Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6254

Datum uitspraak2009-05-26
Datum gepubliceerd2009-06-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 08/615
Statusgepubliceerd


Indicatie

Na wijziging van de Wet op de rechtsbijstand met ingang van 1 mei 2004 zijn de Beleidsregels wegingsfactoren kosten bestuurlijke voorprocedure eerst met ingang van 1 februari 2009 aangepast. In de oude beleidsregels is, door de achterhaalde terminologie, van buitenbehandelingstelling van een aanvraag - en de kwalificatie daarvan als "lichte zaak" - geen sprake, maar de rechtbank ziet hierin geen aanleiding om eiser te volgen in zijn standpunt dat daarom 1 punt per proceshandeling diende te worden toegekend. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat van een "lichte zaak" sprake is.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 08/615 Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2009 inzake [eiser], te [woonplaats], eiser, gemachtigde mr. J.J.M. Boot, tegen de Raad voor Rechtsbijstand, te 's-Hertogenbosch, verweerder, gemachtigde mr. M.E.M. van Heijst. Procesverloop Bij beslissing op bezwaar van 7 januari 2008 heeft verweerder eisers bezwaar tegen de buitenbehandelingstelling van een door hem gedaan verzoek om toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) gegrond verklaard, het in bezwaar bestreden besluit herroepen en eiser een vergoeding van de door hem in verband met het bezwaar gemaakte kosten van € 161,-- toegekend, uitgaande van een wegingsfactor van 0,5. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De zaak is behandeld ter zitting van 14 mei 2009, waar eiser niet is verschenen of is vertegenwoordigd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Overwegingen 1. Het beroep heeft betrekking op de omvang van de vergoeding van de in verband met het bezwaar door eiser gemaakte kosten. 2. Verweerder heeft met betrekking tot de vergoeding van die kosten in het bestreden besluit overwogen, dat zaken waarin administratief beroep is ingesteld tegen het besluit van het Bureau rechtsbijstandvoorziening, waarin het verzoek om een toevoeging is geweigerd omdat het verzoek niet is ondertekend, onvoldoende is toegelicht of niet is voorzien van de voor de beoordeling van het verzoek van belang zijnde verklaring of andere bewijsstukken, worden gewaardeerd met een wegingsfactor van 0,5. Verweerder heeft daartoe verwezen naar artikel 2, aanhef en onder e, van de Beleidsregels wegingsfactoren kosten bestuurlijke voorprocedure (hierna: de Beleidsregels). 3. Eiser voert aan dat het door verweerder genoemde artikel niet van toepassing is, omdat sprake is van een buitenbehandelingstelling van de aanvraag. De bestreden beslissing is volgens hem dan ook onvoldoende gemotiveerd. Volgens eiser waren er geen redenen aanwezig om af te wijken van wegingsfactor 1. 4. Tot de wijziging van de Wrb met ingang van 1 mei 2004 kon, op grond van artikel 45, eerste lid, van die wet, administratief beroep worden ingesteld tegen besluiten van het Bureau rechtsbijstandvoorziening van verweerder (het Bureau) tot onder meer het weigeren van de toevoeging in verband met - kort gezegd - de onvolledigheid van de aanvraag. Met ingang van 1 mei 2004 is niet langer sprake van de weigering van een toevoeging in verband met de onvolledigheid van aanvragen en van administratief beroep tegen beslissingen van het Bureau. Sindsdien moeten aanvragen worden ingediend bij verweerder, kan verweerder de aanvraag buiten behandeling stellen als sprake is van onvolledigheid van de aanvraag en kan tegen besluiten van verweerder bezwaar worden gemaakt. 5. Ondanks deze wijziging is de terminologie in de Beleidsregels tot 1 februari 2009 ongewijzigd gebleven. Eiser dient dan ook te worden toegegeven dat van een buitenbehandelingstelling van een aanvraag in de Beleidsregels geen sprake is. Niettemin verbindt de rechtbank daaraan, anders dan eiser, niet de conclusie dat verweerder aan de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener in de bezwaarfase een wegingsfactor van 1 had moeten toekennen. 6. Blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit proceskosten bestuursrecht dient de hoogte van de bij de berekening van de proceskosten van toepassing zijnde wegingsfactor steeds in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener. In de regel worden zaken zonder nadere motivering als gemiddeld (factor 1) aangemerkt. Iedere afwijking van die factor naar boven of naar beneden, verband houdende met de zo-even genoemde factoren, moet worden gemotiveerd. 7. Ook al sluit in dit geval de motivering van het bestreden besluit niet aan bij de terminologie van de Wrb, uit die motivering kan wel worden opgemaakt waarom de zaak als "licht" (factor 0,5) is gekwalificeerd. Uit het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende advies van de Commissie voor bezwaar kan namelijk worden afgeleid, dat de ervaring van de raden voor rechtsbijstand is dat in bijvoorbeeld gevallen als genoemd in artikel 2, aanhef en onder e, van de Beleidsregels in administratief beroep vrijwel nooit (zware) juridische argumenten worden gewisseld of juridische grieven worden geuit, zodat de kwalificatie "lichte zaak" gerechtvaardigd is. De rechtbank vermag niet in te zien dat dit in het geval van het maken van bezwaar tegen een buiten behandeling gestelde aanvraag wezenlijk anders is, in aanmerking nemende dat in geen van beide gevallen van een materiële beoordeling van de zaak sprake zal zijn. De rechtbank is, gelet hierop, van oordeel dat verweerder op afdoende wijze heeft gemotiveerd waarom de zaak als "licht" moet worden gekwalificeerd en daarom de wegingsfactor 0,5 is toegekend. 8. Het beroep is dan ook ongegrond. 9. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. 10. Beslist wordt als volgt. Beslissing De rechtbank, verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Hooghuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2009. Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Afschriften verzonden: