Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6710

Datum uitspraak2009-05-29
Datum gepubliceerd2009-06-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4842 WIA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering WIA-uitkering toe te kennen. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Geen reden om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor onjuist te houden. Het Uwv heeft de beperkingen van appellante niet onderschat. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellante.


Uitspraak

07/4842 WIA Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 10 juli 2007, 06/4313 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 29 mei 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft, mr. J. Heek, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2009. Appellante noch haar gemachtigde is – met voorafgaand bericht – verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Florijn. II. OVERWEGINGEN 1. Appellante, die laatstelijk werkzaam was als productiemedewerkster, heeft zich op 12 juli 2004 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet ziek gemeld wegens psychische klachten. Nadien heeft zij daarnaast neurologische klachten gekregen. 2.1. Het inleidende beroep richtte zich tegen het besluit van het Uwv van 7 november 2006 (hierna: het bestreden besluit) waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 6 juli 2006, strekkende tot de weigering van een uitkering aan appellante ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 10 juli 2006 omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt. 2.2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank kan zich blijkens de overwegingen van de aangevallen uitspraak verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. 3. Namens appellante is voor wat betreft de medische grondslag van het besluit verwezen naar de eerdere bezwaar- en beroepsgronden. Appellante blijft van mening dat bij de opstelling van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onvoldoende rekening is gehouden met haar neurologische klachten. Met name kampt appellante met klachten van duizeligheid en concentratieproblemen, waardoor zij de controle over haar bewegings-apparaat van tijd tot tijd verliest. Ter ondersteuning hiervan is verwezen naar de overlegde informatie van haar behandelend neuroloog. Namens appellante is voorts betoogd dat ook met de nadere arbeidskundige toelichtingen de geschiktheid van de functies niet is gebleken. 4.1. De Raad overweegt als volgt. 4.2. Wat betreft het medische aspect ziet de Raad evenals de rechtbank geen reden om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor onjuist te houden. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat de verzekeringsarts op basis van eigen onderzoek en medische informatie van drs. M.A.T. Poslavsky, psycholoog, en C. Jansen neuroloog, een aantal arbeidsbeperkingen voor appellante heeft geformuleerd en deze heeft opgenomen in de FML van 12 mei 2006. Bezwaarverzekeringsarts R.A. Admiraal heeft, na nog nadere informatie te hebben ingewonnen bij de behandelend neuroloog, ingestemd met deze inschatting van mogelijkheden van appellante. Omwille van de duidelijkheid met betrekking tot het item “concentreren van de aandacht” heeft hij, blijkens zijn rapport van 2 februari 2007, op 6 februari 2007 de FML aangepast met een extra beperking op item 1:8 “overige beperkingen in het persoonlijk functioneren”. Nu geen nadere medische gegevens zijn ingebracht die een ander licht werpen op de belastbaarheid van appellante is de Raad dan ook niet tot de conclusie kunnen komen dat het Uwv de beperkingen van appellante heeft onderschat. 4.3. De Raad heeft zich ook kunnen verenigen met de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellante. Dat, zoals betoogd namens appellante, de geschiktheid van de functies te categoraal zijn toegelicht kan de Raad niet onderschrijven. Bezwaararbeidsdeskundige R. Stroband heeft in zijn rapporten van 7 november 2006 en van 8 april 2009 naar het oordeel van de Raad afdoende toegelicht waarom de geselecteerde functies recht doen aan de arbeidsmogelijkheden zoals opgenomen in de FML van 12 mei 2006. 4.4. Tenslotte overweegt de Raad dat van de zijde van het Uwv ter zitting is aangegeven dat appellante sedert 29 april 2007 is uitgevallen met ernstige hartklachten. Nu deze klachten van geheel andere aard zijn dan de klachten op de datum thans in geschil, komt de Raad tot de conclusie dat het bestreden besluit berust op een voldoende medische en arbeidskundige grondslag. 4.5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2009. (get.) A.T. de Kwaasteniet. (get.) J.M. Tason Avila. TM