Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI7212

Datum uitspraak2009-05-25
Datum gepubliceerd2009-06-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-003615-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en diefstal van elektriciteit aangezien het hof de lezing dat verdachte een katvanger zou zijn - en niet de kweker en de dief van de elektriciteit - aannemelijk acht. Het hof is van oordeel dat sprake is van een verzuim ten aanzien van het binnentreden van een woning hetgeen in het geval verdachte niet zou zijn vrijgesproken, zou hebben geleid tot strafvermindering.


Uitspraak

Sector strafrecht Parketnummer: 21-003615-08 Uitspraak d.d.: 25 mei 2009 TEGENSPRAAK PROMIS Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem van 25 augustus 2008 in de strafzaak tegen [verdachte]. Het hoger beroep De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 9 februari 2009 en 11 mei 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. In eerste aanleg heeft de officier van justitie bepleit het tenlastegelegde bewezen te verklaren en een werkstraf van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis gevorderd. Het hof voorts kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal is net zoals de officier van justitie van mening dat het tenlastegelegde bewezen kan worden en heeft een werkstraf van 140 uren met aftrek van 4 uren gevorderd te vervangen door 70 dagen hechtenis met aftrek van 2 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr C.D.A.J. Majoie, naar voren is gebracht. De raadsman van verdachte, mr Majoie, heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep de vrijspraak van verdachte bepleit. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen. De tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1) hij in of omstreeks de periode van 01 december 2006 tot en met 27 februari 2007, in elk geval in of omstreeks het jaar 2006 en/of het jaar 2007, te Arnhem (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 714 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; 2) hij in of omstreeks de periode van 01 december 2006 tot en met 27 februari 2007, in elk geval in of omstreeks het jaar 2006 en/of het jaar 2007, te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte. Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Verdachte is tenlastegelegd het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en diefstal van elektriciteit. Uit het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat op dinsdag 27 februari 2007 een melding is binnengekomen bij de politie dat sprake was van een stroomstoring bij het perceel op [adres 2] te Arnhem. De stroomtoevoer van dit perceel werd geregeld in de meterkast van het perceel op [adres 1]. De politie is ter plaatse gegaan en heeft bij het binnentreden van de woning op [adres 1] vastgesteld dat stroom illegaal is afgetapt en heeft een hennepkwekerij aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij op 27 februari 2007 van de centralist van de centrale meldkamer Gelderland-Midden opdracht kreeg om naar [adres 1] te Arnhem te gaan alwaar een hennepplantage was ontdekt. Hij heeft verklaard dat hij zag dat de zegel van de meterkast van het [adres 2] was verbroken en diverse stroomleidingen buiten de meterkast liepen. Voorts heeft hij verklaard dat hem ambtshalve bekend is dat voor een succesvolle binnenkweek van hennep veel stroom nodig is en dat men vaak illegaal stroom afneemt. Op grond hiervan hebben verbalisanten de woning betreden en is een werkende hennepkwekerij aangetroffen (1). Het hof merkt op dat uit dit proces-verbaal niet duidelijk wordt wie als eerste de woning heeft betreden. Gezien de melding van de centrale meldkamer was al bekend dat sprake was van een hennepkwekerij. Voorts wordt niet vermeld met welke collega de heer [verbalisant 1] was. Verder blijkt niet of op een machtiging tot binnentreden van de woning is gewacht. In een aanvullend proces-verbaal heeft verbalisant [verbalisant 2] op 31 januari 2008 verklaard dat hij op 27 februari 2007 een melding heeft gekregen dat er een stroomstoring was bij het perceel op [adres 2]. Om kortsluiting of brand te voorkomen heeft hij aangebeld bij het perceel op [adres 1]. Aangezien niet werd gereageerd, heeft hij op grond van artikel 2 van de Politiewet de toegangsdeur geopend en is naar de groepenkast gelopen op de eerste verdieping. Daar bleek dat de elektriciteit was aangepast op onprofessionele wijze. Tevens rook hij een zeer sterke henneplucht. Op grond van artikel 9 van de Opiumwet heeft hij vervolgens het pand betreden. Op de eerste verdieping werd een hennepkwekerij aangetroffen (2). Het hof merkt op dat dit proces-verbaal bijna een jaar na het delict is opgemaakt. Voorts is opvallend dat verbalisant [verbalisant 1] in zijn eerdere proces-verbaal niet heeft verklaard over het voorkomen van kortsluiting of brand en het binnentreden op grond artikel 2 van de Politiewet. In het verhoor bij de rechter-commissaris op 29 mei 2008 heeft verbalisant [verbalisant 2] verklaard dat hij zich niets van deze zaak kan herinneren en dat hij zich heeft moeten inlezen. Vervolgens heeft [verbalisant 2] verklaard dat hij destijds een proces-verbaal heeft opgemaakt omdat zijn collega [verbalisant 1] dat aan hem heeft gevraagd. Voorts heeft hij verklaard dat hij als eerste naar binnen is gegaan samen met collega [verbalisant 1]. [Verbalisant 2] heeft bij de rechter-commissaris wederom aangeven dat zij binnengetreden zijn op grond van artikel 2 van de Politiewet. In de woning hebben zij gebeld en gezorgd voor een bevel tot binnentreden. Op de mededeling dat zijn naam verder niet voorkomt in het dossier heeft [verbalisant 2] aangegeven dat dit waarschijnlijk gewoon is vergeten (3). Het hof acht het merkwaardig dat verbalisant [verbalisant 2] zich niets meer kan herinneren van deze zaak. Het hof merkt op dat pas na het binnentreden getracht is een bevel te regelen. Verbalisant [verbalisant 1] heeft bij de rechter-commissaris op 4 juni 2008 verklaard dat collega’s van de noodsurveillance als eerste ter plaatse waren en dat hij, verbalisant van de afdeling drugs, vervolgens is ingeschakeld. De noodsurveillance had aangebeld en de deur geforceerd omdat er niet werd opengedaan en omdat zij bang waren voor brand. [Verbalisant 2] was de collega van de noodsurveillance die als eerste ter plaatse was. [Verbalisant 1] heeft verder verklaard dat het niet waar is dat hij opdracht kreeg van de centrale om naar het pand op [adres 2] te gaan en dat hij daar werd aangesproken door de NUON monteur. De collega’s [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zijn aangesproken door de NUON monteur (4). Het hof merkt op dat [verbalisant 1] in het verhoor bij de rechter-commissaris zijn verklaring opgenomen in het proces-verbaal d.d. 21 maart 2007 wijzigt, in die zin dat niet hij opdracht kreeg van de centrale, maar zijn collega’s. Voorts merkt het hof op dat verbalisant mw. [verbalisant 3] niet eerder genoemd is in het dossier en dat dit niet overeen komt met de verklaring van [verbalisant 2] bij de rechter-commissaris. De dienstdoende monteur heeft bij de rechter-commissaris op 21 mei 2008 verklaard dat twee politiemannen, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 4], na zijn melding ter plaatse zijn gekomen. Zij hebben de deur op het perceel aan [adres 1] geopend en hij heeft gezorgd dat de buren weer stroom hadden. Voorts heeft de monteur aangegeven dat van tevoren niet gesproken is over kortsluiting of brand. Achteraf gezien had kortsluiting of brand kunnen ontstaan en was sprake van een gevaarlijke situatie. Dit was echter niet de reden van het binnentreden, dat was om de mensen van het perceel op [adres 2] weer van stroom te voorzien (5). Het hof merkt op dat de verklaring van de monteur niet overeen komt met de verklaring van [verbalisant 1] bij de rechter-commissaris en de verklaringen van [verbalisant 2]. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat beide feiten bewezen kunnen worden verklaard. Hij heeft daartoe gesteld dat verdachte de huurder was van het pand op [adres 1]. Na verhoor van verdachte heeft verdachte tevens bekend dat de hennepkwekerij van hem was en dat hij geld heeft gegenereerd uit de oogst van de kwekerij. Wat betreft het binnentreden van de woning verwijst het Openbaar Ministerie naar artikel 2 van de Politiewet en artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden. Artikel 2 van de Politiewet bepaalt: “De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.” Artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden bepaalt, voor zover van belang: “Voor het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging is vereist. Een schriftelijke machtiging is niet vereist, indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden.” Mr Majoie stelt zich op het standpunt dat geen machtiging tot binnentreden van de woning aanwezig was en het bewijs derhalve onrechtmatig is verkregen en bewijsuitsluiting dient te volgen hetgeen tot vrijspraak van beide feiten zou moeten leiden. Voorts stelt mr Majoie dat verdachte is gebruikt als katvanger en daarom hij niet de persoon is die gedagvaard zou moeten worden. Oordeel hof Het hof stelt vast dat geen machtiging tot binnentreden is afgegeven en de verbalisanten hierop niet hebben gewacht. Het hof is van oordeel dat ten tijde van het binnentreden geen sprake was van een noodsituatie als bedoeld in artikel 2 lid 3 van de Algemene wet op het binnentreden. Een toestand van nood blijkt niet uit de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 21 maart 2007 en het blijkt ook niet uit de verklaring van de dienstdoende monteur bij de rechter-commissaris die heeft aangegeven dat niet is gesproken over kortsluiting of brandgevaar. Er is binnengetreden in het perceel van [adres 1] om te zorgen dat de buren weer stroom hadden. Dit is niet een dusdanige situatie waarbij zonder toestemming of zonder machtiging een woning kan worden binnengetreden. De verklaring van [verbalisant 2] dat hij is binnengetreden op grond van artikel 2 van de Politiewet om kortsluiting of brand te voorkomen, acht het hof niet aannemelijk. [Verbalisant 2] verklaart hierover pas een jaar na het delict, hij kan zich bij de rechter-commissaris in eerste instantie niets meer herinneren van de zaak en geeft aan dat hij met [verbalisant 1] naar binnen is getreden, terwijl [verbalisant 1] aangeeft dat het een andere collega betrof. Voorts verklaart [verbalisant 2] dat hij al binnen was in de woning, en dat hij vervolgens heeft getracht een machtiging te regelen. De heer [verbalisant 1] verandert zijn verklaring en geeft bij de rechter-commissaris eveneens aan dat is binnengetreden op grond van de Politiewet en zegt dat hetgeen hij eerder heeft opgenomen in zijn proces-verbaal van 21 maart 2007 niet juist is. Het hof acht het onaanvaardbaar dat op zo lichtvoetige wijze in een proces-verbaal wordt verantwoord (of niet verantwoord) hoe met ingrijpende dwangmiddelen wordt omgesprongen. Het hof begrijpt ondanks de gebrekkige vastlegging, dat de politie in het pand [adres 1] te Arnhem is binnengetreden nadat de bewoners van [adres 2] hadden gemeld, dat hun stroomvoorziening was gestoord, en de monteur van de NUON had vastgesteld, dat de oorzaak van de storing was gelegen in het aangrenzende pand [adres 1]. Die melding levert nog geen ernstig en onmiddellijk gevaar op als bedoeld in art. 2 van de Algemene wet op het binnentreden, zodat een machtiging vereist was. Volledigheidshalve voegt het hof daaraan toe, dat er wel vrees is geweest voor kortsluiting en brand, maar die is pas aan de orde geweest, toen de politie al binnen was. Niettemin kan men er begrip voor opbrengen, dat de politiemensen aan het opheffen van de storing, die voor een gezin natuurlijk buitengewoon lastig kan zijn (verlichting, koelkast, wekkerradio), prioriteit toekenden zonder zich te bekreunen over de vraag naar de legitimatie van hun optreden. Kennelijk beseften de opsporingsambtenaren pas toen ze een hennepkwekerij aantroffen, dat zij een machtiging hadden moeten aanvragen. Het is niet twijfelachtig, dat in die situatie een (hulp-)officier van justitie zonder lang aarzelen een dergelijke machtiging zou hebben verleend. In zoverre acht het hof de overschrijding van de bevoegdheid niet van zeer grote ernst. Bovendien is het hof van oordeel, dat verdachte weliswaar de huurder van de woning was, maar er feitelijk in het geheel niet woonde; het pand werd kennelijk louter gebruikt als bedrijfspand (voor het kweken van hennep). De schending van verdachtes rechten is dan ook van beperkte ernst. De verwijtbaarheid van het (onherstelbare) verzuim en de zwaarte van de belangen die geschonden zijn afwegend, komt het hof tot het oordeel, dat bewijsuitsluiting niet de geboden reactie zou zijn; een bescheiden strafverlaging zou veel meer passend zijn. Echter, de verdediging heeft aangevoerd, dat verdachte helemaal niet de kweker was (en, zo begrijpt het hof, ook niet de dief van de elektriciteit); hij zou louter een katvanger zijn geweest. Die mogelijkheid acht het hof volkomen aannemelijk. Dat zou met zich brengen, dat van zelfstandig daderschap niet kan worden gesproken. Nu medeplegen niet is tenlastegelegd, zal het hof het betoog van de raadsman volgen, en verdachte van het tenlastegelegde vrijspreken. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht: Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Aldus gewezen door mr E. van der Herberg, voorzitter, mr J.M.J. Denie en mr M. Kuijer, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr S.M.A. Lestrade, griffier, en op 25 mei 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr M. Kuijer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0700/07-031055, gesloten en getekend op 21 maart 2007 door [verbalisant 1], hoofdagent district Arnhem Veluwezoom, Unit Noord, Verdovende middelen. 2 Het in de wettelijke vorm opgemaakte aanvullend proces-verbaal, gesloten en getekend op 31 januari 2008 door [verbalisant 2], hoofdagent District Arnhem Veluwezoom, Unit Noord, Politieregio Gelderland Midden. 3 Het proces-verbaal van verhoor van [verbalisant 2] d.d. 29 mei 2008 opgemaakt door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Arnhem. 4 Het proces-verbaal van verhoor van [verbalisant 1] d.d. 4 juni 2008 opgemaakt door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Arnhem. 5 Het proces-verbaal van verhoor van [dienstdoende monteur] d.d. 21 mei 2008 opgemaakt door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Arnhem.