Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI7052

Datum uitspraak2009-03-20
Datum gepubliceerd2009-06-09
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers181380 / BZ RK 09-127
Statusgepubliceerd


Indicatie

Betrokkene verblijft al geruime tijd vrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis en geeft blijk van de nodige bereidheid om daar langer te verblijven. Gelet op de gevaarsaspecten is de rechtbank van oordeel dat het te duchten gevaar niet door het vrijwillig verblijf van betrokkene wordt weggenomen. De voorlopige machtiging wordt verleend.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector Familie en Jeugd Zaakgegevens: 181380 / BZ RK 09-127 Datum uitspraak: 20 maart 2009 beschikking Wet Bopz (voorlopige machtiging) in de zaak van de officier van justitie betreffende [X] verblijvende te GGz Nijmegen, Langeberg 4. Het verzoek en de procedure De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, ingekomen op 23 februari 2009, verzocht een voorlopige machtiging te verlenen tot opneming/verblijf van de in de beslissing genoemde betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij het verzoek zijn overgelegd de door de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) voorgeschreven stukken. De rechter heeft op 12 maart 2009 gehoord de betrokkene, de advocaat van de betrokkene mr. W.A. van der Plas-Slot, en de (waarnemer van de) behandelaar de psycholoog [Y]. De beoordeling De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en de door haar verkregen inlichtingen tot de overtuiging gekomen dat: - de betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestvermogens, - die stoornis de betrokkene gevaar doet veroorzaken, - het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend, - de betrokkene weliswaar blijk geeft van de nodige bereidheid in een psychiatrisch ziekenhuis te verblijven, maar dat dit onvoldoende is om het gevaar weg te nemen. Betrokkene lijdt al lange tijd aan schizofrenie met hardnekkige wanen. Betrokkene verblijft thans vrijwillig in de instelling en weigert sedert enkele weken medicatie. Hij ontkent ziek te zijn. Het gevaar bestaat uit zelfverwaarlozing als gevolg van gebrekkige hygiëne en vervuiling, daarnaast is er brandgevaar door de combinatie van roken en overvulling van zijn kamer. Tevens is er sprake van een agressieve dreiging naar het behandelteam indien betrokkene wordt aangesproken op zijn dag- en nachtritme, het opruimen van zijn kamer en bij pogingen hem te motiveren voor medicatie. Indien betrokkene zou vertrekken uit de instelling bestaat gevaar voor maatschappelijke teloorgang, omdat betrokkene nergens naar toe kan. Door en namens betrokkene is ter zitting gesteld dat de RM afgewezen moet worden, omdat hij vrijwillig in de instelling verblijft. De rechtbank volgt deze redenering niet, onder verwijzing naar HR 6 december 2002, LJN AF0220, BJ 2003,1 en de daarin opgenomen conclusie van de AG. De rechtbank is van oordeel dat het systeem van de Wet Bopz behelst dat voor opneming in een psychiatrisch ziekenhuis van iemand die daar niet vrijwillig wil verblijven een rechterlijke machtiging noodzakelijk is, maar dat het omgekeerde, dat de rechter geen rechterlijke machtiging zou mogen verlenen zodra de patiënt blijk geeft van zijn bereidheid tot opneming en verblijf, niet opgaat. Het gaat er om of het te duchten gevaar kan worden weggenomen door de vrijwillige opname van betrokkene. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is. Ter zitting is gebleken dat het behandelteam in de aanloop naar deze zitting betrokkene zoveel mogelijk zijn zin heeft gegeven om escalatie en incidenten met agressieve dreiging te vermijden, maar dat op deze voet niet kan worden doorgegaan. Gelet hierop en gelet op de overige hiervoor genoemde gevaarsaspecten is de rechtbank van oordeel dat het te duchten gevaar niet door het vrijwillig verblijf van betrokkene wordt weggenomen. Op grond van de toepasselijke bepalingen van de Wet Bopz wordt daarom als volgt beslist. De beslissing De rechtbank verleent een voorlopige machtiging om: [X], geboren op [geboortedatum], verblijfadres: GGz Nijmegen, Langeberg 4, in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en/of te doen verblijven voor een periode van zes maanden. Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn, in tegenwoordigheid van C.W. Coljee als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2009