorlopig oordeel voldaan aan vorenbedoeld planvoorschrift.
Met realisering van het bouwplan wordt de historische rooilijn zoals neergelegd in de bij de Toelichting op het vigerende bestemmingsplan behorende kaartbijlage “Rooilijnen” met circa 7 meter overschreden. Omdat de betreffende kaartbijlage ingevolge artikel 1, sub 1 en 2, van de bestemmingsplanvoorschriften geen deel uitmaakt van het bestemmingsplan, vormt het geen zelfstandig toetsingscriterium bij het beschikken op aanvragen om bouwvergunning.
Verweerder heeft in dit verband gewezen op het feit dat in de toelichting op het bestemmingsplan is aangegeven dat de rooilijnen in geactualiseerde vorm zijn vertaald naar de kaart “Bestemmingen”. Dat op de kaartbijlage “Rooilijnen” bij het onderhavige perceel niet is aangegeven dat de gewenste rooilijn niet samenvalt met de historische ruimtebegrenzing kan hieraan niet afdoen.
Vanwege strijdigheid van het bouwplan met de artikelen 3, lid C, aanhef en onder sub 2 en 3, van de bestemmingsplanvoorschriften heeft verweerder vrijstelling verleend krachtens artikel 3, lid E, aanhef en sub 5 en 6 van de bestemmingsplanvoorschriften.
Ingevolge artikel 3, lid E, aanhef en sub 5, van de bestemmingsplanvoorschriften kunnen burgemeester en wethouders binnen de betrokken zones vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid C, sub 2 tot maximaal vier bouwlagen en een zolder, mits de hoogte in stedebouwkundig/architectonisch opzicht past in het historisch karakter van de binnenstad.
Onder sub 6 van dit artikellid is bepaald dat burgemeester en wethouders binnen de betrokken zones vrijstelling kunnen verlenen voor onder meer een afwijkende dakhelling, mits de dakhelling in stedebouwkundig/architectonisch opzicht past in het historisch karakter van de binnenstad.
In de Nota van zienswijzen behorende bij het besluit tot vrijstellingsverlening van 25 augustus 2008 heeft verweerder gemotiveerd aangegeven waarom het afwijkende aantal bouwlagen en de afwijkende dakhelling in zowel stedenbouwkundig als architectonisch opzicht passen in het historische karakter van de binnenstad.
Aangegeven is dat het bouwplan past binnen het Structuurplan Zwolle, waarin versterking van de centrumfunctie voorop staat en kansen voor inbreiding met verschillende woon- en werkfuncties in de historische binnenstad worden voorgestaan . Voor wat betreft bouwhoogtezonering is in het Structuurplan het uitgangspunt gehanteerd om op geschikte plekken van de binnenstad te bouwen tot vier bouwlagen en kapverdieping (circa 16 meter).
Volgens het Ontwikkelingsprogramma Binnenstad wordt de structuur van de Binnenstad vervolmaakt door de herkenbaarheid te vergroten voor voetgangers vanaf het station en de parkeergarage Emmawijk. Hierbij vraagt de kop van de Luttekestraat om meer uitstraling door mogelijk herontwikkeling van het onderhavig, voormalige bankgebouw met dienstverlening en toevoeging van woningen. Cruciaal hierbij is de voorgenomen groene herinrichting van het parkeerterrein aan de Potgietersingel.
Gelet op het profiel van de Potgietersingel en de detaillering van de bebouwing is het bouwen van vier bouwlagen en een kap stedenbouwkundig gezien inpasbaar. In de directe omgeving zijn meerdere historische panden plat afgedekt of met een afgeknot schilddak. Het onderhavige bouwplan sluit hier in kapvorm goed op aan. Het vasthouden aan voorgeschreven dakhelling zou tot een afwijkende hoge kap leiden, of tot verschillende kleinere kapvormen die afbreuk doen aan de bouwmassa en ruimtelijk niet toereikend zijn gelet op de programmatische invulling. Volgens verweerder doet de beperkte afwijking van de voorgeschreven dakhelling geen afbreuk aan het totale stedenbouwkundige beeld. Verder wordt gemotiveerd waarom het bouwplan ten opzichte van het huidige moderne kantoorcomplex in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht een verbetering is.
Verzoekster bestrijdt dat het bouwplan in het historische karakter van de binnenstad past.
Naar voorlopig oordeel heeft verzoekster dit vooralsnog niet aannemelijk gemaakt waarbij opmerking verdient dat het standpunt van verzoekster voornamelijk is gebaseerd op eigen inzicht en beleving. Wel heeft verzoekster ter onderbouwing van haar standpunt in beroep het rapport van architectuurhistorisch en stedenbouwkundig adviesbureau M&DM van mei 2009 overgelegd. Hierin wordt aangegeven, dat het onderhavige gebouw één van de hoogste in zijn soort in de directe omgeving wordt. Ook in het aantal bouwlagen is het woongebouw in de Zwolse binnenstad niet exemplarisch. Volgens het rapport ontbreekt een zorgvuldige stedenbouwkundige onderbouwing op dit punt. Geconcludeerd wordt dat het volume te massaal oogt.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat bovengenoemd rapport van M&DM een
nadere motivering van verweerder op de historische inpasbaarheid vanuit stedenbouwkundig en architectonisch perspectief van het bouwplan vergt.
Op voorhand kan echter niet worden gezegd dat met de nog te geven nadere motivering door verweerder het bestreden besluit tot vrijstellingverlening in beroep geen stand zal houden. Voor zover bestaat derhalve geen aanleiding het bestreden vrijstellingbesluit te schorsen.
Verzoeker voert voorts aan dat het bouwplan in strijd is met de volgende, in de Welstandnota opgenomen, criteria die gelden voor de binnenstad:
- de bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is uitgangspunt bij uitbreiding en vervanging van de bebouwing;
- massa en vorm reageren op de belendende bebouwing;
- de bestaande kapvorm en kaprichting zijn richtinggevend. Het toevoegen van een extra laag of een kap respecteert het straatbeeld en de architectuur van de hoofdmassa.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de in de aan de bestreden bouwvergunning ten grondslag liggende adviezen van 25 oktober 2007 en 3 juli 2008 van welstands-/monumentencommissie “Het Oversticht” de conclusie dat het bouwplan past in het beschermd stadsgezicht niet wordt onderbouwd en dat niet ingegaan wordt op voormelde criteria uit de Welstandsnota.
Vooralsnog staat echter niet vast dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Ook hierbij geldt dat op voorhand niet kan worden gezegd
dat met een nog te geven nadere motivering van verweerder in reactie op de beroepsgronden van verzoekster op het punt van welstand, de bestreden bouwvergunning in beroep geen stand kan houden. Ook hierin ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de bouwvergunning te schorsen.
Ten aanzien van het door verzoekster gestelde dat niet gebleken is in hoeverre het bouwplan voldoet aan het bepaalde in artikel 2.5.30 van de Bouwverordening geldt dat verzoekster dat eerst in beroep heeft aangevoerd. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding dit punt buiten beschouwing te laten.
Uit het voorgaande volgt dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat het bestreden besluit in beroep niet zal standhouden. Om die reden wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank wijst het verzoek om voorlopige voorziening af
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. Landstra als griffier, op
Afschrift verzonden op: