
Jurisprudentie
BI6220
Datum uitspraak2009-06-03
Datum gepubliceerd2009-06-19
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/2877 WRO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-19
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/2877 WRO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vrijstelling ex art. 19.1 WRO (oud) voor de aanleg van de ontsluitingsweg Wateringsveldse Polder, die gedeeltelijk op de gronden van eisers wordt aangelegd, vernietigd wegens onevenredig nadelige gevolgen voor eisers bedrijf. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat uit de door eisers ingediende rapporten blijkt dat de concurrentiepositie van het bedrijf verslechtert en het bedrijfsresultaat minimaliseert, alsmede dat verweerder in tegenstelling tot eisers bedrijf 2 aangrenzende bedrijven geheel heeft aangekocht. Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 1, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/2877 WRO
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
Kwekerij [A] B.V. gevestigd te [plaats], en [B] en [C], wonende te [plaats], eisers, gemachtigde mr.drs. B.J.P.M. Zwinkels
en
het college van burgemeester en Wethouders van Westland, verweerder.
I PROCESVERLOOP
Op 9 november 2006 heeft de gemeente Westland een verzoek om vrijstelling van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen ingediend voor de aanleg van de ontsluitingsweg Wateringveldse Polder, gelegen tussen de Bovendijk en de Veilingroute (N222) te Wateringen.
Verweerder heeft besloten voor dit project de vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke ordening (WRO) te starten.
Het ontwerpbesluit, alsmede de aanvraag en de bijbehorende bescheiden hebben vanaf
1 maart 2007 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Bij brief van 11 april 2007, op 12 april 2007 ingekomen bij verweerder, hebben eisers een zienswijze ingediend.
Bij besluit van 19 maart 2008 heeft verweerder de gevraagde vrijstelling verleend.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 15 april 2008, ingekomen bij de rechtbank op 17 april 2008, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft bij brief van 4 februari 2009 een nader stuk ingediend. Eisers hebben hierop gereageerd. Voorts hebben eisers enige stukken overgelegd.
Het beroep is op 14 mei 2009 ter zitting behandeld.
Eiser [B] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr.drs. B.J.P.M. Zwinkels,
advocaat te Honselersdijk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [D].
II OVERWEGINGEN
Procesbelang
Verweerder heeft meegedeeld dat het bestemmingsplan "Ontsluitingsweg Wateringveldsche Polder", dat in de aanleg van de in geding zijnde weg voorziet, bij besluit van 20 januari 2009 is goedgekeurd door gedeputeerde staten van Zuid-Holland en op 20 maart 2009 in werking is getreden. Het bestreden besluit heeft volgens verweerder zijn rechtskracht verloren en om die reden is er geen belang meer om de zaak inhoudelijk te behandelen, aldus verweerder.
Eisers hebben bij brief van 28 april 2009 meegedeeld dat zij tegen dit goedkeuringsbesluit tijdig beroep hebben ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), zie onder meer haar uitspraken van 16 januari 2008 (LJN: BC2091) en van 15 april 2009 (LJN: BI1047), bestaat geen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de verleende vrijstelling indien het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten onherroepelijk is geworden.
In dit geval doet deze situatie zich niet voor. Weliswaar is het bestemmingsplan "Ontsluitingsweg Wateringveldsche Polder"op 20 januari 2009 goedgekeurd en op 20 maart 2009 in werking getreden, maar nu tegen het goedkeuringsbesluit beroep is ingesteld is van een onherroepelijk goedkeuringsbesluit geen sprake. Indien het goedkeuringsbesluit wordt vernietigd, zal een nieuw vrijstellingsverzoek getoetst dienen te worden aan het oude planologische regime. Derhalve kan niet worden gezegd dat geen procesbelang meer aanwezig is.
Inhoudelijke beoordeling van het beroep
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden en is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken. Verder zijn bij de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wro op 1 juli 2008 enkele bepalingen van de Woningwet (Wow) gewijzigd. Aangezien de aanvraag om vrijstelling dateert van vóór 1 juli 2008, zijn in dit geval nog de bepalingen van de WRO en de Wow van toepassing zoals deze destijds, vóór 1 juli 2008 luidden.
Het project voorziet in de aanleg van een ontsluitingsweg Wateringveldse Polder van 6,5 meter breed, gelegen tussen de Bovendijk en de Veilingroute (N222) te Wateringen. Het begin van het tracé is gelegen ter hoogte van de Bovendijk 37, waarna het met een bocht voor Bovendijk 47 langs aansluit op de Van Luyklaan. Ter hoogte van de Middenweg maakt de weg een bocht richting de Lange Watering om evenwijdig aan de Lange Watering uiteindelijk aan te takken op de Veilingroute. Voor een gedeelte zal deze weg op de gronden van eisers worden aangelegd. Als gevolg van het besluit dient 2320 m2 glasopstand te worden afgebroken alsmede de woning van eisers. Over de gehele lengte van eisers bedrijf moet een strook grond van 15 meter breed worden afgestaan.
In het bestreden besluit is overwogen dat de ruimtelijke onderbouwing van het project is vervat in het vrijstellingsplan waaruit blijkt dat geen enkel belang onevenredig wordt geschaad.
Eisers hebben gesteld dat hun belangen wél onevenredig worden geschaad, omdat het bedrijf te klein wordt om economisch rendabel te kunnen voortbestaan en de bedrijfswoning moet worden afgebroken. Daarnaast is ook iedere mogelijkheid van verdere schaalvergroting in de toekomst ontnomen. Omdat in de ruimtelijke onderbouwing in het geheel niet naar de toekomstige ontwikkelingen is gekeken, is de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende. Voorts hebben eisers aangevoerd dat de uitvoerbaarheid van het project niet is verzekerd, aangezien over de verwerving van hun perceel en van twee daarachter gelegen bedrijven nog geen overeenstemming is bereikt. Tenslotte vragen eisers zich af of de verkeersgevolgen van de aanleg van de weg voldoende in kaart zijn gebracht. Zij verwijzen hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 5 september 2007 (LJN: BB2895).
In het verweerschrift is opgemerkt dat, gelet op het totaal oppervlak glas, de teelt en de verkleining van minder dan 10% glasoppervlak, geen sprake is van een onvolwaardig bedrijf dat zijn continuïteit zal verliezen.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het desbetreffende gebied.
Ingevolge artikel 19, vierde lid, aanhef en onder b, van de WRO, kan, indien sprake is van een gebied waarvoor het bestemmingsplan niet overeenkomstig artikel 33, eerste lid, na tien jaar is herzien, die vrijstelling slechts worden verleend als voor het gebied een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening ter inzage is gelegd.
Ter plaatse van het bedrijf van eiseres geldt het bestemmingsplan "Buitengebied Wateringen". Het betrokken perceel heeft de bestemming "Agrarische doeleinden I". Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften zijn deze gronden bestemd voor glastuinbouwbedrijven en vollegronds tuinbouwbedrijven. Ingevolge artikel 7, tweede lid, van deze voorschriften zijn op deze gronden in verband met de bestemming toelaatbaar: bedrijfsgebouwen en kassen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals watersilio's, verhardingen en waterbassin, beplantingen en waterlopen.
Ter plaatse van de aansluiting van het project op de Bovendijk geldt het bestemmingsplan "Kwintsheul 1993". De gronden waarop dat gedeelte van het project is voorzien hebben de bestemming "Verkeersdoeleinden". Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de bij dit bestemmingsplan behorende voorschriften zijn gronden met deze bestemming bestemd voor wegen, fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen, bermen en daarbij behorende beplanting en speel- en groenvoorzieningen. Ingevolge het tweede lid, mogen op deze gronden ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend duikers, bruggen, straatmeubilair en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Vaststaat dat het project, voor zover van belang, in strijd is met het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Wateringen". Er is sprake van strijd met de doeleindenomschrijving. Gelet hierop heeft verweerder vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO verleend.
Van 17 december 2007 tot en met 28 januari 2008 heeft het ontwerp van het
bestemmingsplan "Ontsluitingsweg Wateringveldsche Polder" ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 23 van de WRO.
Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was derhalve een ontwerp van dit bestemmingsplan vastgesteld en ter inzage gelegd, zodat is voldaan aan de in artikel 19, vierde lid, van de WRO gestelde eisen.
Op 4 maart 2008 hebben gedeputeerde staten van Zuid-Holland (GS) een verklaring van geen bezwaar afgegeven.
Gelet hierop is aan de formele vereisten voor het volgen van deze vrijstellingsprocedure voldaan.
De aan de ruimtelijke onderbouwing van een project te stellen eisen zijn minder zwaar, naarmate de inbreuk van het bouwplan ten behoeve waarvan vrijstelling wordt verleend op de bestaande planologische situatie geringer is.
Het project behelst de aanleg van een ontsluitingsweg op agrarische gronden waar onder meer kassen mogen worden opgericht. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een tamelijk grote inbreuk op het geldende planologische regime.
Blijkens de ruimtelijke onderbouwing van het project dient de weg voor de verbetering van de ontsluiting van het glastuinbouwgebied "Wateringveldsepolder" en het bedrijventerrein "Bovendijk". De aanleg van de weg is in overeenstemming met de Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden van het Stadsgewest Haaglanden en de Visie Greenport Westland 2020 van de gemeente Westland. De vormgeving en aard van de meeste interne wegen is niet meer in overeenstemming met het huidige en toekomstige gebruik. Daarnaast is de externe gebiedsontsluiting van dit glastuinbouwgebied ronduit slecht te noemen. De noodzaak van de weg is - door opname in het provinciaal Infrastructuurplan Glastuinbouwgebieden Westland - mede door de provincie en het ministerie van LNV onderkend. Uit berekeningen blijkt dat er op de plaats van de nieuwe verbindingsweg in 2005, 2010 en 2015 geen overschrijdingen van de grenswaarden van de jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentraties NO2 en PM10 voorkomen. De weg zal volledig worden gefinancierd door de gemeente. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat is gedaan naar de zichtbaarheid van de rotonde ontsluitingsweg/N222 dat de aanleg van een rotonde niet tot problemen zal leiden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat het project niet van een goede ruimtelijke onderbouwing is voorzien.
Eisers hebben een door [G] Adviseurs & Accountants opgesteld rapport getiteld "Bedrijfskundige gevolgen bij een gedeeltelijke onteigening Kwekerij [A] B.V." van 2 oktober 2008 overgelegd, waaruit blijkt dat de eerste jaren vanwege noodzakelijke bedrijfsaanpassingen sprake is van een sterke toename van de kosten. Nadien door [G] opgestelde begrotingen tot en met 2012 van 23 april 2009 tonen volgens eisers aan dat het rendement in 2011 en 2012 nauwelijks afwijkt van dat van 2010, zodat het bedrijf niet meer levensvatbaar zal zijn.
De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting in reactie hierop heeft gesteld dat uit de rapporten van [G] slechts blijkt dat sprake is van schade en dat na uitvoering van het project, gezien de oppervlakte van eisers bedrijf, nog steeds sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf.
Nu verweerder de rapporten van [G] niet ter beoordeling aan een deskundig te achten instantie heeft voorgelegd en voorts niet gebleken is dat die rapporten onzorgvuldig tot stand zijn gekomen dan wel inhoudelijke gebreken vertonen, moet van de juistheid van die rapporten worden uitgegaan. De conclusies van die rapporten luiden dat de verkleining van de oppervlakte en de verhoging van de kostprijs haaks staat op de benodigde bedrijfs-ontwikkeling vanuit de markt gezien, dat de concurrentiepositie van het bedrijf verslechtert, alsmede dat het bedrijfsresultaat minimaliseert.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de gemeente twee aan eisers bedrijf grenzende bedrijven geheel heeft aangekocht. Het betreft enerzijds een bedrijf van kleinere omvang dan dat van eiser en anderzijds een bedrijf dat geheel door de aan te leggen weg zal worden doorkruist. Verweerder was evenwel niet bereid eisers bedrijf geheel aan te kopen.
Gezien het vorenstaande heeft het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank voor eisers onevenredig nadelige gevolgen. Verweerders standpunt dat het op grond van de Onteigeningswet mogelijk is een deel van de gronden van eisers bedrijf te onteigenen kan - wat daar ook van zij - hieraan niet afdoen.
Het bestreden besluit is derhalve in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb genomen en wordt om die reden vernietigd. Het beroep is dan ook gegrond.
Verweerder wordt in de door eiser gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) 2 punten worden toegekend.
III BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat de gemeente Westland aan eisers het door hen betaalde griffierecht, te weten € 285,-, vergoedt;
veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,-, welk bedrag de gemeente Westland aan eisers moet vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. A.C.M. van Wesenbeeck, in tegenwoordigheid van de griffier drs. A.C.P. Witsiers.
Uitgesproken in het openbaar 3 juni 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.