Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI7041

Datum uitspraak2009-06-09
Datum gepubliceerd2009-06-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-002868-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling wegens dronken rijden. Verdachte, die al eerder wegens soortgelijke feiten werd veroordeeld, had een hoog alcoholgehalte in het bloed en veroorzaakte een (eenzijdig) ongeval. Het hof acht onder die omstandigheden oplegging van een - deels - onvoorwaardelijke rijontzegging noodzakelijk.


Uitspraak

Parketnummer: 24-002868-08 Parketnummer eerste aanleg: 17-401195-08 Arrest van 9 juni 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 19 november 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1970] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van zesendertig uren, subsidiair achttien dagen hechtenis, en tot een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijftien maanden. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd, dat: hij op of omstreeks 03 februari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (bedrijfsauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,36 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn. Bewezenverklaring Het hof acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat: hij op 03 februari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,36 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Verdachte heeft op 3 februari 2008 op de openbare weg te [plaats] een bedrijfsauto bestuurd na het gebruik van alcoholhoudende drank. Het alcoholgehalte van verdachtes adem was op dat moment aanmerkelijk hoger dan de toegestane 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed, te weten 2,36 milligram alcohol per milliliter bloed. Verdachte heeft hiermee de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht, welk gevaar zich ook daadwerkelijk openbaarde doordat verdachte met de door hem betsuurde auto van de weg is geraakt. Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiƫle Documentatie d.d. 24 februari 2009 - eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. In 1992 werd aan verdachte onder meer een onvoorwaardelijke rijontzegging opgelegd en in 2005 werd hij veroordeeld tot een geldboete. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat naast een werkstraf van na te melden duur tevens een - in beginsel - geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van vijftien maanden aan verdachte dient te worden opgelegd. Gelet op het hoge alcoholgehalte in verdachtes bloed, de omstandigheid dat hij recentelijk ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld, en de omstandigheid dat hij een ongeval heeft veroorzaakt, acht het hof de oplegging van een rijontzegging van na te melden duur noodzakelijk. In aanmerking genomen dat verdachte in verband met zijn werkzaamheden het niet goed zonder rijbewijs kan stellen, maar dat verdachte ook van verdere recidive dient te worden weerhouden, zal het hof een deel van de rijontzegging voorwaardelijk opleggen. Bovenstaande staat er voorts aan in de weg om - als door verdachte verzocht - verdachte een geheel voorwaardelijke rijontzegging, dan wel een geclausuleerde rijontzegging op te leggen. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar; veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zesendertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van achttien dagen zal worden toegepast; ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van vijftien maanden; beveelt, dat van de bijkomende straf een gedeelte van vijf maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. S.H. Wachter, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier.