Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI7087

Datum uitspraak2009-09-08
Datum gepubliceerd2009-09-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/00063 B
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beklag. HR verklaart klager n-o.


Conclusie anoniem

Nr. 08/00063 B Mr. Knigge Zitting: 2 juni 2009 Conclusie inzake: [Klager] 1. De (Raadkamer in de) Rechtbank te Amsterdam heeft bij beschikking van 29 mei 2007 het door klager ingediende beklag, strekkende tot teruggave aan hem van een auto, merk BMW met kenteken [AA-00-BB], ongegrond verklaard. 2. Namens klager heeft mr. H.J. Borghuis, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. 3. Op 12 februari 2008 is de aanzegging aan betrokkene betekend. Dat brengt met zich dat de in art. 447 lid 5 Sv gestelde termijn om een schriftuur in te dienen, afliep op 13 maart 2008. Eerst op 31 maart 2008 is een schriftuur ingediend, zodat klager niet in het beroep kan worden ontvangen. Dat in het begeleidend schrijven wordt gewezen op een eerder ingezonden schriftuur d.d. 26 februari 2008 kan daaraan niets afdoen, nu deze niet bij de Hoge Raad is binnengekomen en niet is gesteld, laat staan aangetoond, dat de schriftuur aangetekend is verzonden en de indiener van het middel kennelijk ook niet de moeite heeft genomen om tijdig om een ontvangstbevestiging te vragen. Vergelijk HR 18 november 2003, NJ 2004, 178. 4. Nu klager niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 447 lid 5 Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen. 5. Deze conclusie strekt ertoe klager niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde cassatieberoep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG


Uitspraak

8 september 2009 Strafkamer Nr. 08/00063 Hoge Raad der Nederlanden Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 29 mei 2007, nummer RK 07/716, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door: [Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande. 1. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze is een schriftuur ingediend. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep. 2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep 2.1. De in art. 447, derde lid, Sv bedoelde aanzegging is op 12 februari 2008 op rechtsgeldige wijze aan de klager uitgereikt. Bij brief van 28 maart 2008 heeft mr. H.J. Borghuis, advocaat te Amsterdam, een kopie van een brief van 26 februari 2008 met als bijlage een cassatieschriftuur aan de Hoge Raad gezonden. In de brief van 28 maart 2008 deelt mr. Borghuis mede dat hem uit telefonische navraag bij de afdeling strafzaken is gebleken dat deze stukken niet in het bezit van de Hoge Raad zijn, terwijl ze op 26 februari 2008, derhalve binnen de termijn, verzonden zijn. Mr. Borghuis verzoekt de Hoge Raad de schriftuur toe te laten en de zaak alsnog in behandeling te nemen. 2.2. De termijn van een maand, zoals vermeld in het vijfde lid van art. 447 Sv, vangt aan op het tijdstip dat de aanzegging aan de klager is betekend. Op straffe van niet-ontvankelijkheid is de klager verplicht binnen die termijn door een raadsman een schriftuur met middelen van cassatie te doen indienen. Daaruit volgt dat de raadsman ervoor dient zorg te dragen dat de schriftuur vóór afloop van deze termijn haar bestemming bereikt, wil de klager ontvankelijk zijn in het cassatieberoep. Van deze plicht kan de raadsman zich op verscheidene wijzen kwijten. De raadsman die bijvoorbeeld een poststuk niet aangetekend of niet (tevens) per fax verstuurt of zich niet tijdig ervan vergewist dat het stuk is aangekomen, draagt behoudens bijzondere omstandigheden het risico dat het stuk niet, of niet binnen de gestelde termijn is aangekomen (vgl. HR 18 november 2003, LJN AN8293, NJ 2004, 178). Hetgeen mr. Borghuis heeft aangevoerd levert zodanige bijzondere omstandigheden niet op. 2.3. Nu de klager niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 447, vijfde lid, Sv, zodat de klager in het beroep niet kan worden ontvangen. 3. Beslissing De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep. Deze beschikking is gegeven door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2009.