Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6819

Datum uitspraak2009-05-11
Datum gepubliceerd2009-06-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/641017-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis. Inrijden op politie-agent. Geen aanmerkelijke kans op de dood, wel aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector strafrecht Parketnummer: [parketnummer] Datum uitspraak: 11 mei 2009 Tegenspraak Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres], ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Rijnmond, HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel, raadsman mr. H.F. van Kregten, advocaat te Waddinxveen. ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 april 2009. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Boender heeft gerekwireerd tot: - vrijspraak van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag; - bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, alsmede van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde; - veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden. VRIJSPRAAK De onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De motivering van de vrijspraak zal hieronder bij de bewijsmotivering worden besproken. BEWIJSMOTIVERING: Inleiding en opgave bewijsmiddelen: Verdachte heeft erkend dat hij op 17 januari 2008 op de Kruiskade in Rotterdam in beschonken toestand in een personenauto, Opel Vectra met het kenteken [kenteken] , is gestapt, is weggereden, een ongeval heeft veroorzaakt waarbij een politiefiets is vernield en vervolgens de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl hij wist dat hij schade had toegebracht aan die fiets. Dat de verdachte beschonken is geweest wordt bevestigd door de uitslag van het bloedonderzoek, dat heeft uitgewezen dat het bloed van de verdachte, dat op 19 januari 2009 kort na het ongeval bij hem is afgenomen, een alcoholgehalte van 1,43 milligram per milliliter bloed bevatte. Deze opgave van de bewijsmiddelen volstaat voor de feiten 2, 3 en 4 en vormt voor feit 1 de inleiding tot de verdere bewijsmotivering. Verdere vaststellingen: Op de terechtzitting zijn de camerabeelden getoond die gemaakt zijn van het ongeval waarop het volgende is waargenomen. Een auto staat aan de linkerzijde van de rijbaan, met de neus in de richting van de camera met ontstoken lichten aan de voorzijde, stil. Twee politieagenten fietsen aan de rechterzijde van de rijbaan naast elkaar in de richting van het voertuig. De linker fietser stuurt scherp naar links en komt voor de auto van verdachte tot stilstand, stapt daarna af en plaatst zijn fiets dwars op de weg voor de auto en blijft staan. De rechter fietser is op hetzelfde moment ook doende zijn fiets naar links te draaien en te plaatsen en komt hiermee rechts van de auto uit. De auto vertrekt vanuit stilstand en stuurt scherp naar links om de persoon rechts voor de auto en zijn fiets heen, en rijdt recht af op de andere persoon met zijn fiets. Vervolgens is te zien dat die persoon zich naar achteren begeeft en zich zeer dicht tegen het aan de rechterzijde van de rijbaan geparkeerd staande voertuig aan bevindt, dat de auto vlak langs die persoon rijdt terwijl hij met zijn linkervoorkant diens fiets raakt, doorrijdt, en deze fiets meesleurt over de weg. Achter de auto is rookontwikkeling te zien en tevens valt waar te nemen dat de voorlichten van de auto worden gedimd en dat de auto snel uit het camerabeeld verdwijnt. De linker fietser op de videobeelden is hoofdagent van politie [naam hoofdagent 1] (hierna: [naam hoofdagent 1]). De rechter fietser is hoofdagent van politie [naam hoofdagent 2] (hierna: [naam hoofdagent 2]) en de auto betreft bovengenoemde Opel Vectra. Op de terechtzitting heeft de verdachte aangegeven de bestuurder van de auto op de camerabeelden te zijn. Verweer: Namens de verdachte is -voorzover van belang- aangevoerd dat er geen sprake is geweest van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van de dood of zwaar lichamelijk letsel aan [naam hoofdagent 2]. Ook naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zou het handelen van de verdachte niet kunnen worden aangemerkt als een poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt: Geen aanmerkelijke kans op de dood: De snelheid van de auto, wegrijdend uit stilstand, is in de gegeven omstandigheden, niet van dien aard geweest dat kan worden aangenomen dat, had de verdachte het slachtoffer daadwerkelijk aangereden, de kans aanmerkelijk is geweest dat hij daarbij het leven had gelaten. Dit oordeel heeft geleid tot de vrijspraak als hiervoor omschreven. Hiermee wordt de officier van justitie gevolgd in haar betoog, dat op dit punt in overeenstemming is met het standpunt dat door en namens de verdachte op de terechtzitting naar voren is gebracht. Aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel: Gelet op de aard van het handelen van de verdachte, het op van korte afstand inrijden op een persoon, en alle omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, zoals deze blijken uit de hiervoor weergeven beschrijving van de feiten en omstandigheden, is naar algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk dat als de verdachte de verbalisant [naam hoofdagent 2] had geraakt hij daarbij zwaar lichamelijk letsel zou hebben opgelopen. Daarbij wordt in het bijzonder de beschonken toestand van de verdachte en de, zeker in die toestand, risicovolle wijze van wegrijden, welhaast zigzaggend tussen twee personen door, in aanmerking genomen. Willens en wetens: Op de terechtzitting heeft verdachte onder meer verklaard dat hij [naam hoofdagent 1] heeft waargenomen, die hem een stopteken gaf en die zijn fiets, vanuit verdachte bezien rechts voor zijn auto had neergezet. Verdachte heeft verklaard hiervan te zijn geschrokken, omdat hij zich realiseerde dat hij nogal wat bacardi-cola’s had gedronken en dat hij zich daarom niet aan een alcoholcontrole wilde onderwerpen. Om die reden wilde verdachte, naar eigen zeggen, weg komen en heeft hij om de verbalisant heengestuurd, teneinde zijn weg te kunnen vervolgen. Bij het wegrijden heeft verdachte vervolgens zijn lichten gedoofd, kennelijk met als doel te voorkomen dat het kenteken zichtbaar zou zijn voor het politieteam en omstanders. Dit alles duidt op een grote mate van bewustheid van handelen van de verdachte vóór en kort na het incident. De verklaring van de verdachte dat hij [naam hoofdagent 2], niet heeft gezien is niet aannemelijk, nu hij wel [naam hoofdagent 1], diens stopteken en dienstfiets en de fiets van [naam hoofdagent 2], die daar op dat moment door [naam hoofdagent 2] werd vastgehouden, heeft waargenomen. Die fiets stond daar immers, gelet op de omstandigheden, niet opeens vanzelf. De verklaring van verdachte is te meer onaannemelijk nu hij bij herhaling ook heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren wat er nu precies is gebeurd. Het is daarbij opvallend te noemen dat verdachte wel stellig blijft ontkennen een tweede verbalisant te hebben waargenomen die zich in nabijheid van het voertuig bevond. Voorts is de aard van het handelen van de verdachte, het in beschonken toestand met een auto inrijden op een persoon, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat dit worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Dit zou slechts anders zijn indien sprake zou zijn van contra-indicaties op dit punt. Die zijn niet gebleken. Sterker nog, de bewustheid van het handelen van de verdachte zoals hiervoor is vastgesteld, vormt een bevestiging van de aanvaarding van de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam hoofdagent 2]. Conclusie De verdachte heeft aldus willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam hoofdagent 2] door het handelen van de verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aldus is sprake van opzet bij de verdachte. BEWEZENVERKLARING Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: 1. hij op 17 januari 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een politieambtenaar, te weten [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - als bestuurder van een (personen)auto (Opel Vectra, voorzien van het kenteken [kenteken]) ( terwijl hij, verdachte, optrok en de snelheid van die (personen)auto vermeerderde) met die (personen)auto op die [slachtoffer] is ingereden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 17 januari 2009 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,43 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn; 3. hij op 17 januari 2009 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de Kruiskade, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond) schade was toegebracht; 4. hij op 17 januari 2009 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, toebehorende aan de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, heeft vernield en/of beschadigd door als bestuurder van een (personen)auto (Opel Vectra, voorzien van het kenteken [kenteken]) met die (personen)auto tegen die fiets aan te rijden (tengevolge waarvan deze fiets onder die (personen)auto terecht is gekomen) en vervolgens deze fiets onder die rijdende (personen)auto mee te trekken. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken. STRAFBAARHEID FEITEN De bewezen feiten leveren op: Ten aanzien van feit 1: Poging tot zware mishandeling Ten aanzien van feit 2: Overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994 Ten aanzien van feit 3: Overtreding van artikel 7, eerste lid aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 Ten aanzien van feit 4: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of onbruikbaar maken De feiten zijn strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE De verdachte is strafbaar. STRAFMOTIVERING De straf en de maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is dronken achter het stuur van een auto gaan zitten en gaan rijden. Verdachte is zich bewust geweest van de verwijtbaarheid van deze handeling en heeft geprobeerd weg te komen, om een alcoholcontrole te voorkomen, hierbij een stopteken van het politieteam negerend. De verdachte is vervolgens ingereden op een politieagent. Hierbij is de dienstfiets van die politieagent onder de auto terecht gekomen, meters ver meegesleurd en vernield. De politieagent heeft zwaar letsel weten te voorkomen door zich tijdig uit de rijrichting van de auto te verwijderen. Dat het slachtoffer geen letsel heeft opgelopen is derhalve niet te danken aan het handelen van de verdachte. Dat de betreffende agent aan wie de fiets toebehoorde bijzonder angstige momenten moet hebben doorgemaakt, toen hij de auto van verdachte op zich af zag komen, is evident. Vervolgens heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten en is hard weggereden. Verdachte heeft zich niet bekommerd om het slachtoffer. Evenmin heeft hij zich bekommerd om de schade aan de fiets. Door dit handelen heeft verdachte bovendien de openbare veiligheid geschaad, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving. Uiteindelijk heeft het gedrag van verdachte geresulteerd in een ernstig verkeersongeval, waarbij twee inzittenden van het voertuig van verdachte gewond zijn geraakt. Dit wordt opgemerkt omdat het juist toen de politie is geweest die, samen met andere hulpverleners, ondermeer verdachte uit zijn benarde positie hebben weten te bevrijden. Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 8 april 2009 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hierin wordt aanleiding gezien een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De verdachte heeft in een verkeerssituatie het voertuig dat hij bestuurde misbruikt. Hij heeft immers geprobeerd hiermee [naam hoofdagent 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hierin wordt aanleiding gezien om de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van een motorvoertuig voor enige tijd te ontzeggen. De ontzegging van na te noemden duur zal tevens worden opgelegd voor het dronken rijden. Alles afwegend wordt na te noemen straf en maatregel passend en geboden geacht. VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], p/a [adres], terzake van feit 1. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 450,-. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de onder 1 primair bewezen verklaarde poging tot zware mishandeling rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op €450,- en tot dat bedrag zal de vordering worden toegewezen. Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Gelet is op de artikelen, 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 176, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING OP TEGENSPRAAK De rechtbank: - verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; - verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij; - stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten; - verklaart de verdachte strafbaar; - veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden; - beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht; - bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten; - stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; - ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden; - bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994; - wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 450,- en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [benadeelde partij], p/a [adres] te betalen; - veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; - legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 450,- (zegge: vierhonderdvijftig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft; - verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd. Dit vonnis is gewezen door: mr. Janssen, voorzitter, en mrs. Van Dijke en Rapmund, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Wingerden, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 mei 2009. De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. Bijlage bij vonnis van 11 mei 2009: TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING. Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een politieambtenaar, te weten [slachtoffer], althans een persoon, van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - als bestuurder van een (personen)auto (Opel Vectra, voorzien van het kenteken [kenteken]) (met aanzienlijke snelheid, althans terwijl hij, verdachte, optrok en/of de snelheid van die (personen)auto vermeerderde) met die (personen)auto op die [slachtoffer] is ingereden en/of - als bestuurder van een (personen)auto (Opel Vectra, voorzien van het kenteken [kenteken])(met aanzienlijke snelheid, althans terwijl hij, verdachte, optrok en/of de snelheid van die (personen)auto vermeerderde), die (personen)auto heeft gestuurd in de richting van die [slachtoffer] en/of met onverminderde snelheid op die [slachtoffer] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 287 jo. 302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht) Subsidiair, voor zover het vorenomschrevene niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Rotterdam, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], beiden hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte (terwijl hij optrok en/of de snelheid van de door hem bestuurde auto vermeerderde) opzettelijk dreigend met die/een door hem bestuurde auto met hoge, althans een aanzienlijke, althans enige snelheid, in de richting van die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gereden en/of op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] afgereden en/of ingereden; (art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht) Meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto, Opel Vectra, voorzien van het kenteken), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Kruiskade, en zich toen zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl - hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig is gaan rijden na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, bloed 1,43 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, bedroeg en/of hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 en/of - hij, verdachte, (mede) door het gebruik van alcoholhoudende drank verkeerde in een toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van een door hem bestuurd voertuig en/of dat het gevaar bestond dat hij als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van hem werden vereist (met hoge snelheid en/of aanzienlijke snelheid, althans terwijl hij, verdachte optrok en/of de snelheid van die (personen)auto vermeerderde) op die [slachtoffer], die zich op de rijbaan van die Kruiskade bevond, is ingereden, althans zijn voertuig in de richting van die [slachtoffer] heeft gestuurd, als gevolg waarvan die [slachtoffer] moest wegspringen; (artikel 5 Wegenverkeerswet) De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 2. hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,43 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn; (Artikel 8 lid 2 onder b Wegenverkeerswet 1994) 3. hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de Kruiskade, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer] en/of de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond) letsel en/of schade was toegebracht; (artikel 7 Wegenverkeerswet) 4. hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door als bestuurder van een (personen)auto (Opel Vectra, voorzien van het kenteken ) met die (personen)auto op/tegen die fiets in/aan te rijden (tengevolge waarvan deze fiets onder die (personen)auto terecht is gekomen) en/of (vervolgens) deze fiets onder die rijdende (personen)auto mee te trekken; (artikel 350 Wetboek van Strafrecht)