
Jurisprudentie
BI6863
Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-06-08
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers176677
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-08
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers176677
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vordering tot aanwijzing van een noodweg (art. 5:57 lid 1 BW). In reconventie wordt schadevergoeding toegekend aan gedaagde in conventie/eiser in reconventie, over wiens perceel de noodweg loopt.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 176677 / HA ZA 08-1831
Vonnis van 20 mei 2009
in de zaak van
[eiser],
[woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. E.H.M. Harbers te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
[woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. F.W. van Dijk te Wageningen.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 februari 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 7 april 2009
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie tevens houdende akte overlegging productie in conventie
- de door [gedaagde] ter voorbereiding op de comparitie overgelegde producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
2.1. [eiser in conventie] exploiteert een melkvee- en akkerbouwbedrijf aan de [adres] te [woonplaats]. Hij heeft onder meer niet aan een openbare weg of openbaar vaarwater grenzende percelen landbouwgrond, kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie B, nummers 1260, 1261 en 2386, ter grootte van circa 2.40.00 ha (verder: de ingesloten percelen) in eigendom die hij voor zijn bedrijf gebruikt. De percelen zijn omgeven door percelen van derden, waaronder perceel 2385 van [betrokkene], gelegen aan de openbare weg, de [adres] te [woonplaats], perceel 2712 van [betrokkene 2], bereikbaar vanaf de [adres], eveneens een openbare weg te [woonplaats], en het perceel 1160 van [betrokkene 3], de achterburen van [gedaagde]. Een deel van de ingesloten percelen maakte in het verleden deel uit van thans perceel 2385. De ingesloten percelen worden naar de [adres] ontsloten door een toegangsweg langs de percelen 2354 en 2576, deels voorzien van kassen, over de percelen 1160 en 1000. Perceel 1000 is in eigendom van [gedaagde], wonende aan de [adres] [ ], en is in gebruik als inrit, erf en landbouwgrond. De lengte van de toegangsweg over de landbouwgrond is circa 160 meter. [gedaagde] gebruikt die grond thans als weiland voor zijn zoogkoeien, maar overigens ook wel als bouwland.
2.2. [eiser in conventie] gebruikt de ingesloten percelen als bouwland en hij maakt al jaren gebruik van de toegangsweg om verspreid over het jaar een keer of zeven, en vaker wanneer hij aardappels verbouwt, met landbouwmachines naar de ingesloten percelen te komen van en te gaan naar De [adres]. De werkzaamheden op de ingesloten percelen worden voornamelijk door zijn loonwerker uitgevoerd met landbouwwerktuigen tot 3.60 meter breed.
2.3. [betrokkene 3] wonen in een pand op perceel 1160 ([adres] [ ]). Zij zijn met [gedaagde] overeengekomen dat zij, zolang zij eigenaar zijn van dat perceel, te voet, per (brom)fiets en per personenauto gebruik mogen maken van de toegangsweg over perceel 1000.
Perceel 2385 van [betrokkene] bestaat voor een deel uit een talud naar de [adres].
[betrokkene 2] exploiteert op perceel 2712 een forellenkwekerij, een visvijver, een schietbaan en een horecagelegenheid. Hij ontvangt, behalve in de ochtend, het hele jaar door bezoekers. Op de grens met de percelen van [eiser in conventie] is het perceel van [betrokkene 2] voorzien van een betonverharding die in gebruik is als parkeerplaats en voor de opstelling van containers.
2.4. [gedaagde] heeft in april 2008, toen hij perceel 1000 als weiland is gaan gebruiken, een afrastering geplaatst waardoor de toegangsweg is versmald tot een breedte van circa drie meter.
2.5. Op vordering van [eiser in conventie] is [gedaagde] bij vonnis in kort geding van 1 juli 2008 van deze rechtbank (met zaaknummer / rolnummer 170005 / KG ZA 08-307) onder meer veroordeeld om de afrastering op een zodanige wijze te verwijderen en verwijderd te houden dat de toegangsweg tussen de percelen 1000, 2354 en 2576 een breedte heeft van tenminste vier meter. Het vonnis bepaalt dat die veroordeling haar werking verliest wanneer [eiser in conventie] [gedaagde] niet vóór 1 november 2008 in een bodemprocedure heeft betrokken voor de aanwijzing van de toegangsweg als noodweg.
2.6. [gedaagde] heeft de afrastering op 31 mei 2008 zodanig verplaatst dat de toegangsweg circa vier meter breed is. [eiser in conventie] heeft de ingesloten percelen op 11 juni 2008 ingezaaid met maïs.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser in conventie] vordert samengevat – de aanwijzing van een deel van perceel 1000 van [gedaagde] als noodweg en veroordeling van [gedaagde] om hem toegang te verlenen tot de ingesloten percelen via de noodweg, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere keer dat hij [eiser in conventie] belet gebruik te maken van de noodweg; een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door het afsluiten van de toegangsweg en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, met zijn veroordeling in de proceskosten.
[eiser in conventie] legt aan zijn vordering ten grondslag dat een behoorlijke exploitatie van zijn percelen de aanwezigheid van een noodweg met een breedte van vier meter over het perceel van [gedaagde] vereist, alsmede dat hij schade heeft geleden doordat hij de toegangsweg in 2008 tot 10 juli niet heeft kunnen gebruiken omdat [gedaagde] deze heeft versmald tot drie meter. Volgens [eiser in conventie] heeft [gedaagde] misbruik van zijn bevoegdheid gemaakt door de toegangsweg te versmallen, althans was de handelwijze van [gedaagde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.3. [gedaagde] vordert dat de rechtbank, voor het geval een noodweg wordt aangewezen, [eiser in conventie] zal veroordelen tot schadevergoeding, met zijn veroordeling in de kosten.
3.4. [eiser in conventie] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Artikel 5:57 lid 1 BW bepaalt dat de eigenaar van een erf dat geen behoorlijke toegang heeft tot een openbare weg of een openbaar vaarwater, ten allen tijde van de eigenaars van naburige erven aanwijzing van een noodweg ten dienste van zijn erf kan vorderen tegen vooraf te betalen of te verzekeren vergoeding van de schade welke hun door die noodweg wordt berokkend.
4.2. Vast staat dat de ingesloten percelen geen toegang tot de openbare weg of openbaar vaarwater hebben, anders dan door het gebruik van de huidige toegangsweg. [eiser in conventie] kan daarom in zijn vordering om een noodweg aan te wijzen worden ontvangen.
4.3. Volgens [eiser in conventie] is voor een behoorlijke exploitatie van de ingesloten percelen, gelet op de gangbare breedte tot 3.60 meter van de landbouwwerktuigen die voor de exploitatie als bouwland worden gebruikt, een noodweg met een breedte van vier meter vereist. Hij stelt dat de loonwerker die hij voor de bewerking van het land inschakelt niet over smallere werktuigen dan bovenbedoeld beschikt.
Volgens [gedaagde] bestaan voor de bewerking van bouwland ook wel minder brede machines, zodat met een 3.25 meter brede noodweg kan worden volstaan.
4.4. [gedaagde] heeft de stelling van [eiser in conventie] dat het voor een behoorlijke exploitatie van de percelen gangbaar is om landbouwwerktuigen tot 3.60 meter breed te gebruiken, niet betwist. Als niet weersproken staat verder vast dat een noodweg voor het gebruik van voertuigen met die breedte, vier meter breed moet zijn. De rechtbank gaat daarom uit van een aan te wijzen noodweg van vier meter breed. Of al of niet ontheffing van een wegbeheerder is vereist voor het gebruik van machines die breder zijn dan drie meter en of de loonwerker van [eiser in conventie] daarvoor al dan niet ontheffing heeft, doet daar niet aan af. Anders dan [gedaagde] kennelijk meent kan hij niet worden beschouwd als wegbeheerder in de zin van de Wegenverkeerswet omdat die wet alleen publiekrechtelijke organen als wegbeheerder aanwijst.
4.5. Volgens [gedaagde] ligt aanwijzing van een noodweg over het perceel van [betrokkene] of over het perceel van [betrokkene 2] meer in de rede dan aanwijzing van een noodweg over zijn perceel. Hij wijst voorts op het derde lid van artikel 5:57 BW voor zover het bepaalt dat een erf dat van de openbare weg afgesloten is geraakt, doordat het tengevolge van een rechtshandeling een andere eigenaar heeft gekregen dan een vroeger daarmee verenigd gedeelte, het eerste voor belasting met een noodweg in aanmerking komt.
4.6. Partijen zijn het er over eens dat wanneer een noodweg over het perceel van [betrokkene] zou worden aangewezen deze aan de uiterst oostelijke zijde van dat perceel zou moeten worden gesitueerd. [gedaagde] heeft niet weersproken dat het, gezien vanaf de ingesloten percelen, via een dergelijke noodweg naar rechts de [adres] oprijden en het vanaf de [adres], komend uit oostelijke richting, naar links die noodweg oprijden, gelet op de ligging van de [adres] ten opzichte van die noodweg, veel ruimte zou vergen. Tijdens de comparitie ter plaatse is gebleken dat die ruimte er niet is. Dat brengt mee dat een dergelijke noodweg alleen gebruikt kan worden om, komend van de percelen, de [adres] in westelijke richting op te rijden. [gedaagde] heeft niet weersproken dat de [adres] wanneer die in westelijke richting wordt gevolgd veel opstakels heeft en via een omweg naar het bedrijf van [eiser in conventie] leidt. Partijen zijn het er verder over eens dat een noodweg met een benutbare breedte van 4 meter over het perceel van [betrokkene] de aanleg vereist van een naar de [adres] omhooglopende oprit van circa 60 meter lang en, inclusief de daarvoor noodzakelijke taluds, een breedte van circa 12 meter. Gelet op dit een en ander ligt de aanwijzing van een noodweg over het perceel van [betrokkene] naar het oordeel van de rechtbank zo weinig voor de hand dat zijn erf niet in de eerste plaats voor de belasting met een noodweg in aanmerking komt.
4.7. [gedaagde] heeft de stelling van [eiser in conventie] niet weersproken dat de parkeerplaats van [betrokkene 2] altijd vol staat wanneer hij op de ingesloten percelen moet zijn. Voldoende staat daarom vast dat dit perceel onvoldoende mogelijkheden biedt om het met een voor [eiser in conventie] bruikbare noodweg te belasten. Het perceel van [betrokkene 2] komt daarom niet in aanmerking.
4.8. Gesteld noch gebleken is dat, behoudens over perceel 1000 nog een tracé beschikbaar is voor een noodweg om te komen en te gaan naar de ingesloten percelen. Naar het oordeel van de rechtbank is de huidige toegangsweg over dat perceel het meest geschikt om als noodweg te worden gebruikt. Een strook met een breedte van vier meter, gemeten vanaf de zuidelijke erfgrens, over perceel 1000 van [gedaagde], overeenkomend met de huidige toegangsweg, zal daarom als noodweg worden aangewezen.
4.9. [eiser in conventie] heeft onvoldoende gesteld om er van uit te kunnen gaan dat [gedaagde] zich zal ontrekken aan de verplichtingen die voor hem uit de aanwijzing van een noodweg voortvloeien. Daarbij is van belang dat [gedaagde] onder meer stelt dat juist omdat de toegangsweg niet als noodweg was aangewezen hij bevoegd was om de toegangsweg te versmallen. Een dwangsom zal daarom niet worden opgelegd.
4.10. [eiser in conventie] stelt dat de toegangsweg, die steeds is gebruikt voor de exploitatie van de ingesloten percelen, al bestond voordat [gedaagde] eigenaar werd van perceel 1000 en dat [gedaagde] zonder overleg de afrastering heeft geplaatst, terwijl hij wist dat de percelen daardoor onbereikbaar werden en [eiser in conventie] schade zou lijden.
4.11. [gedaagde] betwist dat hij misbruik van recht heeft gemaakt door de toegangsweg te versmallen. Zoals hiervoor reeds is overwogen stelt hij dat het geen noodweg betreft en voorts dat hij het perceel heeft afgerasterd om zijn koeien te weiden en niet om [eiser in conventie] dwars te zitten.
4.12. [gedaagde] weerspreekt niet dat de ingesloten percelen steeds via de toegangsweg werden bereikt, gaandeweg met landbouwwerktuigen die breder zijn dan drie meter en evenmin dat [eiser in conventie] schade kon leiden door het versmallen van de toegangsweg. Vast staat verder dat [gedaagde] heeft nagelaten tevoren met [eiser in conventie] over eventuele versmalling te overleggen. Naar het oordeel van de rechtbank bestond voor [gedaagde] slechts een bescheiden belang bij die versmalling omdat de oppervlakte grasland voor zijn koeien daardoor slechts met 160 m² kon toenemen. Daar staat het aanzienlijke belang van [eiser in conventie] tegenover om de ingesloten percelen te kunnen bereiken met gangbare landbouwwerktuigen. Gelet op de onevenredigheid van die belangen had [gedaagde] naar redelijkheid niet kunnen komen tot de uitoefening van het recht om zijn perceel af te rasteren zoals hij heeft gedaan. Hij is daarom gehouden de schade die [eiser in conventie] daardoor heeft geleden te vergoeden.
4.13. [eiser in conventie] heeft een schadeberekening laten opstellen door DLV Rundvee Advies B.V. te Deventer. In het rapport van 13 maart 2009 taxeert haar medewerker T. Baak de schade op € 1.679,30. Het rapport van T. Baak gaat uit van een normale zaaidatum van 5 mei en van 11 juni 2008 als de feitelijke zaaidatum.
4.14. [gedaagde] acht het getaxeerde schadebedrag hoog in vergelijking met het normale saldo van 2.4.00 ha maïs. Hij stelt verder dat hij het in het rapport genoemde percentage droge stof en opbrengst per kg niet kan controleren en ten slotte dat met een te groot aantal dagen groeiverlies is gerekend omdat [eiser in conventie] het land vanaf 1 juni 2008 weer kon bereiken.
4.15. Aan de verweren met betrekking tot de hoogte van het schadebedrag in verge-lijking met het normale saldo, het percentage droge stof en de opbrengst per kg, gaat de rechtbank voorbij nu deze onvoldoende zijn gespecificeerd. Omdat [gedaagde] onweersproken heeft gelaten dat de weersomstandigheden op de gebruikelijke datum van inzaaien goed waren en [eiser in conventie] de ingesloten percelen in verband met de toestand van de grond (veel onkruid en nat) pas op 11 juni 2008 kon inzaaien, kan ook het verweer dat [eiser in conventie] dat eerder had kunnen doen niet slagen. [gedaagde] zal worden veroordeeld om € 1.679,30 aan [eiser in conventie] te betalen. Een schadestaatprocedure is overbodig en [eiser in conventie] heeft geen belang (meer) bij toewijzing van de afzonderlijk gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door het afsluiten van de toegangsweg.
4.16. Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld.
in reconventie
4.17. Aan de voorwaarde voor het instellen van de vordering in reconventie is voldaan.
4.18. [gedaagde] vordert in verband met de aanwijzing van de noodweg dat de rechtbank een deskundige zal benoemen om de schade overeenkomstig het bepaalde in artikel 5:57, lid 1 BW te begroten. [gedaagde] onderscheidt de volgende schadecomponenten.
1. Waardevermindering van de ondergrond omdat deze niet meer als weidegrond kan worden gebruikt maar slechts als weg;
2. waardevermindering door aantasting van de privacy in de woning van [gedaagde] en het optreden van overlast door landbouwmachinewerktuigen;
3. opbrengst gewasschade doordat voor een strook van 1 meter steeds sprake is geweest van grond die als weiland dan wel bouwland werd gebruikt;
4. schade ten gevolge van onderhoud.
4.19. [eiser in conventie] acht de benoeming van een deskundige niet nodig. Hij wijst er op dat bij aanwijzing van een noodweg over perceel 1000 sprake is van een bestaande weg die [betrokkene 3] als toegangsweg gebruiken. Hij betwist het bestaan van voor vergoeding in aanmerking komende privacyschade omdat hij de noodweg alleen zal gebruiken wanneer dat nodig is voor bewerking van de ingesloten percelen. [eiser in conventie] biedt aan de schade te vergoeden die [gedaagde] lijdt door het gemis van de opbrengst van een strook over een breedte van één meter over de lengte van de noodweg en zoekt daarvoor aansluiting bij de Regeling Pachtprijzen 2007. Hij is bereid daarvoor € 50,-- per jaar te betalen en voorts het noodzakelijke onderhoud aan de noodweg te verrichten.
4.20. De rechtbank zal op de voet van artikel 612 Rv. de schade van [gedaagde] begroten. Het gaat bij de aanwijzing van een noodweg om de schade welke [gedaagde] door die noodweg wordt berokkend. Omdat [betrokkene 3] van de ter plaatse van de aan te wijzen noodweg gelegen toegangsweg gebruik maken, waarvoor, gelet op het overeengekomen gebruik, een breedte van drie meter voldoende is, gaat het bij de begroting van de schade door aanwijzing van de noodweg thans om een strook landbouwgrond ter breedte van één meter omdat de noodweg één meter breder dient te zijn dan de breedte van de toegangsweg voor [betrokkene 3]. Rekenend met de lengte van perceel 1000 voor zover dat als weiland in gebruik is van 160 meter, kan [gedaagde] een oppervlakte van 160 m² niet meer als landbouwgrond gebruiken. Nog daargelaten dat de rechtbank, zonder toelichting, die [gedaagde] niet heeft gegeven, niet kan inzien dat in dit kader de sub 1. bedoelde schade niet samenvalt met de sub 3. bedoelde schade, is het door [eiser in conventie] aangeboden bedrag van
€ 50,-- per jaar, dat neerkomt op € 0,3125 per m² per jaar (€ 3.125,-- per ha per jaar), naar haar oordeel in elk geval toereikend om niet alleen die schade van [gedaagde] te vergoeden maar ook van eventueel aan [eiser in conventie] toe te rekenen privacyschade. Omdat [betrokkene 3] de toegangsweg dagelijks gebruiken, terwijl het gebruik door [eiser in conventie] uit zijn aard een incidenteel karakter zal hebben, is het immers maar de vraag of er nog sprake is van begrootbare aan [eiser in conventie] toe te rekenen privacyschade. Voor zover die er toch zou zijn, is die naar het oordeel van de rechtbank van zodanige omvang dat het door [eiser in conventie] aangeboden jaarlijks te betalen bedrag ook daarvoor toereikend is. De rechtbank zal [eiser in conventie] veroordelen om [gedaagde] jaarlijks € 50,-- te betalen.
4.21. De onderhoudskosten vormen een schadepost die varieert al naar gelang van de teelt op de ingesloten percelen en dus van de mate waarin [eiser in conventie] de noodweg zal benutten. De onderhoudskosten zijn daarom niet bij voorbaat te begroten. De rechtbank zal [eiser in conventie], overeenkomstig zijn aanbod, veroordelen om de noodweg te (laten) onderhouden.
4.22. [eiser in conventie] zal in de kosten worden veroordeeld.
Beslissing
in conventie
wijst als noodweg aan ten dienste van de percelen van [eiser in conventie], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie B nummers 1260,1261 en 2386, om van die percelen te gaan naar en te komen van de [adres] te [woonplaats], het aan de percelen kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie B nummers 2354 en 2576 grenzende gedeelte, met een breedte van vier meter van het perceel van [gedaagde], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie B nummer 1000;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling tegen bewijs van kwijting van € 1.679,30 aan [eiser in conventie];
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot heden aan de zijde van [eiser in conventie] begroot op
€ 1.243,44, waarvan € 85,44 voor exploitkosten, € 254,-- voor vast recht en € 904,-- voor salaris advocaat;
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
veroordeelt [eiser in conventie] om jaarlijks vóór 1 juni, voor het eerst in 2009, € 50,-- tegen bewijs van kwijting aan [gedaagde] te betalen;
veroordeelt [eiser in conventie] om de noodweg te (laten) onderhouden;
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, tot heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op
€ 226,-- voor salaris advocaat;
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A Walda en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2009.