
Jurisprudentie
BI6369
Datum uitspraak2009-05-28
Datum gepubliceerd2009-06-04
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.023.150
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-04
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.023.150
Statusgepubliceerd
Indicatie
Niet langer voldaan aan wettelijke criteria. Door weigering contact ouders met gezinsvoogd heeft laatstgenoemde bovendien geen taak van betekenis (meer) te vervullen.
Uitspraak
ER
28 mei 2009
Sector civiel recht
Zaaknummer HV 200.023.150/01
Zaaknummer eerste aanleg 193202 JE RK 08-1571
GERECHTSHOF 'S-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
appellant,
de vader,
advocaat: mr. B. van Nimwegen,
t e g e n
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Diemen,
geïntimeerde,
de stichting,
namens Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, gevestigd te Eindhoven.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank te Breda van 10 oktober 2008, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 9 januari 2009, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de stichting tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen en de stichting te veroordelen in de kosten van het geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 18 maart 2009, heeft de stichting verzocht de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 april 2009. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de stichting, ter zitting vertegenwoordigd door de heer A. Wedding.
De heer O. Achkif is ten behoeve van de vader opgetreden als tolk, nadat hij daartoe op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte heeft afgelegd.
2.4. [zoon] heeft, hoewel formeel daartoe uitgenodigd, geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn mening kenbaar te maken, nu hij daartoe gelet op zijn ernstige verstandelijke beperkingen (IQ < 20) niet in staat blijkt te zijn.
2.5. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het verweerschrift;
- de ter zitting van het hof overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen vaan de kant van de advocaat van de vader.
3. De beoordeling
3.1. De minderjarige [zoon], geboren op 1992 te [geboorteplaats], Marokko, hierna: [zoon], staat sinds 11 oktober 2002 onder toezicht van de stichting. Bij de bestreden beschikking is de ondertoezichtstelling met ingang van 11 oktober 2008 verlengd tot 11 oktober 2009. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. De rechtbank heeft het, gelet op de ernstige handicaps en de gedragsproblemen van [zoon], in zijn belang geacht dat de noodzakelijke hulpverlening wordt gecontinueerd. Daarbij dient naar het oordeel van de rechtbank op professionele wijze en in het kader van de ondertoezichtstelling te worden gekeken naar en gewerkt te worden aan de (on)mogelijkheden van [zoon], om zodoende zijn huidige – positieve – ontwikkeling te kunnen vasthouden en garanderen, alsmede de ouders opvoedingsondersteuning te bieden.
De vader kan zich met deze beschikking niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.2. De vader beaamt dat [zoon] hulpverlening nodig heeft, maar hij is van mening dat deze hulpverlening niet in het kader van een ondertoezichtstelling behoeft plaats te vinden. De vader stelt de benodigde hulpverlening zonder bemoeienis van de gezinsvoogd te kunnen organiseren en dit ook feitelijk te doen, aangezien er sinds augustus 2008 geen enkel contact is geweest met de gezinsvoogd. De vader stelt dat de ouders voldoende inzicht hebben in de behoeften van [zoon] en dat zij hierin ook voorzien, mede door middel van de door de vader ingeschakelde hulpverlening vanuit Stichting MEE en Aya Thuiszorg. Volgens de vader gaat het goed met [zoon] en heeft de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde.
3.3. De stichting erkent dat het goed gaat met [zoon], mede door de inzet van de ouders. De stichting erkent ook dat de vader veel hulpverlening ten behoeve van [zoon] heeft georganiseerd, maar stelt dat de vader dit doet vanuit zijn eigen visie op wat [zoon] nodig heeft, welke visie niet per definitie aansluit bij de daadwerkelijke behoeften van [zoon]. De vader heeft volgens de stichting een te beperkt inzicht waar het gaat om de vraag, welke hulpverlening bij de behoeften en ontwikkeling van [zoon] past. De stichting is van mening dat naast vrijwillige hulpverlening altijd professionele hulp nodig zal zijn voor [zoon]. Wanneer het gedwongen kader van hulpverlening zou komen te vervallen en de vader alleen naar eigen inzicht zou handelen, vreest de stichting dat het belang van [zoon] niet langer gewaarborgd zal zijn.
Het feit dat sinds augustus 2008 nagenoeg geen contact is geweest tussen het gezin en de gezinsvoogd, wijt de stichting aan de houding van de vader, die ieder contact met de gezinsvoogd weigert.
3.4. Het hof overweegt als volgt.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het het hof gebleken dat [zoon] een kwetsbaar kind is met een zware geestelijke en lichamelijke handicap, waardoor hij veel hulpverlening en zorg behoeft. Dat er – thans nog – sprake is van een bedreiging van de zedelijke en geestelijke belangen of de gezondheid van [zoon] en dat andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of zullen falen, is naar het oordeel van het hof echter onvoldoende gebleken. Vast staat dat de gezinsvoogd al geruime tijd – in ieder geval al sinds augustus 2008 – niet meer toekomt aan zijn taak, namelijk het coördineren van de benodigde hulpverlening voor [zoon], omdat hij niet meer tot het gezin wordt toegelaten. Desondanks blijkt het goed te gaan met [zoon] en blijkt er veel, door de vader geregelde, hulpverlening in het gezin te zijn ten aanzien waarvan niet is gebleken dat deze onvoldoende bij de behoeften van [zoon] zou aansluiten. Daar komt bij dat de gezinsvoogd ter zitting desgevraagd niet heeft kunnen aangeven hoe de stichting invulling kan geven aan de ondertoezicht- stelling van [zoon] in de situatie dat de ouders ieder contact met de gezinsvoogd – blijven – weigeren. Het hof heeft daar begrip voor. Naar het oordeel van het hof heeft onder dergelijke omstandigheden een gezinsvoogd echter geen taak van betekenis (meer) te vervullen, reeds omdat hij feitelijk geen toezicht kan uitoefenen. Een verlenging van de ondertoe- zichtstelling acht het hof dan weinig zinvol, zodat ook om die reden de beschikking waarvan beroep vernietigd zal worden.
Proceskosten
3.6. Het hof zal het verzoek van de vader tot veroordeling van de stichting in de proceskosten afwijzen, nu de vader dit verzoek niet nader heeft onderbouwd en het hof geen enkele aanleiding voor een dergelijke proceskostenveroordeling ziet.
4. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank te Breda van 10 oktober 2008;
wijst alsnog af het verzoek van de stichting namens Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [zoon];
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregister een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Breda
wijst af het verzoek van de vader om de stichting te veroordelen in de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pellis, Smeenk-van der Weijden en Harinxma thoe Slooten, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2009.