Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI7232

Datum uitspraak2009-06-10
Datum gepubliceerd2009-06-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805121/1/M2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 mei 2008 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Ossfloor Tapijtfabrieken B.V." (hierna: Ossfloor) een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een tapijtfabriek gelegen aan de Kantsingel 15 te Oss. Dit besluit is op 28 mei 2008 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200805121/1/M2. Datum uitspraak: 10 juni 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Oss, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 mei 2008 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Ossfloor Tapijtfabrieken B.V." (hierna: Ossfloor) een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een tapijtfabriek gelegen aan de Kantsingel 15 te Oss. Dit besluit is op 28 mei 2008 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juli 2008, beroep ingesteld. Het college van burgemeester en wethouders van Oss (hierna: het college) heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 april 2009, waar [appellanten], beiden in persoon, en het college, vertegenwoordigd door B.G.A. Velthausz, ing. R.W.M. Jansen en ing. R.H.R. Slangen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Ossfloor, vertegenwoordigd door ir. J.C.W. Nieuwland en J. Eekhof, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Op 1 januari 2007 zijn de wet van 5 juli 2006, houdende wijziging van de Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase, Stb. 350) en het Besluit geluidhinder in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wet en dit besluit doorgevoerde wijzigingen van toepassing zijn op het geding. 2.2. Voor de onderhavige inrichting is eerder bij besluit van 17 oktober 2000 een revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend. De bij het bestreden besluit verleende veranderingsvergunning heeft betrekking op een aantal wijzigingen van de in de inrichting aanwezige geluidbronnen. Hierbij heeft het college de voor de inrichting geldende geluidvoorschriften behorende bij voornoemde revisievergunning ingetrokken en in plaats daarvan andere geluidvoorschriften in de vergunning opgenomen. 2.3. [appellanten] betogen dat de gestelde geluidgrenswaarden niet toereikend zijn. Zij voeren aan dat de voorgeschreven geluidreducerende maatregelen niet voldoende zijn omdat de zonegrenswaarde reeds wordt overschreden en de inrichting van vergunninghoudster een bijdrage levert aan de geluidbelasting op de zonegrens. 2.3.1. De inrichting ligt op het krachtens de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein "Moleind, Landweer en Danenhoef" te Oss. Rondom dit terrein is een zone vastgesteld waarbuiten de geluidbelasting vanwege het industrieterrein niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). 2.3.2. Ingevolge 8.8, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer - voor zover hier van belang - neemt het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval in acht de voor de onderdelen van het milieu, waarvoor de inrichting gevolgen kan hebben, geldende grenswaarden, voor zover de verplichting tot het in acht nemen daarvan voortvloeit uit de artikelen 53 en 66 van de Wet geluidhinder. Ingevolge artikel 8.10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer wordt de vergunning in ieder geval geweigerd indien verlening daarvan niet in overeenstemming zou zijn met hetgeen overeenkomstig artikel 8.8, derde lid, van de Wet milieubeheer door het bevoegd gezag in acht moet worden genomen. Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Wet geluidhinder mag buiten een bestaande zone de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan. Ingevolge artikel 66 van de Wet geluidhinder - voor zover hier van belang - kan het bevoegd gezag onverminderd artikel 65 van de Wet geluidhinder bij de toepassing van artikel 8.8, derde lid, van de Wet milieubeheer besluiten tot afwijking van artikel 53 van de Wet geluidhinder. 2.3.3. In de voorschriften 1.1.1, 1.1.2 en 1.1.3 zijn, voor zover hier van belang, voor een aantal controlepunten grenswaarden gesteld voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau. In een door KWA Bedrijfsadviseurs B.V. verricht akoestisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 14 januari 2008 (hierna: het geluidrapport), is de geluidbelasting berekend die de inrichting zal veroorzaken. Ter controle of de zonegrenswaarden in acht zijn genomen is door Cauberg-Huygen raadgevende ingenieurs B.V. op 31 januari 2008 een zonetoets (hierna: de zonetoets) uitgevoerd. 2.3.4. Uit het geluidrapport en uit de zonetoets blijkt dat de in acht te nemen zonegrenswaarde op een aantal zonebewakingspunten wordt overschreden. Het college heeft deze zonegrenswaarde bij het bestreden besluit niet in acht genomen. Van de mogelijkheid om op grond van het bepaalde in artikel 66 van de Wet geluidhinder af te wijken van de in artikel 53 van die wet genoemde zonegrenswaarde is geen gebruik gemaakt. Nu in artikel 8.8, derde lid, onder a, van de Wet milieubeheer de grenswaarde van artikel 53 van de Wet geluidhinder is genoemd, mag een overschrijding van deze geluidgrenswaarde, zoals thans het geval is, niet worden toegestaan. Het bestreden besluit verdraagt zich derhalve niet met artikel 8.10 van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 8.8, derde lid, van die wet. 2.4. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De overige beroepsgronden hoeven geen bespreking. 2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oss van 27 mei 2008, kenmerk 32821; III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oss tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 354,73 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro en drieënzeventig cent); het dient door de gemeente Oss aan [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; IV. gelast dat de gemeente Oss aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd en drs. H. Borstlap, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen w.g. Zegveld voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2009 43-584.