
Jurisprudentie
BI6150
Datum uitspraak2009-05-13
Datum gepubliceerd2009-06-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/5693 WRB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/5693 WRB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Het beleid van de Raad voor rechtsbijstand om voor verweer tegen (verlenging van) een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing slechts één toevoeging per kind te verlenen wordt door de rechtbank redelijk en niet onrechtmatig geoordeeld. Beroep van eiseres, die niet in bezwaar is gekomen tegen de primaire besluiten, is niet- ontvankelijk. Beroep van eiser (rechtshulpverlener) is ontvankelijk vanwege een rechtstreeks financieel belang. De Raad voor rechtsbijstand heeft in strijd met de wet gehandeld door de twee aanvragen van eiseres op bereik af te wijzen, terwijl op dat moment nog geen toevoeging in die zaak was afgegeven. Beroep in zoverre gegrond, primaire besluiten vernietigd, rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, beroep voor het overige ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 3, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/5693 WRB
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
mr. B.A. Fijma, advocaat te Dordrecht, en
[eiseres], wonende te [plaats],
en
de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Gravenhage, verweerder.
I. PROCESVERLOOP
Op aanvragen van eiseres om toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) ter zake de verlenging van de ondertoezichtstelling (verder: OTS) en de verlenging van de uithuisplaatsing (verder: UHP) van de drie minderjarige kinderen van eiseres heeft verweerder bij besluiten van 30 januari 2008 ([A]), 30 januari 2008 ([B]) en 5 februari 2008 ([C]) op de aanvragen, voor zover deze betrekking hadden op de verlenging van de uithuisplaatsing, afwijzend beslist. Verweerder heeft bij afzonderlijke besluiten voor de drie kinderen toevoegingen verleend ter zake zowel de verlenging van de OTS als de verlenging van de UHP.
Bij afzonderlijke brieven van 5 februari 2008 ([C] en [A]) en 6 februari 2008 ([B]) heeft eiser daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 4 juni 2008 (verzonden: 19 juni 2008) heeft verweerder, onder overneming van het advies van de Commissie voor Bezwaar van 30 mei 2008, deze drie bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen dat besluit heeft eiser, voor zover nodig mede namens eiseres, bij brief van 31 juli 2008 bij de rechtbank beroep ingesteld.
De gronden van het beroep zijn bij brief van 25 augustus 2008 aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden alsmede een verweerschrift, gedateerd 13 februari 2009.
Het beroep is op 8 april 2009 ter zitting behandeld.
Eiseres en eiser zijn niet verschenen.
Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde [D].
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank moet in dit beroep beoordelen of het bestreden besluit, gelet op de daartegen ingebrachte beroepsgronden, in rechte stand kan houden.
2. Verweerder heeft, ter motivering van zijn afwijzende beslissingen, die in bezwaar in stand zijn gelaten, verwezen naar zijn beleid ter zake (Handboek Toevoegen, Hoofdstuk 03-32, blz. 18). Ten aanzien van OTS en UHP wordt door verweerder per kind één toevoeging afgegeven voor het voeren van verweer tegen beide beslissingen. Deze toevoeging omvat de behandeling van beide belangen, tenzij er sprake is van behandeling door meerdere instanties. Gelet op de gevoegde behandeling van de drie zaken door de Rechtbank Dordrecht heeft verweerder afgifte van twee toevoegingen per kind niet gerechtvaardigd geacht.
3. Eisers hebben aangevoerd dat het gaat om verschillende soorten procedures (verlenging OTS en verlenging UHP), juridische en feitelijke situaties en belanghebbenden gaat. Het betreft drie verschillende kinderen. Het gaat om zes afzonderlijke procedures die ieder duidelijk betrekking hebben op een eigen, apart rechtsbelang. De belangen van zowel de rechtzoekende als de rechtshulpverlener worden geschaad door de ongegrondverklaring van de bezwaren.
Ter ondersteuning van hun standpunt hebben eisers verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank van 22 juli 2008 (AWB 07/3812 WRB), waarin eenzelfde soort procedure van eiseres aan de orde was.
Tenslotte hebben eisers aangevoerd dat verweerder geen consistent toevoegbeleid voert: aan eiseres zijn eerder in dezelfde situatie wel afzonderlijke toevoegingen verleend. Eisers achten het handelen van verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
4. In artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wrb is bepaald dat de raad de toevoeging kan weigeren, indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging.
In artikel 32 van de Wrb is bepaald dat de toevoeging uitsluitend geldt voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.
In het Handboek Toevoegen, 03-32, is onder aantekening 20, blz. 18, de volgende tekst opgenomen:
Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
Indien gelijktijdig dan wel nagenoeg gelijktijdig rechtsbijstand wordt aangevraagd terzake van verweer tegen (verlenging van de) ondertoezichtstelling en tegen uithuisplaatsing wordt daarvoor één toevoeging verstrekt. Deze toevoeging omvat de behandeling van beide belangen, tenzij er sprake is van afzonderlijke procedures [lees: behandeling door meerdere instanties].
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1 Het bezwaar is ingesteld door eiser, het beroep eveneens door eiser, voor zover nodig mede namens eiseres. De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 7:1 van de Awb, van oordeel dat eiseres, voor zover zij is betrokken bij dit beroep, daarin niet kan worden ontvangen, nu zij tegen de (in bezwaar in stand gelaten) primaire besluiten geen bezwaar heeft gemaakt. Het beroep van eiseres moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Eiser heeft als advocaat een eigen rechtstreeks financieel belang bij het verkrijgen van afzonderlijke toevoegingen, zodat hij in zijn beroep kan worden ontvangen.
5.2 Verweerder heeft, onder toepassing van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wrb, de verzochte toevoegingen, voor zover deze betrekking hadden op de UHP, op bereik afgewezen. De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het nemen van de afwijzende besluiten ten aanzien van [A] en [C] nog geen toevoegingsbesluiten waren genomen, zodat niet was voldaan aan de letterlijke tekst van de aangehaalde bepaling, waarin immers sprake is van "een eerder afgegeven toevoeging". Wel is in de motivering van de beide afwijzings-besluiten van 30 januari 2008 aangekondigd dat verweerder voor [A] en [C] voor beide belangen één toevoeging zou afgeven. Bij afzonderlijke besluiten van 5 februari 2008 heeft verweerder de aangekondigde besluiten tot stand gebracht. Het beroep van eiser is in zoverre gegrond, omdat deze gang van zaken in strijd is met de wet. Beide besluiten van
30 januari 2008 zullen dus moeten worden vernietigd. Nu echter gesteld noch gebleken is dat eiser door deze gang van zaken is benadeeld, ziet de rechtbank, mede ter voorkoming van onnodige procedures, aanleiding om de rechtsgevolgen van de beide vernietigde besluiten in stand te laten.
Ten aanzien van [B] doet het hier gesignaleerde probleem zich niet voor, aangezien het op haar betrekking hebbende afwijzingsbesluit dateert van na het toevoegingsbesluit.
5.3 De rechtbank is van oordeel dat verweerders beleid ten aanzien van het verlenen van één toevoeging per kind voor verweer tegen zowel de OTS als de UHP respectievelijk de verlenging daarvan zich beweegt binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling. Gesteld noch gebleken is dat verweerders beleid in strijd is met de wet, met enig algemeen rechtsbeginsel of enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
Nu de verweren van eiseres inzake haar drie kinderen gevoegd zijn behandeld op één zitting van de Rechtbank Dordrecht, deed de uitzondering (behandeling door meerdere instanties) zich niet voor.
Verweerder kon dan ook in redelijkheid, zijn beleid toepassend, besluiten tot gedeeltelijke afwijzing van de zes verzoeken van eiseres om toevoeging en zich beperken tot het afgeven van één toevoeging voor zowel OTS als UHP per kind.
5.4 Het door eiser gedane beroep op de uitspraak van deze rechtbank van 22 juli 2008, AWB 07/3812 WRB, slaagt niet. De rechtbank is in die zaak van eiser en eiseres gekomen tot een gegrondverklaring van het beroep, aangezien verweerder in het toen bestreden besluit onvoldoende had gemotiveerd waarom hij bij het invulling geven aan het begrip "één rechtsbelang" het door hem gestelde beleid hanteerde. Het bestreden besluit is door de rechtbank vernietigd wegens een motiveringsgebrek.
In de aangehaalde procedure dateren zowel de primaire besluiten als het bestreden besluit van vòòr het huidige beleid van verweerder, gepubliceerd in het Handboek Toevoegen van april 2007.
Bovendien blijkt uit de aangehaalde uitspraak niet dat de rechtbank zich daarbij (mede) heeft laten leiden door inhoudelijke opvattingen omtrent het rechtsbelang, verbonden aan (de verlenging van) een OTS danwel een UHP.
Om deze redenen is de aangehaalde uitspraak geen richtsnoer voor het huidige beroep.
5.5 Ook het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat hij, nog los van de vraag of het ging om gelijke gevallen, niet gehouden is tot het herhalen van in het verleden gemaakt fouten. Dat standpunt is juist. Het gelijkheidsbeginsel gaat niet zover dat verweerder op grond daarvan gehouden zou zijn eerder gemaakte fouten te herhalen. Vast staat bovendien dat verweerder sedert de publicatie van het Handboek Toevoegen in april 2007 het in dit beroep aan de orde zijnde beleid hanteert, zodat daarvan afwijkende besluiten met dat (door de rechtbank rechtmatig geoordeelde) beleid in strijd zouden zijn.
6. Het beroep van eiser moet, gelet op het voorgaande, gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep, voor zover ingesteld door eiseres, niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep van eiser, voor zover dit betrekking heeft op de handhaving in bezwaar van de primaire besluiten van 30 januari 2008 ten aanzien van [A] (3FB9556) respectievelijk [C] (3FB9553), gegrond;
vernietigt deze beide primaire besluiten van 30 januari 2008;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van deze beide vernietigde besluiten in stand blijven;
verklaart het beroep van eiser voor het overige ongegrond;
bepaalt dat de Raad voor Rechtsbijstand 's-Gravenhage aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 39,--, vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.W. Sentrop, in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.M. van der Meide.
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.