Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6308

Datum uitspraak2009-05-13
Datum gepubliceerd2009-06-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers1012414 DX 09-1
Statusgepubliceerd


Indicatie

effectenleaseovereenkomst; cessie; Duisenberg-regeling; wettelijke rente


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector Kanton Locatie Amsterdam Zaak- en rolnummer: 1012414 DX 09-1 vonnis van 13 mei 2009 596 Vonnis van de kantonrechter i n z a k e de vennootschap naar Iers recht VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED, statutair gevestigd en kantoorhoudende te Dublin, Ierland, eisende partij, hierna te noemen Varde, gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders, t e g e n [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde partij, hierna te noemen Afnemer, procederende in persoon. De procedure De volgende processtukken zijn ingediend: - de dagvaarding van 24 november 2008, met producties; - de op 4 december 2008 ter griffie ingekomen reactie van de zijde van Afnemer op de dagvaarding. Bij tussenvonnis van 21 januari 2009 is bepaald dat schriftelijk wordt voortgeprocedeerd. Vervolgens zijn ingediend: - de conclusie van repliek, met producties; - de op 14 april 2009 ter griffie ingekomen reactie van de zijde van Afnemer op de conclusie van repliek. Daarna is vonnis bepaald op heden. Gronden van de beslissing 1. Feiten en omstandigheden 1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Legio-Lease (hierna: Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen. 1.2. Afnemer heeft een effectenlease-overeenkomst ondertekend waarop Afnemer als lessee stond vermeld en Legio-Lease als wederpartij, met het contractnummer 29487289. 1.3. Bij het einde van de onderhavige overeenkomst was de opbrengst van de onderliggende effecten onvoldoende om de schuld van Afnemer aan Dexia te voldoen. Er resteerde een restschuld van Afnemer aan Dexia, die Afnemer niet heeft betaald. 1.4. Bij beschikking d.d. 25 januari 2007, NJ 2007, 427, LJN: AZ7033 heeft het Gerechtshof te Amsterdam de op 8 mei 2006 door Dexia en enige andere belangenorganisaties gesloten overeenkomst (hierna: de WCAM-overeenkomst, in de processtukken overigens ook wel Duisenbergregeling genoemd), algemeen verbindend verklaard. Daarmee gold deze WCAM-overeenkomst als een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:907 BW tussen Dexia en de kring der gerechtigden als daarin omschreven. De WCAM-overeenkomst bepaalt op welke manier effectenlease-overeenkomsten tussen Dexia en deze gerechtigden behoren te worden afgewikkeld. Het Gerechtshof heeft in de hier bedoelde beschikking precies aangegeven op welke manier Dexia bekendheid moest geven aan de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst, aan de gevolgen daarvan, aan de omstandigheid dat alle gerechtigden daaraan gebonden waren en aan de mogelijkheid om een zogenaamde ‘opt-outverklaring’ in te dienen. Gewezen wordt op de rechtsoverwegingen 10.2 tot en met 10.6 van de beschikking. Gelet op de datum dat Dexia de bekendmakingen heeft gepubliceerd dienden deze opt-outverklaringen – waardoor een gerechtigde niet langer aan de WCAM-overeenkomst gebonden was – vóór 1 augustus 2007 bij de notaris ingediend te worden 1.5. Afnemer heeft niet vóór 1 augustus 2007 een opt-outverklaring ingediend. 1.6. Varde heeft bij brief van 10 januari 2008 aan Afnemer medegedeeld dat Dexia de in deze procedure door Varde ingestelde vordering heeft gecedeerd aan Varde. 2. Vordering 2.1. Varde vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Afnemer te veroordelen tot betaling van: - een hoofdsom van € 3.684,59; - de rente tot 10 januari 2008 ad € 262,26; - buitengerechtelijke incassokosten ad € 552,68; - de wettelijke rente berekend over de hoofdsom vanaf 10 januari 2008; - de kosten van deze procedure en nakosten. 2.2. Daaraan legt zij - kort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag. Aangezien Afnemer niet tijdig een opt-outverklaring heeft ingediend, is hij gebonden aan de WCAM-overeenkomst. Afnemer is op grond van die WCAM-overeenkomst aan Dexia het bedrag van de bovengenoemde hoofdsom verschuldigd. Deze vordering is door Dexia gecedeerd aan Varde. Ondanks aanmaning en sommatie heeft Afnemer niet betaald, waardoor Afnemer tevens aansprakelijk is voor de kosten van de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden en de rente. 3. Verweer Afnemer voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van Varde en stelt zich daarbij - kort en zakelijk weergegeven - op het standpunt dat hij het niet eens is met de vorderingen van Varde nu zijn ex-echtgenote geen toestemming heeft gegeven voor het aangaan van de effectenlease-overeenkomst. De kantonrechter begrijpt het verweer van Afnemer aldus dat Afnemer zich beroept op het bepaalde in de artikelen 1:88 en 1:89 BW. 4. Beoordeling 4.1 Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt. Gebondenheid aan de WCAM-overeenkomst (Duisenbergregeling) 4.2 Gesteld noch gebleken is dat op Afnemer één van de in artikel 2.2 of 2.3 van de WCAM-overeenkomst bepaalde uitzonderingen van toepassing is. Afnemer is daarom overeenkomstig de hoofdregel van artikel 2.1 van de WCAM-overeenkomst aan te merken als een gerechtigde bij die overeenkomst. Op grond van artikel 2.4 van de WCAM-overeenkomst geldt dat ook voor de (ex-) echtgenoot van Afnemer. 4.3 Gelet op de verbindendverklaring door het Hof Amsterdam van de WCAM-overeenkomst en nu Afnemer geen opt-outverklaring heeft ingediend, is Afnemer gebonden aan deze overeenkomst die (ook) jegens hem het karakter van een vaststellingsovereenkomst heeft. Weren gericht tegen de effectenlease-overeenkomst 4.4 Artikel 14 lid 1 van de WCAM-overeenkomst bepaalt onder meer dat elke gerechtigde aan Dexia kwijting verleent ter zake van alle vorderingen die voortvloeien uit of verband houden met de geldigheid, het aangaan en de uitvoering van de effectenlease-overeenkomst en de wijze waarop voor een dergelijke overeenkomst reclame is gemaakt of anderszins het aangaan daarvan is bevorderd, ongeacht de aard en grondslag van dergelijke vordering. Het verweer van Afnemer gaat over de geldigheid van de effectenlease-overeeenkomst aangezien hij stelt dat zijn ex-echtgenote bij het aangaan van deze overeenkomst daarvoor geen toestemming zou hebben gegeven. Doordat Afnemer gebonden is aan de WCAM-overeenkomst kan hij zich daarop echter niet meer beroepen en behoeft zijn stelling geen bespreking meer. Overig 4.5 De door Varde gevorderde hoofdsom is voor het overige onbetwist en daarom toewijsbaar. 4.6 Ten aanzien van de wettelijke rente oordeelt de kantonrechter als volgt. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment waarop Afnemer in verzuim is geraakt met terugbetaling aan Dexia. Dexia heeft op 16 januari 2003 de eindafrekening van de effectenlease-overeenkomst opgesteld. Veronderstellende dat Dexia deze eindafrekening en de bijbehorende brief op dezelfde dag heeft verstuurd, is het verzuim 14 dagen na voornoemde datum ingetreden zodat Afnemer vanaf 30 januari 2003 in verzuim is geraakt. Nu het door Varde gevorderde bedrag aan wettelijke rente tot 10 januari 2008 (€ 262,26) lager is dan de daadwerkelijk vanaf 30 januari 2003 tot 10 januari 2008 door Afnemer verschuldigde rente, is het gevorderde bedrag toewijsbaar. Ten aanzien van de wettelijke rente vanaf 10 januari 2008 wordt overwogen dat de strekking van de onder 1.6 bedoelde brief van die datum was om Afnemer te instrueren om geen verdere actie te ondernemen tot de deurwaarder namens Varde nadere betalingsinstructies zou geven. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen met ingang van de vervaldatum van die nadere betalingsinstructie, te weten 29 maart 2008. 4.7 De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer. 4.8 Voor zover buitengerechtelijke kosten zijn gevorderd worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover Varde vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten. 4.9 Gelet op de uitkomst van de procedure dient Afnemer te worden veroordeeld in de kosten van het geding. De gevorderde proceskosten worden toegewezen conform het gebruikelijke liquidatietarief. Beslissing De kantonrechter: I. veroordeelt Afnemer om aan Varde te betalen - € 3.684,59 aan hoofdsom; - € 262,26 aan wettelijke rente; - de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 29 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening; II. veroordeelt Afnemer in de kosten van de procedure, aan de zijde van Varde gevallen, tot op heden begroot op: voor verschuldigd griffierecht € 201,00 voor het exploot van dagvaarding € 88,19 voor salaris van gemachtigde € 400,00 totaal € 689,19 een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw; III. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad; IV. wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen door mr. A.M.I. van der Does, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 mei 2009 in tegenwoordigheid van de griffier. De griffier De kantonrechter