
Jurisprudentie
BI6897
Datum uitspraak2009-06-03
Datum gepubliceerd2009-06-08
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 09 / 3306
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-08
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 09 / 3306
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vrijstelling 19.2 WRO en bouwvergunning eerste fase ten behoeve van klimhal/discotheek.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 / 3306
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 juni 2009
in de zaak van:
[naam eiser] e.a.,
wonende te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. C. Lubben, werkzaam bij SRK rechtsbijstand,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Purmerend,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2007 heeft verweerder aan JSD Ontwikkeling BV vrijstelling, als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), en bouwvergunning eerste fase verleend voor het bouwen van een multifunctioneel gebouw met discotheek en klimhal op het perceel Verzetslaan 5 te Purmerend.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 18 juli 2007, aangevuld bij brief van 13 augustus 2007, bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 februari 2008, verzonden op 28 februari 2008, heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 11 april 2008, aangevuld bij brief van 7 mei 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 6 februari 2009, gelijktijdig met de zaken met nummers AWB 08/3305 en 08/3106. Namens eisers is de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J.P. Rog, C. Schrama en M.C. Deinum, allen werkzaam bij de gemeente Purmerend.
2. Overwegingen
2.1 De grond waarop het bouwplan betrekking heeft, is gelegen in het bestemmingsplan “Plan in hoofdzaken (gemeente Ilpendam)” en is daarin bestemd voor “agrarische doeleinden”.
2.2 Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Teneinde het project te kunnen realiseren, heeft verweerder vrijstelling verleend op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en tevens een bouwvergunning eerste fase afgegeven.
2.3 Eisers kunnen zich met deze besluiten niet verenigen. Zij hebben onder meer aangevoerd dat de ruimtelijke onderbouwing, gelet op de forse inbreuk die het bouwplan maakt op het bestemmingsplan, onvoldoende is.
2.4 Bij beantwoording van de vraag of is voldaan aan het vereiste van een goede ruimtelijke onderbouwing geldt als uitgangspunt dat aan de ruimtelijke onderbouwing van een bouwplan zwaardere eisen dienen te worden gesteld naarmate de ingreep op de bestaande planologische situatie ernstiger is. Zoals hiervoor reeds is overwogen, geldt ter plaatse de bestemming “agrarische doeleinden” en ligt het bouwplan in een gebied met historisch geografische waarden.
2.5 In de ruimtelijke onderbouwing wordt gesteld dat het bouwplan in overeenstemming is met de “Structuurvisie Purmerend 2005-2020”, waarin op hoofdlijnen wordt beschreven wat de meest gewenste ruimtelijke ontwikkeling is van het plangebied. Blijkens de structuurvisie ligt de beoogde locatie van het bouwplan in het gebied dat wordt aangeduid als cluster 12 en het thema “consumeren en beleven” draagt. Vermeld wordt dat in het gebied thans diverse restaurants zijn gevestigd en dat de vestiging van een discotheek wordt voorbereid. Overwogen wordt dat bebouwing op deze plek op zich geen probleem vormt en dat de locatie door zijn ligging aan de rand van de stad en de goede bereikbaarheid geschikt is voor dergelijke functies.
2.6 Met betrekking tot de historisch geografische waarden van het gebied wordt in de ruimtelijke onderbouwing – kort samengevat – toegelicht dat het gebied wordt gewaardeerd als van ‘zeer hoge waarde’ vanwege de onregelmatige opstrekkende strokenverkavelingen die kenmerkend zijn voor ‘vroege’ in lokaal verband georganiseerde veenontginningen die in Waterland en de Zaanstreek veel voorkomen. De beoogde locatie is echter van een dermate beperkte omvang dat het verkavelingspatroon niet meer als zodanig herkenbaar is, hetgeen tevens een gevolg is van de al eerder gerealiseerde wegen en bebouwing. Voorts wordt overwogen dat de Purmerringvaart- en ringdijk en het Noordhollandsch kanaal, welke worden gewaardeerd als ‘van hoge waarde’ en ‘van waarde’, op enige afstand van het bouwplan liggen en geen wijzigingen ondervinden.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank is met de verwijzing naar de structuurvisie en de overwegingen ten aanzien van de historisch geografische waarden in het gebied, voldaan aan de eisen die de wet aan een goede ruimtelijke onderbouwing stelt.
2.8 De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag of verweerder een redelijke belangenafweging heeft gemaakt. Eisers stellen in dit verband dat verweerder onderzoek had moeten doen naar alternatieve locaties voor het bouwplan, omdat er een hoop overlast is te verwachten en er alternatieve en meer geschikte locaties zijn. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie uitspraak van 15 februari 2006, zaaknr. 200505109; www.raadvanstate.nl) heeft verweerder te beslissen omtrent een bouwplan, zoals het is ingediend. Indien dit bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking aanzetten, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat van zodanige alternatieven geen sprake is, daar verweerder in de reactienota op de ingediende zienswijzen en in de beslissing op bezwaar gemotiveerd heeft aangegeven waarom de Verzetslaan als meest geschikte locatie moet worden geacht en niet is gekozen voor de locaties Koemarkt, De Baanstee of de Kop van West.
2.9 Met betrekking tot de te verwachten overlast, die in de kern neerkomt op parkeeroverlast en geluidsoverlast van bezoekers die de discotheek verlaten, overweegt de rechtbank het volgende.
2.10 Anders dan eisers ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de in de ruimtelijke onderbouwing genoemde bezoekersaantallen. Om op een zogenoemde piekavond te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte zijn er blijkens de ruimtelijke onderbouwing 118 parkeerplaatsen vereist. Het bouwplan voorziet hierin. De ruimtelijke onderbouwing is echter afkomstig van de aanvrager en niet duidelijk is welke norm is gehanteerd om de parkeerbehoefte te berekenen en of daarmee wordt voldaan aan de eisen uit de bouwverordening. Evenmin is in het dossier een berekening van verweerder aangetroffen waaruit kan worden afgeleid hoeveel parkeerplaatsen op grond van de bouwverordening worden geëist. Verweerder had het op zijn weg moeten zien liggen om inzichtelijk te maken dat de berekening van de aanvrager is gecontroleerd en dat daarmee wordt voldaan aan de parkeernormen uit de bouwverordening. Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting toegelicht dat vooraf eisen zijn gesteld aan de door aanvrager te hanteren berekeningsmethode en heeft benadrukt dat de in de ruimtelijke onderbouwing gegeven uitkomst wel degelijk is gecontroleerd en geaccordeerd. De rechtbank acht deze toelichting afdoende, te meer daar de nabije horecagelegenheden McDonalds en Caddy’s Diner beschikken over een eigen parkeerterrein en bij drukbezochte avonden de mogelijkheid bestaat om uit te wijken naar de gemeentelijke carpoolplaats met een capaciteit van circa 105 parkeerplaatsen.
2.11 Van de ruimtelijke onderbouwing maakt onder meer deel uit een geluidsrapport, waarvan de conclusie luidt dat het bouwplan voldoet aan de door het bevoegd gezag gestelde grenswaarden. Gelet op de situatie ter plaatse, welke ter zitting uitvoerig is besproken, acht de rechtbank het daarentegen aannemelijk dat de bewoners van de nabijgelegen woonwijk een zekere mate van overlast zullen ondervinden van de bezoekers die de discotheek per fiets of brommer zullen verlaten. Ook verweerder ziet zelf in dat enige overlast niet is te vermijden. Bij het ontbreken van een deskundig tegenrapport is het echter moeilijk vast te stellen in hoeverre daadwerkelijk overlast is te verwachten. Verweerder heeft in hetgeen eisers hebben aangevoerd vooralsnog geen aanleiding gezien om maatregelen te treffen. De rechtbank kan dit billijken, maar heeft er nota van genomen dat verweerder zich bereid heeft verklaard om de nodige voorzieningen te treffen indien dat noodzakelijk is.
2.12 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid kunnen besluiten vrijstelling van het bestemmingsplan en een bouwvergunning eerste fase te verlenen.
2.13 Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzitter van de meervoudige kamer, C.E. Heyning-Huydecoper en G.D. de Jong, rechters, en op 3 juni 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.