Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6949

Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-06-09
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6864 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing aanvraag om toekenning van een bepaalde vergoeding. Niet verschoonbare termijnoverschrijding.


Uitspraak

07/6864 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 november 2007, 07/3108 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: minister) Datum uitspraak: 20 mei 2009 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2009. Appellant is verschenen. Hij is bijgestaan door mr. H.D. van Duijvenboden, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. van Dishoeck, werkzaam bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden. 1.1. Bij een per niet-aangetekende post verzonden besluit van 1 december 2006 (hierna: besluit) heeft de minister een aanvraag van appellant om toekenning van een bepaalde vergoeding afgewezen. 1.2. Bij brief van 21 februari 2007 heeft appellant tegen het besluit bezwaar gemaakt. 1.3. De minister heeft bij brief van 30 mei 2007, na een hoorzitting, aan appellant gevraagd naar de redenen van de overschrijding met zijn bezwaarschrift van de voor het maken van bezwaar geldende termijn. Appellant heeft hierop geantwoord dat hij in december 2006 en januari 2007 druk was met het voorbereiden van examens. 1.4. Bij het bestreden besluit van 19 juni 2007 heeft de minister het bezwaar van appellant wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank in de eerste plaats geoordeeld dat appellant in beroep de tijdige ontvangst van het besluit niet geloofwaardig heeft betwist. Voorts vond de rechtbank het feit dat in het besluit een rechtsmiddelen-clausule ontbreekt, in dit geval geen reden geven de termijnoverschrijding in de bezwarenprocedure verschoonbaar te achten. 3.1. De Raad kan de aangevallen uitspraak op haar gronden onderschrijven. De Raad voegt hieraan nog toe dat het antwoord van appellant, dat onder 1.3 aangeduid, over de reden van de termijnoverschrijding, onderstreept dat de in beroep voor het eerst gedane betwisting van de tijdige ontvangst van het besluit niet geloofwaardig is te achten. 3.2. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. 4. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K. Zeilemaker en J.Th. Wolleswinkel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2009. (get.) J.G. Treffers. (get.) M.B. de Gooijer. HD