Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6726

Datum uitspraak2009-05-14
Datum gepubliceerd2009-06-05
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.027.972/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beëindiging schuldsaneringsregeling met toekenning schone lei Toerekenbaarheid van tekortkomingen: schuld in de zin van verwijtbaarheid?


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Sector handel Zaaknummer : 200.027.972/01 Insolventienummer rechtbank : 06/46 R arrest van de tweede civiele kamer d.d. 14 mei 2009 inzake [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen: [appellant], advocaat: mr. G.O. Perquin te Zoetermeer. Het geding Bij vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage van 18 januari 2006 is ten aanzien van [appellant] de definitieve schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Deze schuldsaneringsrege-ling is zonder toekenning van een schone lei beëindigd bij vonnis van voornoemde rechtbank van 6 maart 2009. Tegen laatstbedoeld vonnis heeft [appellant] beroep ingesteld bij het op 13 maart 2009 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift. Bij brief van 6 mei 2009 heeft de advocaat van [appellant] nog een aantal producties aan het hof toegezonden. Op 15 april 2009 en 7 mei 2009 zijn brieven met bijlagen van de bewindvoerder ontvangen. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 mei 2009. Verschenen is: [appellant], bij-gestaan door mr. G.O. Perquin, advocaat te Zoetermeer, en vergezeld door de heer [...], begeleider bij Parnassia, mevrouw [...], curatrice, en mevrouw [...], casemanager bij Metkar’s budgetbeheer. Namens de bewind-voerder V.T. Raats is mevrouw P.R. Suvaal–Laurens verschenen. De beoordeling van het hoger beroep 1. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder toe-kenning van de schone lei op grond van het oordeel dat [appellant] toerekenbaar tekort is ge-schoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (artikel 354 lid 1 en 2 jo 358 lid 2 Fw). De rechtbank heeft daarbij het volgende overwogen. [appellant] heeft, ondanks intensieve hulpverlening, nieuwe schulden laten ontstaan. Boven-dien zullen, gelet op het ziektebeeld van [appellant], nieuwe schulden blijven ontstaan. Deze tekortkomingen staan aan een beëindiging van de schuldsaneringsregeling met toekenning van een schone lei in de weg. Alle omstandigheden in aanmerking nemende, kan volgens de rechtbank niet worden gezegd dat het gaat om tekortkomingen die vanwege de bijzondere aard of geringe betekenis ervan buiten beschouwing kunnen worden gelaten. 2. [appellant] voert in hoger beroep aan dat de rechtbank hem ten onrechte geen schone lei heeft verleend. Hij stelt daartoe het volgende. Bij beschikking van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 4 september 2006 en herstelbeschikking van 23 oktober 2006 is [appellant] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, waardoor hij, al dan niet met tussenpo-zen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Curatrice is mevrouw [...] van Metkar’s budgetbeheer te Zoetermeer. [appellant] is verschillende malen opgenomen bij de crisisopvang van Parnassia. Bovendien staat hij op de wachtlijst voor een gesloten woonvorm bij Parnassia. [appellant] en zijn hulpverleners erkennen dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van één van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Gezien de psychische gesteld-heid van [appellant] achten zij deze tekortkoming echter niet toerekenbaar. [appellant] stelt zich op het standpunt dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn bijzondere psy-chische omstandigheden, en dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat deze tekortko-ming niet buiten beschouwing kan worden gelaten. [appellant] voert voorts aan dat de rechtbank een eerder verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, ondanks het ontstaan van nieuwe schulden, heeft afgewezen. De rechtbank heeft toen overwogen dat, gezien de resterende looptijd, de beëindiging van de schuldsaneringsregeling [appellant] onevenredig zwaar zou treffen. De tekortkoming die [appellant] in het bestreden vonnis zo zwaar wordt aangerekend dat zij aan de toekenning van een schone lei in de weg staat, werd in het eerdere vonnis van de rechtbank niet zo ernstig geacht dat tussen-tijdse beëindiging had behoren te volgen. 3. De bewindvoerder heeft het volgende verklaard. Gezien zijn onderbewindstelling heeft de rechtbank [appellant] op terechte grond toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De recht-bank had op dat moment geen reden om aan te nemen dat [appellant] geenszins in staat zou zijn om de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen na te komen. Al-thans, op dat moment was voldoende aannemelijk dat [appellant] de omstandigheden die bepa-lend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden onder controle had gekregen. Tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling is [appellant] onder curatele ge-steld. Ondanks de intensieve hulpverlening heeft [appellant] door zijn psychische gesteldheid nieuwe schulden laten ontstaan. Dit staat in principe in de weg aan het verlenen van een schone lei. De bewindvoerder meent echter dat het welzijn van [appellant] is verslechterd. Dit was voor de bewindvoerder reden om reeds tijdens de behandeling van het verzoek tot tus-sentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling de rechtbank te adviseren dat verzoek af te wijzen. Ter zitting van het hof heeft de bewindvoerder verklaard dat zij ook thans van mening is dat, gezien de geestelijke toestand van [appellant], het ontstaan van de nieuwe schulden hem niet kan worden toegerekend. Zij adviseert het hof aan [appellant] de schone lei toe te kennen. 4. Het hof stelt voorop dat van personen ten aanzien van wie de schuldsanering is uitgespro-ken mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daar-aan verbonden verplichtingen. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat [appellant] tekortgeschoten is in de nakoming van deze verplichtingen, in die zin dat hij bovenmatige schulden heeft laten ontstaan. Het hof is van oordeel dat [appellant] geen verwijt kan worden gemaakt van deze tekortkoming. Voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is van een dusdanig ernstige geestelijke stoornis dat het ontstaan van de nieuwe schulden niet aan [appellant] toe te rekenen is. Immers weliswaar zijn na de afwijzing van het verzoek tot tussentijdse beëindiging nog nieuwe schulden ontstaan als gevolg van het rijden zonder gebruik te maken van het hem ter beschikking staande abonnement, maar het hof acht op grond van de overgelegde stukken en de indruk die het ter zitting omtrent de persoon van [appellant] heeft bekomen voldoende aan-nemelijk geworden dat [appellant] als gevolg van zijn geestelijke stoornis geen verwijt kan worden gemaakt van die tekortkomingen. 5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden beëindigd met toekenning van de schone lei. De beslissing Het hof: - vernietigt het vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage van 6 maart 2009, behoudens wat be-treft de beslissing omtrent het salaris van de bewindvoerder en omtrent de kosten, inclusief de publicatiekosten; - stelt vast dat [appellant] in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten, doch dat deze tekortkomingen hem niet toerekenbaar zijn; - beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant]; - verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling van rechtswege zal zijn beëin-digd zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsanerings-regeling voortvloeiende verplichtingen van de schuldenaar eindigen op 18 januari 2009; - verstaat dat door de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling de vor-deringen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn. Dit arrest is gewezen door mrs. J.A. van Kempen, P.J.J. Vonk en J.C. van Apeldoorn en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2009 in aanwezigheid van de griffier.