
Jurisprudentie
BI6987
Datum uitspraak2009-05-28
Datum gepubliceerd2009-06-09
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/112 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-09
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/112 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Schorsing met intrekking van volledige bezoldiging, met uitzondering van bedragen voor de pensioen- en ziektekostenverzekering. De betaling van de woonlasten in de door toedoen van appellant zelf ontstane situatie van detentie, is een privéprobleem. De Raad deelt het standpunt van de rechtbank dat niet gezegd kan worden dat het college niet in redelijkheid van zijn inhoudingsbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken op de wijze waarop hij dat heeft gedaan.
Uitspraak
08/112 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 21 november 2007, 07/2309 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal (hierna: college)
Datum uitspraak: 28 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2009. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.P.M. Backx-de Backer, werkzaam bij de gemeente Roosendaal.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitgebreid overzicht van de hier van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Appellant was medewerker facilitaire zaken bij de gemeente. In verband met het ondergaan van detentie als gevolg van een strafrechtelijke veroordeling is hij geschorst. Daarbij is zijn bezoldiging, met uitzondering van bedragen voor de pensioen- en ziektekostenverzekering, volledig ingehouden. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen die inhouding. Bij beslissing op bezwaar van 5 april 2007 (hierna: bestreden besluit) is dat bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de bezoldiging volledig in te houden. Hij meent dat hij in voldoende mate heeft aangetoond dat het hem onmogelijk was zijn woonlasten te betalen en dat het college daarnaar onvoldoende onderzoek heeft gedaan. Verder mag zijns inziens uit het feit dat gedurende de detentie de verplichting tot het betalen van huurpenningen niet is verzaakt, niet worden afgeleid dat hij zijn woonlasten kon betalen.
4. Het college heeft er in de eerste plaats op gewezen dat de betaling van de woonlasten in de door toedoen van appellant zelf ontstane situatie van detentie, een privéprobleem is. Het college acht zich daarom ingevolge artikel 8:15:2, eerste en derde lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Roosendaal in beginsel bevoegd tijdens de hier toegepaste schorsing de bezoldiging geheel in te houden. Niettemin heeft het college als werkgever de intentie uitgesproken om appellant, voor zover nodig, tegemoet te komen in de vaste woonlasten.
Op basis van gegevens van de woningstichting is gebleken dat de huur steeds is betaald en blijkens de door appellant, desgevraagd, overgelegde afschriften daarvan liet zijn spaarrekening een behoorlijk positief saldo zien.
5. Om te kunnen beoordelen of appellant een tegemoetkoming in zijn huurkosten nodig had, moest het college de beschikking hebben over relevante financiële gegevens van appellant. Toen het college bleek dat de huur steeds werd betaald, heeft het aan appellant verzocht inzicht te verschaffen in de hoogte van de vaste lasten. Blijkens het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank heeft het college telefonisch contact gehad met de advocaat van appellant over de ontvangen bankafschriften. Desondanks heeft appellant ook in hoger beroep geen gegevens verstrekt waaruit het college had behoren af te leiden dat appellant niet in staat was zijn huurlasten te dragen. De Raad is van oordeel dat in die omstandigheden het college niet tot verder onderzoek gehouden kan worden geacht. De Raad deelt daarom het standpunt van de rechtbank dat niet gezegd kan worden dat het college niet in redelijkheid van zijn inhoudingsbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken op de wijze waarop hij dat heeft gedaan.
6. Op grond van het bovenstaande komt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. De Raad ziet tot slot geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en K.J. Kraan en R.R. Winter als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2009.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) I. Mos.
HD