Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6363

Datum uitspraak2009-05-13
Datum gepubliceerd2009-06-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers992688 DX EXPL 08-2511
Statusgepubliceerd


Indicatie

effectenleaseovereenkomst; cessie; bevoegdheid kantonrechter; vaststellingsovereenkomst; Duisenberg-regeling; Dexia Aanbod; artikel 1:88 Afnemer heeft een effectenleaseovereenkomst gesloten met (de rechtsvoorganger van) Dexia Bank Nederland. Daaromtrent is een geschil ontstaan. Dexia heeft haar - vermeende - vorderingen op afnemer gecedeerd (overgedragen) aan Varde Investments. Varde stelt zich op het standpunt dat met de ondertekening door afnemer van het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. Indien dit niet het geval zou zijn, zou afnemer volgens Varde gebonden zijn aan de zogenoemde WCAM-beschikking en zou de daarbij verbindend verklaarde WCAM-overeenkomst (de Duisenbergregeling) ingevolge artikel 7:908 BW hebben te gelden als een vaststellingsovereenkomst tussen Dexia en afnemer, nu afnemer geen opt-outverklaring heeft gedeponeerd. Uit hoofde van één van deze vaststellingsovereenkomsten is afnemer een bedrag aan Dexia verschuldigd, welke vordering Dexia aan Varde heeft gecedeerd. De kantonrechter beoordeelt of afnemer ingevolge één van beide vaststellingsovereenkomsten een bedrag aan Varde verschuldigd is.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector Kanton Locatie Amsterdam Zaak en rolnummer: 992688 DX EXPL 08-2511 Vonnis van 13 mei 2009 F.no.: 596 Vonnis van de kantonrechter i n z a k e de vennootschap naar Iers recht VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED, gevestigd te Dublin (Ierland), eiser, nader te noemen Varde, gemachtigde: [gemachtigde], t e g e n [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, nader te noemen Afnemer, gemachtigde: mr. N. Boerman-Bove. De procedure De volgende processtukken zijn ingediend: - de dagvaarding van 24 juli 2008, met producties. - de conclusie van antwoord, met producties. Bij tussenvonnis van 12 november 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 12 maart 2009. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden. Voorafgaand aan de comparitie zijn door Varde per faxbericht van 10 maart 2009 aanvullende stukken ingediend. Daarna is vonnis bepaald op heden. Gronden van de beslissing 1. Feiten en omstandigheden 1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Legio-Lease (hierna: Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen. 1.2. Afnemer heeft effectenlease-overeenkomsten ondertekend waarop Afnemer als lessee stond vermeld en Legio-Lease als wederpartij, met de contractnummers [nr] en [nr]. Bij het einde van deze effectenlease-overeenkomsten op 5 december 2003 was de opbrengst van de onderliggende effecten onvoldoende om de schuld van Afnemer aan Dexia geheel te voldoen. Er resteerde in beide effectenlease-overeenkomsten een restschuld van Afnemer aan Dexia, die Afnemer niet heeft betaald. 1.3. Op 3 april 2003 heeft Afnemer het “Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod” (hierna: het Dexia Aanbod of het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod) ondertekend. Door die ondertekening is Afnemer de Overeenkomst Dexia Aanbod aangegaan. De echtgenote van Afnemer heeft het dit formulier als ‘Betrokken Partij’ medeondertekend. In de Overeenkomst Dexia Aanbod is onder meer bepaald (Afnemer wordt aangeduid als ‘Deelnemer’): [ ] Artikel 5 Verklaringen van Deelnemer en afstand van recht Artkel 5.1 Verklaringen van Deelnemer 5.1.1. Deelnemer verklaart dat hij een eventueel door of namens hem tegen Dexia [ ] gerichte klacht die betrekking heeft op, of verband houdt met, die effectenlease-overeenkomst(en) intrekt of doet intrekken. 5.1.2. Deelnemer verklaart dat hij terzake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de NDA-Effectenlease-overeenkomst(en) afstand doet van alle door of namens hem of te zijnen behoeve door derden jegens Dexia [ ] gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schade-vergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst(en) [ ]. [ ] 5.2.2. De Betrokken Partij verleent, voor zover rechtens vereist, Deelnemer toestemming voor het aangaan van deze overeenkomst. [ ] 1.4. Artikel 6.4.1 van de Overeenkomst Dexia Aanbod bepaalt dat de Deelnemer en de Betrokken Partij afstand doen van het recht tot vernietiging van die overeenkomst op grond van – kort gezegd – een onjuiste voorstelling van zaken die voor het aangaan daarvan van belang zijn geweest, daaronder begrepen de uitkomst van eventuele juridische procedures in effectenlease-zaken. 1.5. Bij beschikking d.d. 25 januari 2007, NJ 2007, 427, LJN: AZ7033 heeft het Gerechtshof te Amsterdam de op 8 mei 2006 door Dexia en enige andere belangenorganisaties gesloten overeenkomst (hierna: de WCAM-overeenkomst, in de processtukken overigens ook wel Duisenbergregeling genoemd), algemeen verbindend verklaard. Daarmee gold deze WCAM-overeenkomst als een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:907 BW tussen Dexia en de kring der gerechtigden als daarin omschreven. De WCAM-overeenkomst bepaalt op welke manier effectenlease-overeenkomsten tussen Dexia en deze gerechtigden behoren te worden afgewikkeld. Volgens artikel 2.2 onder f. van de WCAM-overeenkomst behoren personen die het Dexia Aanbod hebben geaccepteerd niet tot de gerechtigden. 1.6. Het Gerechtshof heeft in de hier bedoelde beschikking precies aangegeven op welke manier Dexia bekendheid moest geven aan de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst, aan de gevolgen daarvan, aan de omstandigheid dat alle gerechtigden daaraan gebonden waren en aan de mogelijkheid om een zogenaamde ‘opt-outverklaring’ in te dienen, waardoor een gerechtigde niet langer aan de WCAM-overeenkomst gebonden was. Gewezen wordt op de rechtsoverwegingen 10.2 tot en met 10.6 van de beschikking. Gelet op de datum dat Dexia de bekendmakingen heeft gepubliceerd dienden deze opt-outverklaringen vóór 1 augustus 2007 bij de notaris ingediend te worden. 1.7. Afnemer heeft niet vóór 1 augustus 2007 een opt-outverklaring ingediend. 1.8. Varde heeft bij brief van 10 januari 2008 aan Afnemer medegedeeld dat Dexia de in deze procedure door Varde ingestelde vordering heeft gecedeerd aan Varde. 2. Vordering 2.1. Varde vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Afnemer te veroordelen tot betaling van: - een hoofdsom van € 24.274,11; - de rente tot 10 januari 2008 ad € 1.727,78; - buitengerechtelijke incassokosten ad € 3.641,10; - de wettelijke rente berekend over de hoofdsom vanaf 10 januari 2008; - de kosten van deze procedure en nakosten. 2.2. Daaraan legt zij – kort zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag. Door de ondertekening van het Dexia Aanbod door Afnemer en zijn echtgenote is een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, waaraan Afnemer gebonden is. Varde betwist dat de Overeenkomst Dexia Aanbod tot stand is gekomen als gevolg van dwaling, bedrog, misleiding en/of onjuiste informatie en voorts dat zij onredelijk bezwarende bedingen bevat. Voor het geval de Overeenkomst Dexia aanbod wordt vernietigd, is Afnemer gebonden aan de WCAM-overeenkomst, aangezien hij niet tijdig een opt-outverklaring heeft ingediend. Afnemer is op grond van zowel de Overeenkomst Dexia Aanbod als de WCAM-overeenkomst aan Dexia het bedrag van de bovengenoemde hoofdsom verschuldigd. Deze vordering is door Dexia gecedeerd aan Varde. Ondanks aanmaning en sommatie heeft Afnemer niet betaald, waardoor Afnemer tevens aansprakelijk is voor de kosten van de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden en de rente. 3. Verweer 3.1 Afnemer voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van Varde en voert daarbij – kort zakelijk weergegeven – het volgende aan. 3.2 Dexia heeft haar klanten met opzet onjuist geïnformeerd dat de overeenkomsten geen huurkoop zijn en daarmee haar klanten door middel van kunstgrepen bewogen tot het accepteren van de vaststellingsovereenkomsten Dexia Aanbod en WCAM-overeenkomst. Door bedrog zijn deze vaststellingsovereenkomsten in strijd met openbare orde of goede zeden. Dexia kan Afnemer gelet op het voornoemde dan ook niet houden aan de nakoming van het Dexia Aanbod en de WCAM-overeenkomst. Nu Afnemer in verband met het door hem ondertekende Dexia Aanbod geen gerechtigde was in het kader van de Duisenbergregeling en achteraf is gebleken dat dit Dexia Aanbod niet rechtsgeldig tot stand is gekomen, kan het niet indienen van een opt-outverklaring voorts niet aan Afnemer worden tegengeworpen. Verder beroept Afnemer zich erop dat de effectenlease-overeenkomsten op grond van artikel 1:88 BW, bedrog, dwaling, strijd met de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) en als gevolg van de door Dexia geschonden zorgplicht zijn dan wel moeten worden vernietigd. In verband met de vernietiging dan wel nietig verklaring van de effectenlease-overeenkomsten is de tussen Dexia en Varde tot stand gekomen cessie niet rechtsgeldig wegens het ontbreken van een geldige titel en beschikkingsbevoegdheid. 3.3. Afnemer betwist de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten alsmede de verschuldigdheid, althans de juistheid van de gevorderde rente nu (duidelijkheid omtrent) een ingebrekestelling ontbreekt en er niet (steeds) sprake is geweest van verzuim. 4. Beoordeling 4.1 Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Nu namens Afnemer ter comparitie is verklaard dat Afnemer niet heeft bedoeld een vordering tegen Varde in te stellen, zal hetgeen Afnemer in dat kader heeft gesteld worden beschouwd en behandeld als zijnde verweer tegen de vordering van Varde. Bevoegdheid kantonrechter 4.2 De vaststellingsovereenkomst die Varde aan haar vordering ten grondslag legt vindt haar oorsprong in de door Afnemer gesloten effectenlease-overeenkomsten. Een effectenlease-overeenkomst kan worden aangemerkt als een huurkoopovereenkomst (HR 28 maart 2008, LJN: BC2837). Vorderingen met betrekking tot een huurkoopovereenkomst behoren ingevolge artikel 93 aanhef en onder c Rv tot de absolute bevoegdheid van de kantonrechter. De onderhavige vordering betreft de afwikkeling van huurkoop-overeenkomsten en daarom is de kantonrechter bevoegd. Rechtsgeldigheid cessie 4.3 Gelet op de door Varde overgelegde stukken - waarvan de inhoud in zoverre niet gemotiveerd door Afnemer is betwist - en op het bepaalde in artikel 3:94 BW staat voldoende vast dat Dexia haar (eventuele) vorderingen op Afnemer uit de Overeenkomst Dexia Aanbod en/of de Duisenbergregeling rechtsgeldig heeft geleverd aan Varde. Vernietigbaarheid c.a. Overeenkomst Dexia Aanbod 4.4 Aan het namens Afnemer gedane verzoek tot opschorting van onderhavig vonnis tot het Dexia Aanbod door een hogere instantie is beoordeeld, wordt voorbij gegaan nu door het Gerechtshof te Amsterdam in haar arrest van 14 oktober 2008 (LJN: BF8807) reeds over het Dexia Aanbod is geoordeeld. 4.5 Hetgeen door Afnemer overigens is aangevoerd ter onderbouwing van de stelling dat Afnemer niet is gebonden aan zijn instemming met het Dexia Aanbod (dwaling, misbruik van omstandigheden, voortbouwende overeenkomst, onredelijk bezwarend standaardbeding) wordt verworpen. Voor de gronden daarvoor wordt verwezen naar hetgeen dienaangaande is overwogen in het hiervoor in 4.4 genoemde arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, in het bijzonder de rechtsoverwegingen 4.13 tot en met 4.26. De kantonrechter neemt het daarin gelegde oordeel over. Afnemer heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de Overeenkomst Dexia Aanbod in strijd is met dwingendrechtelijke regels of waaruit blijkt dat een beroep op de bepalingen van die overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Afnemer is derhalve gebonden aan de Overeenkomst Dexia Aanbod. 4.6 Voor zover Afnemer heeft bedoeld te stellen dat Afnemer niet gebonden is aan de Overeenkomst Dexia Aanbod omdat Dexia bij de totstandkoming daarvan haar zorgplichten (voortvloeiende uit de precontractueel geldende normen en maatstaven) heeft geschonden, wordt die stelling verworpen. Er is sprake van een overeenkomst met een – voor afnemer reeds bij het voorstel daartoe kenbare – bijzondere aard, te weten een vaststellingsovereenkomst. Daarbij doet Afnemer afstand van rechten in ruil voor bepaalde voordelen (althans gunstiger voorwaarden) die voordien niet golden. Deze bijzondere aard brengt met zich dat Afnemer zich er in het bijzonder van bewust behoorde te zijn dat partijen verschillende opvattingen hadden omtrent de rechten en risico’s van de onderliggende effectenlease-overeenkomsten en dat het aanbod tot het aangaan van een dergelijke vaststellingsovereenkomst derhalve kritisch diende te worden beoordeeld. Voor zover Afnemer dit laatste heeft nagelaten kan dit niet aan Dexia en daarmee evenmin aan Varde worden tegengeworpen. Het verweer van Afnemer dat Dexia niet of onvoldoende heeft nagegaan of hij de Nederlandse taal voldoende beheerste om de inhoud van de Overeenkomst Dexia Aanbod te kunnen doorgronden helpt Afnemer in deze evenmin, nu van hem zelf verwacht had mogen worden dat hij op zijn beurt - wetende dat hij de Nederlandse taal niet goed beheerste - nadere uitleg bij Dexia en/of derden had gevraagd met betrekking tot de inhoud van de Overeenkomst Dexia Aanbod. 4.7 Voor zover Afnemer heeft bedoeld te stellen dat de Overeenkomst Dexia Aanbod is te beschouwen als een voortbouwende overeenkomst, welke op grond van artikel 6:229 BW vernietigbaar is wegens (ver)nietig(baar)heid van de onderliggende effectenlease-overeenkomsten, wordt overwogen als volgt. De Overeenkomst Dexia Aanbod dient te worden gekwalificeerd als een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 BW. De strekking daarvan is dat partijen in het onzekere verkeren omtrent de relevante feiten en rechtsvragen en dat zij ter voorkoming van een rechtsgeding daarover hun rechtsverhouding nader willen regelen en bindend willen vaststellen. Daarmee is niet verenigbaar dat na het sluiten van die vaststellingsovereenkomst eventueel mogelijk gebleken juridische acties van een partij gericht tegen de onderliggende effectenlease-overeenkomst(en) die vaststellingsovereenkomst haar kracht ontnemen (vgl. HR 15 november 1985, LJN: AC4400). Dit brengt met zich dat een mogelijke nietigheid van de effectenlease-overeenkomst(en) - wat daar ook van zij - niet afdoet aan het feit dat Afnemer gebonden is aan de Overeenkomst Dexia Aanbod. Beroep echtgenoot op 1:88 BW en de gevolgen daarvan 4.8 De echtgenoot van Afnemer is eveneens aan de Overeenkomst Dexia Aanbod gebonden, nu zij het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod mede heeft ondertekend. Voor de echtgenoot van Afnemer geldt hetzelfde als hiervoor onder 4.4 tot en met 4.6 is overwogen, zodat ook zij gebonden is aan de Overeenkomst Dexia Aanbod. Dientengevolge heeft zij conform artikel 5.1 van de Overeenkomst Dexia Aanbod afstand gedaan van het vernietigingsrecht dat haar op grond van artikel 1:89 BW toekomt. Dat brengt met zich dat van een rechtsgeldige vernietiging door de echtgenoot van de onderliggende effectenlease-overeenkomsten geen sprake is, zodat het hierop gebaseerde verweer wordt gepasseerd. Gelet op voornoemde komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de vraag of het beroep op artikel 1:88 BW tijdig door de echtgenoot van Afnemer is ingesteld. Weren gericht tegen de effectenlease-overeenkomsten 4.9 Hetgeen door Afnemer is aangevoerd ter onderbouwing van zijn stellingen betreffende de effectenlease-overeenkomsten stuit af op hetgeen Afnemer met Dexia is overeengekomen in artikel 5.1 van de Overeenkomst Dexia Aanbod. Beoordeling van de geldvorderingen 4.10 De door Varde gevorderde hoofdsom is voor het overige onbetwist en daarom toewijsbaar. 4.11 Ten aanzien van de wettelijke rente oordeelt de kantonrechter als volgt. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment waarop Afnemer in verzuim is geraakt met terugbetaling aan Dexia. Dexia heeft op 5 december 2003 de eindafrekeningen van de effectenlease-overeenkomsten opgesteld. Veronderstellende dat Dexia deze eindafrekeningen en de bijbehorende brief op dezelfde dag heeft verstuurd, is het verzuim 14 dagen na voornoemde datum ingetreden zodat Afnemer vanaf 19 december 2003 in verzuim is geraakt. Nu het door Varde gevorderde bedrag aan wettelijke rente tot 10 januari 2008 (€ 1.727,78) lager is dan de daadwerkelijk vanaf 19 december 2003 tot 10 januari 2008 door Afnemer verschuldigde rente, is het gevorderde bedrag toewijsbaar. Ten aanzien van de wettelijke rente vanaf 10 januari 2008 wordt overwogen dat de strekking van de onder 1.8 bedoelde brief van die datum was om Afnemer te instrueren om geen verdere actie te ondernemen tot de deurwaarder namens Varde nadere betalingsinstructies zou geven. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen met ingang van de vervaldatum van die nadere betalingsinstructie, te weten 29 maart 2008. Overig 4.12 De overige stellingen van partijen behoeven gelet op het vorenstaande geen verdere bespreking meer. 4.13 Voor zover buitengerechtelijke kosten zijn gevorderd worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover eisende partij vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten. 4.14 Gelet op de uitkomst van de procedure dient Afnemer te worden veroordeeld in de kosten van het geding. De gevorderde proceskosten worden toegewezen conform het gebruikelijke liquidatietarief. Beslissing De kantonrechter: I. veroordeelt Afnemer om aan Varde te betalen: - € 24.274,11 aan hoofdsom; - € 1.727,78 aan wettelijke rente; - de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 29 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening; II. veroordeelt Afnemer in de kosten van de procedure, aan de zijde van Varde gevallen, tot op heden begroot op: voor verschuldigd griffierecht € 201,00 voor het exploot van dagvaarding € 88,19 voor salaris van gemachtigde € 1.000,00 totaal € 1.289,19 een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw; III. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad; IV. wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.I. van der Does, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 mei 2009 in tegenwoordigheid van de griffier. de griffier de kantonrechter