
Jurisprudentie
BI7024
Datum uitspraak2009-05-29
Datum gepubliceerd2009-06-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6834 WAO + 07/6974 WAO + 07/6975 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6834 WAO + 07/6974 WAO + 07/6975 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek om herziening. Geen nieuwe feiten of omstandigheden
Uitspraak
07/6834 WAO + 07/6974 WAO + 07/6975 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 september 2007, 05/5330 + 05/5745 + 07/399 WAO, in het geding tussen:
[Verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, heeft namens verzoekster verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 september 2007, 05/5330 + 05/5745 + 07/399 WAO.
Het Uwv heeft verweer uitgebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2009.
Verzoekster is niet verschenen. Voor het Uwv is verschenen drs. J. Hut.
II. OVERWEGINGEN
1. Het verzoek om herziening heeft betrekking op de uitspraak van de Raad van 28 september 2007 waarbij:
- het hoger beroep van verzoekster niet-ontvankelijk is verklaard, omdat bij besluit op bezwaar van 12 december 2006 aan haar (niet op medische, maar op arbeidskundige gronden, namelijk te weinig functies om de schatting op te kunnen baseren) alsnog per 2 juli 2003 een WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer is toegekend en zij geen belang meer heeft bij beoordeling door de Raad van de door haar aangevallen uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2005, 05/467,
- het beroep van verzoekster tegen het tot ongegrond verklaring van haar bezwaar strekkende besluit op bezwaar van 26 augustus 2005 niet-ontvankelijk is verklaard, omdat zij geen belang meer heeft bij beoordeling door de Raad van dat door het nadere besluit op bezwaar van 12 december 2006 achterhaalde besluit op bezwaar,
- het beroep van verzoekster tegen het besluit op bezwaar van 12 december 2006 ongegrond is verklaard, omdat de kosten van de door verzoekster ingebrachte rapporten van mevrouw Verhage van het Instituut Psychosofia van 21 juli 2003 en 21 april 2005 volgens vaste rechtspraak van de Raad niet voor vergoeding in aanmerking komen,
- het Uwv is veroordeeld in de proceskosten van verzoekster in hoger beroep ten bedrage van € 322,--, omdat het Uwv ter zitting van de Raad op 24 augustus 2007 heeft verklaard dat de kosten van het door verzoekster ingebrachte rapport van orthopedisch chirurg O. Schreuder van 23 maart 2005 alsnog zullen worden vergoed, en
- is bepaald dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door verzoekster in hoger beroep betaalde griffierecht aan haar dient te vergoeden.
2. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.1. Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar verzoek om herziening gesteld dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die, indien zij eerder bij de Raad bekend zouden zijn geweest, zouden hebben geleid tot een andere uitspraak dan die van 28 september 2007.
3.2. Uit haar aanvullende verzoek om herziening komt onmiskenbaar naar voren dat verzoekster een hernieuwde discussie over de (medische aspecten van de) betrokken zaak en de juistheid van de uitspaak van de Raad wenst met uitsluitend als doel alsnog de kosten van de beide in die uitspraak vermelde rapporten van mevrouw Verhage van het Instituut Psychosofia (volledig) vergoed te krijgen.
3.3. Die door verzoekster gewenste discussie kan niet worden gevoerd, tenzij sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb.
De beide rapporten van mevrouw Verhage zijn niet aan te merken als nieuwe feiten of omstandigheden, immers, die rapporten waren ten tijde van de uitspraak van de Raad van 28 september 2007 bij verzoekster bekend. Daar de Raad ook overigens in het (aanvullende) verzoekschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden als hiervoor bedoeld heeft kunnen ontwaren, dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
4. Voor vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C.A. Wit.
TM